Hier ziet u hoe de pagina er ongeveer uit komt te zien als u die afdrukt.
Plaatjes en enkele andere elementen worden niet weergegeven.
Dit gedeelte (met rode achtergrond) wordt niet geprint.
De uiteindelijke afdruk kan een andere regellengte hebben.


normale weergave

print deze pagina


Waar komt de christelijke doop vandaan?

Waar komt de christelijke doop vandaan?


In de kerkgeschiedenis is er heel wat gedacht en gedebatteerd over de doop. Discussie over kinderdoop of volwassendoop heeft ons altijd vergezeld. Graag zou ik op een ander aspect van de doop willen wijzen. Wat is de achtergrond en oorsprong van de doop toen Jezus die aan zijn discipelen opdroeg?


Heeft de Heere Jezus niet gewoon iets heel nieuws bedacht en gegeven? Of, de andere mogelijkheid: heeft Hij de doop gegeven in de plaats van iets dat eerder al bestond maar nu zou vervallen of vervangen zou zijn, concreet: dat de besnijdenis vervangen werd door de doop? Uit de woorden van Jezus is niet af te leiden dat Hij die doop instelde als vervanging van de besnijdenis. Het is goed om ons te realiseren dat er al een dooppraktijk bestond in de tijd van Jezus. Net zoals het avondmaal niet uit het niets ons door Christus werd gegeven, zo ook niet de doop.

Wat dan wel?

Ik heb me heel lang afgevraagd - en erover verbaasd - dat Hij terloops net voor zijn hemelvaart het doopbevel gaf. Had Hij dat niet eerder en duidelijker moeten uitleggen aan zijn discipelen!? Aangezien Hij zonder verdere uitleg of verwijzing de doop instelt, kan daaruit indirect worden afgeleid dat de discipelen op zijn minst iets moeten hebben kunnen bedenken bij het woord doop. Uiteraard hebben ze geweten van de doop door Johannes de Doper. Zou dat de achtergrond zijn van de instelling van de doop door Jezus?

Er is nog een andere mogelijkheid. De doop van Johannes de Doper was een doop door en voor het volk Israël. Johannes was op een bepaalde wijze gelinkt aan de godsdienstige praktijken in Jeruzalem. We kunnen aannemen dat zijn dopelingen allemaal of bijna allemaal Joden waren, maar er kwamen ook (Romeinse) soldaten naar hem toe (Lukas 3:14). Zo niet de dopelingen die Jezus op het oog heeft. Zoals Mattheüs 28:19 zegt moeten de discipelen de volken gaan dopen. Dat dopen van de volken in plaats van enkelingen is de achtergrond om aan te denken als het gaat over de herkomst van de christelijke doop.

Gelovigen uit de volken

Sinds de Babylonische ballingschap kwam het voor dat heidenen, mensen uit andere volken, toetraden tot het jodendom. Beter gezegd: toetraden tot de God van Israël en hen die God willen dienen en liefhebben. Zij werden Godvrezenden genoemd. In de evangeliën en Handelingen komen we ze o.a. tegen als Romeinse centurio's en Lydia.

We kunnen ons goed voorstellen dat dat voor de voorlopers van de rabbijnen heel wat discussie opleverde. Hoe moet je die gelovigen beschouwen!? Onder welke voorwaarden kunnen ze toetreden!? Ook toen al waren er onder de Joodse leiders rekkelijken en preciezen bij de toepassing van de regels met betrekking tot de toetreding. In de praktijk bleek de verscheidenheid. Er waren immers Godvrezenden die helemaal Jood werden; die worden proselieten genoemd. Anderen, waarschijnlijk de meesten, wilden wel de God van Israël dienen maar wilden niet overgaan naar het jodendom. Laatstgenoemden vreesden, dienden en vereerden wel God maar werden geen Jood. Er lag voor de overgang naar het jodendom een hoge drempel, met name die van de besnijdenis, de sabbatsviering en de voedselwetten.

Voor de gelovigen uit de volken die bij de toetreding gedoopt werden, Jood of niet, was de doop het symbool van reiniging en vergeving van zonden. De Godvrezenden die geen Jood werden lieten zich niet besnijden, en verplichtten zich niet tot het houden van de voedselwetten en de sabbat. Zij werden volgens Strack-Billerbeck in zijn Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrash (Band II, blz. 716-723) Halbproselyten genoemd. In het Nederlands zouden we hen semi-proselieten kunnen noemen. Met de komst van Christus werden ook deze semi-proselieten, de Godvrezenden uit de volken, gedoopt.

Ik doe hierbij een suggestie. De Joodse regels waren strikt en duidelijk: alleen proselieten werden volgens de rabbinale regels gedoopt. In de praktijk kroop het bloed echter waar het niet gaan kon. Ik maak de parallel met onze kerkelijke situatie. In de kerk is het duidelijk dat alleen door gewijde geestelijken of bevestigde ambtsdragers mensen worden gedoopt. Maar we weten dat er ook buiten die regels om mensen worden gedoopt. Een lastige vraag is altijd: moet je die doop wel of niet als geldig beschouwen? Zo was er wellicht ook een schemergebied binnen het Jodendom. Rondom de doop door Johannes de Doper en door anderen. En net zoals in de kerk die parakerkelijke dopen niet worden geregistreerd, werden ze ook in het Jodendom niet gedocumenteerd. Maar zoals gezegd: dit is een suggestie van mijn kant.

Specifieke invulling door Christus

Naar mijn inzicht was dit wel het perspectief van Jezus toen Hij de doop instelde. De discipelen moeten namelijk heengaan naar de volken! Het hoefde hun niet nader toegelicht te worden want zij wisten van een bestaande dooppraktijk. Namelijk van het dopen van de gelovigen uit de volken.

Een doop die aanvankelijk plaatsvond bij of in een synagoge. In ieder geval als het proselieten betrof. Dat was een doop in het mikweh, het joodse reinigingsbad, het bad der wedergeboorte. Dat is het belangrijke gezichtspunt van dit artikel: gelovigen uit de volken werden al eeuwenlang gedoopt! Christus sloot daarbij aan. En wat Hem betreft mochten Godvrezenden die geen Jood waren geworden de doop ontvangen.

De dooppraktijk op zich was dus bij de discipelen bekend en zij zetten die voort. Maar Christus gaf hun een formule die voortaan bij de doop moest worden gebruikt. Dat is de specifieke invulling van de doop voor christenen. Het is de doopformule die terecht katholiek-christelijk is geworden: je wordt gedoopt in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Deze formule is in Mattheüs 28:19 te boek gesteld en ons in de Bijbel gegeven. Al was de dooppraktijk hun bekend, de discipelen zullen niet gelijk de door Christus gegeven invulling begrepen hebben. Na Pinksteren gingen de discipelen verstaan wat de christelijke doop in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest inhoudt.

Voor Israël..., voor christenen...

Het wekt misverstand om te zeggen dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen. De besnijdenis is en blijft het teken van Gods verbond voor Israël, ook voor Joden die in Christus zijn gaan geloven en gedoopt worden. Voor de christenen uit alle andere volken is alleen het teken van de doop het door God gegeven teken, ingevuld door Christus. Wij respecteren dat het verbond aan Israël is gegeven.

We mogen in dat verbond naderbij komen zoals Paulus in Efeze 2 beschrijft, en door Christus bij dat verbond behoren. Het ene verbond, met weliswaar twee onderscheiden tekenen. Wij worden niet middels de doop linea recta bij Israël ingelijfd, wij zijn bij Christus ingelijfd en op die wijze ingevoegd in het domein van Gods verkiezende liefde.

Roeping

Wij, gelovigen uit de volken onderhouden niet alleen de Noachidische geboden voor heel de mensheid, wij zijn immers weggeroepen uit de wereld, met Israël horen wij ook de Tien Woorden uit Gods eigen mond. Ook daarom zijn Israël en de kerk één gemaakt. En zijn wij, gelovigen uit de volken, als Godvrezenden, semi-proselieten gedoopt.

ds. F. Maaijen is hervormd predikant van de Oude Kerk in Zwijndrecht

F. Maaijen
Verbonden jrg. 67 nr. 3 (sep 2023)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden