Israëliet, Edomiet, Moabiet
In een commentaar op Prediker (Qohelet Rabba, 8e eeuw?) staat een mooi verhaal als uitleg bij Prediker 11:1, 'Werp uw brood uit over het water, want na vele dagen zult u het vinden.'
Rabbi Eleazar Ben Shamua wandelde langs de kust en zag een schipbreukeling aanspoelen, naakt. De man sprak Israëlieten aan: ‘Ik ben een nakomeling van Ezau, uw broeder; geef mij een gewaad waarmee ik me bedekken kan, want ik ben bij een schipbreuk alles kwijtgeraakt.’ Zij antwoordden: ‘Moge het heel je volk zo vergaan!’ Maar rabbi Eleazar gaf direct een van zijn kledingstukken en ook eten en drinken en ook 200 dinari en hij hielp hem op weg naar huis.
De man werd later keizer en beval de mannen in Israël te doden en de vrouwen als buit te nemen. Rabbi Eleazar werd gevraagd voorspraak te gaan doen. Hij kreeg 4000 dinari mee - een regering doet immers niets voor niets. Hij meldde zich bij de nieuwe keizer en kreeg audiëntie.
Zodra de keizer de rabbi zag knielde hij voor hem en vroeg: ‘Wat is uw verzoek?’ - ‘Dat uw bevel over ons land niet uitgevoerd zal worden.’
De keizer: ‘Klopt het dat in de Tora geen leugen staat?’ - ‘Dat klopt!’ - ‘Staat er niet dat de Ammonieten en Moabieten niet in de gemeente van de Eeuwige mogen komen? En waarom? Omdat ze geen brood en water wilden geven. En staat er niet: ‘Verafschuw de Edomiet niet, want hij is uw broeder’? Ben ik niet een nakomeling van Edom (=Ezau)? Maar de Israëlieten hebben mij verafschuwd! Zij hebben de dood verdiend.’ Rabbi Eleazar antwoordde: ‘Ze zijn schuldig, maar vergeef hen, erbarm u!’
De keizer: ‘U weet dat de regering niets voor niets doet...’ Eleazar: ‘Ik heb 4000 dinari bij me.’ De keizer: ‘Die schenk ik u voor de 200 die u mij gaf. Het land schenk ik u vanwege het eten en drinken dat u mij gaf. Ga naar mijn schatkamer, zoek 7 gewaden uit. En ga in vrede naar uw volk, dat ik om uwentwil vergeef.’
Hierop is de spreuk van toepassing.
Het verhaal is een sprekende toepassing van de tekst. Wat ‘weggegooid geld’ lijkt, kun je ooit in een veelvoud terugkrijgen. Een (extra) reden om mild te geven.
Het verhaal zegt meer. Het leert ook dat je je vijand niet mag haten en verafschuwen. Hierbij moet je bedenken dat Ezau/Edom in het Jodendom kwam te staan voor de Romeinen, en naderhand voor de christenen. Maar dan moet je eraan denken dat de Tora je verbiedt hen slecht te behandelen! Doe je dat wel, dan ben jij zelf als de Ammonieten en Moabieten, en maak jij je het zware oordeel over hen waardig!
Hiermee is het een sprekend voorbeeld van zelfkritiek, een sterk verhaal, ook voor onze dagen - voor Israël, maar voor ons niet minder. Wat doe je met ‘de Edomiet’ die jouw hulp nodig heeft? Handel je als een ware Israëliet, naar de Tora? of ben je zelf erger dan de Edomiet?
Uit Deuteronomium 23
3 Een Ammoniet of Moabiet mag niet in de gemeente van de HEERE komen; ... 4 vanwege het feit dat zij u onderweg niet met brood en water tegemoetgekomen zijn toen u uit Egypte wegtrok; ... 6 U mag de vrede en het goede voor hen niet zoeken, al uw dagen, tot in eeuwigheid.
7 U mag van de Edomiet geen afschuw hebben, want hij is uw broeder.
Aart Brons
Verbonden jrg. 61 nr. 1 (jan. 2017)
www.kerkenisrael.nl/verbonden