QUMRAN - oude rollen, nieuwe inzichten?
Het begon allemaal met één klein steentje. Een herder in het woeste bergland ten Noord-Oosten van de Dode Zee gooide dat steentje zomaar in een willekeurige rotsspleet. Hij hoorde scherven rinkelen.
De volgende morgen ging Mohammed ed-Dhib (=de Wolf) eens een kijkje nemen in de bewuste grot. Hij werd zonder meer teleurgesteld, toen hij alleen maar een paar rollen papyrus en stukken leer met vreemde tekens vond. Hij trof geen schat aan in de potten die hij ontdekt had.
Ondertussen had deze Bedoeïen niet door, dat hij een van de meest spectaculaire ontdekkingen had gedaan, die voor de kennis van het Jodendom en voor onze kennis van de Bijbel tot op de dag van vandaag van het grootste belang zijn.
De ware wortels van het christendom?
Onlangs zag ik een documentaire op ‘Discovery Channel’, waarin over het belang van de vondst van de boekrollen in de buurt van de Dode Zee zelfs zeer spectaculaire dingen gezegd werden. Deze boekrollen zouden afkomstig zijn van een christelijke nederzetting; ja, ze zouden ons het ware karakter van het allervroegste christendom duidelijk kunnen maken.
De man die deze bewering deed, dr. R. Eisenmann uit de U.S.A., gaf terecht aan dat alle boeken van het Nieuwe Testament van veel later datum zijn, dan de gevonden boekrollen. De boeken van het Nieuwe Testament zouden daarom ook veel minder betrouwbaar zijn in de weergave van de gedachten van Jezus Christus, dan de bewuste rollen.
Dr. Eisenmann meent te kunnen aantonen, dat de rollen afkomstig zijn van Jacobus, volgens hem de stichter van het oer-christendom. Dit oer-christendom zou veel militanter geweest zijn dan het christendom zoals het in het Nieuwe Testament naar voren komt. Daaruit blijkt volgens Eisenmann, dat het Nieuwe Testament geschreven is in een tijd, dat het christendom zich onder druk van de Romeinse overheid zou zijn gaan aanpassen. Oorspronkelijk was het christelijk geloof, en dus het geloof van Jezus Christus zelf, niet zo vredelievend en meegaand. Het was bovendien helemaal niet Jezus’ bedoeling om zelf als God vereerd te worden. Hij wilde een gemeenschap vormen van mensen die volkomen gehoorzaam aan de wet van God zouden leven, en die zich daarom met hand en tand tegen de Romeinse bezetter zouden verzetten. Dat alles zou blijken uit de gevonden boekrollen.
Het feit, dat veel van de gevonden geschriften nog steeds niet waren uitgegeven, greep dr. Eisenmann aan voor zijn bewering, dat het Vaticaan die uitgave zou tegenhouden. Het Vaticaan zou immers direct al zijn macht verliezen, als de ware aard van het christendom ontdekt zou worden.
Ziedaar een aantal van de spectaculaire beweringen die via ‘Discovery Channel’ de wereld in gingen. Wat moeten we hiervan denken?
De eerste ontdekkingen
Ik wil proberen een paar zaken op een rij te zetten. In 1948 werd een aantal grote boekrollen gevonden in een grot vlakbij de ruïne van Qumran in de buurt van Jericho, aan de Noord-Oostoever van de Dode Zee, waar de Jordaan in de Dode Zee uitmondt. Het heeft vele jaren geduurd, voordat al de gevonden rollen beschikbaar waren voor onderzoek. Bedoeïenen, herders, antiquairs, monniken, wetenschappers, goed- en kwaadwillende tussenpersonen vormen even zo vele schakels die er voor zorgden, dat de langste rol zelfs pas na twintig jaar voor een bedrag van enkele tonnen uit een oude schoenendoos tevoorschijn kon komen.
In de jaren die volgden op de eerste ontdekking zijn er bovendien nog veel vondsten bij gedaan. In 11 verschillende grotten werden oude boekrollen en fragmenten gevonden. In totaal is een dozijn complete boekrollen ontdekt, en daarbij nog tienduizenden, sommigen spreken van meer dan honderdduizend fragmenten, die samen een bibliotheek van meer dan 800 manuscripten hebben gevormd.
De publicatie van de grootste rollen kon in een redelijk tempo plaatsvinden. Het is te begrijpen dat de vele tienduizenden snippers papyrus met een veelal nauwelijks leesbaar handschrift niet snel te publiceren was. Daarbij kwam het eergevoel van de wetenschappers, die behoorlijk zeker wilden zijn van hun invulling van deze legpuzzel, voordat zij tot publicatie overgingen. Zo duurde het soms jaren voordat er weer eens een manuscript openbaar werd gemaakt.
Er zijn nog wel meer redenen en motieven te noemen, waardoor pas zeven jaar geleden een voorlopige publicatie van al het gevonden materiaal plaats vond. Daarna zijn er in versneld tempo studies verschenen, die de fragmenten op een wetenschappelijke manier uitgeven. We kunnen er nu wel van uitgaan, dat de nog niet officieel gepubliceerde snippers geen revolutionaire veranderingen meer zullen teweegbrengen in het beeld dat we inmiddels hebben van de gevonden geschriften.
De gemeenschap van Qumran
Algemeen wordt aangenomen, dat de geschriften die in de grotten gevonden zijn, de bibliotheek hebben gevormd van een gemeenschap die woonde in Qumran. De ruïne waarvandaan men een uitzicht heeft op de Dode Zee, werd aanvankelijk geïdentificeerd als een soort klooster. De opgravingen hebben duidelijk gemaakt, dat er inderdaad een groep mensen nauw samen geleefd heeft; zij hechtten veel waarde aan rituele reinheid. Er zijn opvangbekkens en bassins gevonden, die wijzen op regelmatige wassingen. Grote zalen met veel resten van eetgerei geven aan dat men gewend was samen te eten.
In de gevonden rollen is sprake van een goed georganiseerde gemeenschap, waar inderdaad de tafelgemeenschap een belangrijke rol speelde. Voordat men tot de tafelgemeenschap werd toegelaten, moest aan een groot aantal voorwaarden voldaan zijn. Naast een behoorlijke kennis van de regels van de gemeenschap moest het gedrag daar ook mee in overeenstemming zijn. Een van de voorwaarden was het opgeven van eigen bezit.
Vanwege deze organisatiestructuur spreekt men wel van een sekte, die uiteindelijk gehoorzaam was aan één leider, de leraar der gerechtigheid. Men noemde zichzelf de ‘kinderen van het licht’. Zij hadden zich afgescheiden van de ‘kinderen der duisternis’, om zich niet te hoeven verontreinigen en om zich geheel aan de studie van de wet van God te kunnen wijden.
Een van de bijbelteksten die daarbij wordt aangehaald is Jesaja 40:3, ‘hoor, iemand roept: bereidt in de woestijn de weg des Heren.’ Deze tekst werd zo uitgelegd, dat zij in de woestijn moesten gaan roepen, om zo voor de Here de weg te bereiden. Die weg werd bereid door hun studie van Gods Woord en door daar gehoorzaam aan te zijn. Daarbij werd de tekst dus een beetje anders dan er oorspronkelijk stond. Het ging er niet om, zoals bij Jesaja, een weg in de woestijn te maken voor God, maar om naar de woestijn te gaan om daar op te roepen, de weg voor God te bereiden.
Johannes de Doper
Het moet wel opvallen, dat de tekst uit Jesaja op dezelfde manier wordt uitgelegd in het N.T., om het werk van Johannes de Doper aan te duiden. Johannes was bovendien op dezelfde plaats te vinden, als waar de rollen gevonden zijn: bij de Jordaan in de buurt van haar monding in de Dode Zee. De prediking van Johannes de Doper heeft in veel opzichten gelijkenis met wat de gemeenschap van Qumran voorstond: een radicale gehoorzaamheid aan God en de mogelijkheid van een bekering tot een nieuw leven.
Daarbij is het opmerkelijk, dat Johannes de Doper de mensen ging dopen, als teken van die bekering. Dat proselieten, afkomstig uit de heidenen, gedoopt moesten worden, was al wel bekend. Maar een dergelijke doop voor leden van Gods volk Israël, om aan te geven dat een uiterlijk toebehoren aan het verbondsvolk niet voldoende was, dat was revolutionair.
Toch blijkt nu uit de geschriften van Qumran, dat iets dergelijks daar ook werd gepraktiseerd. Men beschouwde zichzelf als het ware Israël. Voordat men tot de gemeenschap van de kinderen des lichts, het ware godsvolk Israël, werd toegelaten was ook een periode van bekering nodig. Dit ging tevens gepaard met een vorm van dopen.
Het is te begrijpen, dat een verband tussen Johannes de Doper en de sekte van Qumran regelmatig gelegd wordt. Een enkeling beweert zelfs, dat de gemeenschap van Qumran in feite een oerchristelijke sekte geweest zou zijn, zoals b.v. de hierboven genoemde dr. Eisenmann.
Geen christelijke sekte
Toch is een simpele vereenzelviging van de Qumran-gemeenschap met een vorm van het (oer)christendom uitgesloten. De gevonden rollen zijn namelijk zeker ouder dan de eerste eeuw na Christus. Verfijnde toepassing van de C14-methode in 1990 en in 1994 op een aantal fragmenten heeft de datering bevestigd, die op grond van de vorm van de letters was vastgesteld. De meeste geschriften stammen uit de tweede helft van de tweede eeuw en de eerste helft van de eerste eeuw voor Christus. Wie op ‘Discovery Channel’ stelt dat het om woorden van Jacobus gaat, moet de resultaten van deze onderzoeken negeren, hetgeen dan ook gebeurt.
Wat waren dit dan voor mensen? De klassieke geschiedschrijver Josephus maakt melding van drie stromingen in het Jodendom van die tijd. Naast de meest bekende Farizeeën en Sadduceeën noemt hij ook de Essenen. Deze Essenen vormden een hecht gestructureerde gemeenschap; zij wilden zich houden aan een strikte uitleg van de wet; zij vormden leefgemeenschappen, waarvan er één volgens een andere schrijver uit de oudheid te vinden was ten Noord-Oosten van de Dode Zee.
Men gaat er dan ook vanuit, dat we hier met geschriften van de Essenen te doen hebben, over wie tot nog toe heel weinig bekend was. De oudste geschriften die ons inzicht geven in het Jodendom ten tijde van het Nieuwe Testament waren tot nog toe, naast het Nieuwe Testament zelf, alleen maar latere weergaven van een eeuwenoude traditie uit 200 na Chr.; bovendien was deze dan in nog jongere handschriften bewaard. Deze weergave van de traditie is gestempeld door één bepaalde visie, namelijk van de Rabbijnen, die min of meer het erfgoed van de Farizeeën doorgeven. Nu beschikken we opeens over een schat aan gegevens, die veel ouder is, en die blijkbaar een stroming van het Jodendom vertegenwoordigt, die later niet veel invloed meer gehad heeft.
Op deze manier krijgen we een veel breder zicht op de gedachten die in het Jodendom ten tijde van het Nieuwe Testament een rol speelden. Dit blijkt veel rijker geschakeerd te zijn dan tot nog toe bekend kon zijn. Met name de sterke verwachting van de komst van Gods verlossend ingrijpen, waarvoor men door studie en gehoorzaamheid aan de wet een weg wilde bereiden, blijkt een veel grotere rol te hebben gespeeld, dan uit de latere Rabbijnse literatuur naar voren komt.
Achtergrond van het Nieuwe Testament
Het is dus meer dan de moeite waard goed kennis te nemen van de gevonden geschriften, om de achtergrond van de tijd van het Nieuwe Testament beter te leren kennen. Veel gedachten en uitdrukkingen die we in het Nieuwe Testament tegenkomen, kunnen we zien ingebed in die tijd. Hierboven werd daarvan één voorbeeld genoemd: de uitdrukking ‘kinderen des lichts’ als het ware Israël. Zelfs de praktijk van Johannes de Doper is kennelijk minder uniek dan tot nog toe verondersteld werd.
Dat neemt niet weg, dat juist door de studie van de in die tijd gangbare gedachten, het unieke van het christendom tegelijk duidelijker naar voren komt. Dat is eenvoudig het geloof in Jezus als de beloofde Christus. Ondanks de sterke verwachtingen die er waren, kon de manier waarop Hij als Verlosser naar de mensen toe kwam, toch geen gehoor vinden bij het grootste deel van Gods volk. Tegen de achtergrond van de sterke verwachtingen die er leefden, is die afwijzing des te schrijnender.
Verschillende uitlegtradities
Verder is het voor ons van belang te zien hoe men in de gemeenschap van Qumran het Oude Testament toepast op allerlei eigentijdse situaties en er tevens een groot gezag aan toekent. Het blijkt dat dit op een andere manier gebeurt, dan in de Rabbijnse literatuur, die later de toon is gaan aangeven binnen het Jodendom. Er was kennelijk een stroming in het Jodendom, die niet de extra traditie van de Farizeeën aanvaardde. De ‘mondelinge wet’, zoals de Rabbijnen die noemen, werd door de Essenen niet als goddelijke uitleg van de wet, maar als menselijke aanvulling op de wet gezien en dus terzijde gesteld. Daarvoor in de plaats staat de uitleg van de leraar der gerechtigheid, die het woord van God toepast op zijn eigen tijd. Het is buitengewoon interessant te zien hoe dat gebeurt.
De tekst van het Oude Testament
Van het grootste belang is echter wel de vondst van verschillende rollen van bijbelboeken. Tot aan de vondsten in de grotten bij Qumran waren de oudste bekende handschriften van bijbelboeken uit de Middeleeuwen. Men heeft altijd wel verondersteld, dat deze handschriften zeer zorgvuldig gekopieerd waren van oudere handschriften, die ook weer nauwkeurige kopieën waren enz.. Maar zekerheid was er niet. Om een voorbeeld te noemen: de oudste complete rol van het boek Jesaja was uit het jaar 895 na Chr., meer dan zestien eeuwen (!) na het optreden van de profeet. Nu hebben we een kopie van het complete boek Jesaja van een millennium ouder! Er zijn van alle boeken van het O.T. afschriften gevonden in Qumran (behalve van het boek Esther); de meeste in de vorm van een aantal grotere of kleinere fragmenten.
Het blijkt dat de tekst inderdaad de eeuwen door zeer nauwkeurig gekopieerd is. Dat neemt niet weg, dat er details zijn die verschillen. Sommige afwijkende versies van de bijbeltekst waren al bekend uit vroegere vertalingen. Er zijn soms ook kleine aanvullingen op de tekst, die bijdragen tot een beter begrip van een bijbelpassage. Het belang van deze vondsten en de nadere bestudering ervan zal ik niet hoeven te onderstrepen.
Voortgaand onderzoek nodig
Daar nog niet alle fragmenten voldoende gedocumenteerd gepubliceerd zijn en de studie van de wel gepubliceerde teksten nog steeds veel raadsels bevat, blijft hier een geweldig terrein van onderzoek liggen voor de bijbelwetenschap en voor de kennis van het toenmalige Jodendom. Daar zullen geen spectaculaire omwentelingen uit voortkomen, zoals die soms in de pers worden verondersteld. Daar kan wel een dieper inzicht van verwacht worden van onze kennis van Gods woord en de manier waarop mensen daarmee hebben geleefd.
Voor wie nader kennis wil maken met de gevonden boekrollen is er nu een vertaling beschikbaar in het Nederlands van alle belangrijke teksten. Deze is uitgegeven door Dr. F. García Martínez en Dr. A.A. van der Woude onder de titel De Rollen van de Dode Zee, 2 dln, Kampen 1994 en 1995.
Een zeer onderhoudende weergave van de eerste ontdekkingen en van de wijze waarop deze erkenning verkregen, is te vinden in Prof. dr. J. van der Ploeg, Vondsten in de Woestijn van Juda, de Rollen der Dode Zee, Prisma Boek 246, 1956.
Voor een goede inleiding in de huidige stand van het onderzoek verwijs ik naar García Martínez, F. and J. Trebolle Barrera, The People of the Dead Sea Scrolls, Leiden etc. 1995.
drs. Michael Mulder
Vrede over Israël jrg. 42 nr. 6 (dec. 1998)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel