Rechtspreken over Israël
In de tekst van Mattheüs 19 vers 28 valt op dat de uitdrukking de twaalf stammen
terugkeert in het Nieuwe Testament. Maar waar zijn ze? Waar wonen ze? Wonen ze nog als aparte stammen op hun eigen grondgebied?
De periode van de ballingschap heeft wat dat betreft alles door elkaar geschud. Alhoewel..., Jozef wist wel degelijk waar zijn voorgeslacht vandaan kwam en welk grondgebied daarbij hoorde (Lukas 2:4). Maar een groot gedeelte zal blijvend verspreid zijn geweest, ook buiten de grenzen van het beloofde land. Vergelijk de aanhef van de brief van Jakobus aan de twaalf stammen in de verstrooiing (1:1).
De aanleiding van de woorden van Jezus is een vraag van de discipelen. In mijn eigen woorden: We hebben alles moeten loslaten om U te volgen... wat krijgen we ervoor terug?
. Waarom stellen de discipelen deze vraag en waarom juist nu? Dat zal alles te maken hebben met wat daarvoor gebeurde, namelijk dat Jezus een gesprek had met de rijke jongeman, die verlangde naar het eeuwige leven. Jezus had tegen hem gezegd: verkoop alles wat je bezit en volg Mij! Maar Jezus voegde daar een belofte aan toe: je zult een schat in de hemelen bezitten. Dat zal de discipelen aan het denken gezet hebben: wat zullen wij krijgen, omdat we Jezus volgen... Het eerste woord van Mattheüs 19:27 legt de sterke verbinding tussen deze twee gebeurtenissen.
Nadere vragen
Los van wat we vinden van deze vraag, richten we onze aandacht op het antwoord van Jezus. Hij stelt een ruime beloning in het vooruitzicht. In een snelle lezing van dit gedeelte lijkt het helder waar het over gaat. Volgelingen van Jezus moeten nu alles loslaten, maar zullen straks, in de eeuwigheid, een veelvoud ontvangen. Het missen
van dingen nu, weegt totaal niet op tegen de heerlijkheid van de grote toekomst.
Maar bij nadere bestudering van de tekst komen toch wel een paar vragen naar boven. Waarom spreekt Jezus over tronen (vers 28)? En gaat het alleen om wat we in de eeuwigheid terugontvangen?
Thuisplekken
Wanneer we met deze laatste vraag vertrekken en we pakken de parallelteksten in de andere evangeliën erbij, gaan we iets verrassends ontdekken. Zowel Markus (10:29-30) als Lukas (18:29-30) spreekt over terugontvangen in de toekomst, maar ook expliciet in deze tijd
. Voor het loslaten van huizen
, familie
en akkers
, staat dat er in het volgen van Jezus nieuwe huizen
, familieleden
en akkers
voor in de plaats zullen komen. Nu al, en daarbij komt straks het eeuwige leven.
Het is wel duidelijk in welke richting we moeten denken als het gaat om de vervulling in het nu
. In de nieuwe gemeenschap van het lichaam van Christus, ontstaan nieuwe thuisplekken
, familiebanden
en worden zelfs bezittingen gedeeld (Handelingen 4:32).
Dat in de eerste gemeente stukken land verkocht werden ten dienste van de gemeenschap en het Evangelie (Handelingen 4:34 en 37), zou erop kunnen wijzen dat in het Nieuwe Testament losser wordt omgegaan met grondbezit van eigen stamgebied dan in het Oude Testament. Maar dat is niet per se noodzakelijk. Wel wordt in de jonge gemeente op een diepe manier invulling gegeven aan de opdracht dat er geen armen mogen zijn. Met Gods zegen tot gevolg voor het land dat als erfdeel in bezit was gegeven (Deuteronomium 15:4).
Tronen
Maar hoe zit het met de tronen? Het doet ons gelijk denken aan wat er in Openbaring staat. Ook daar wordt gesproken over tronen in de hemel (hoofdstuk 4) waar 24 oudsten op zitten. Wie zijn die oudsten? Hooggeplaatste engelen? (zo J. de Vuijst in zijn boek over De Openbaring van Johannes). Anderen wijzen erop dat het getal 24 wijst op twaalf voor de stammen van Israël en twaalf voor de apostelen. Zo is Gods volk in het Oude Testament en de gemeente van het Nieuwe Testament voor Gods troon vertegenwoordigd in de aanbidding van Zijn Heerlijkheid (vergelijk ook Openbaring 11:16).
Ook in Openbaring 20 komt het spreken over de tronen weer terug. Nu niet in relatie tot de twaalf stammen of de twaalf apostelen. Hier gaat het om allen die vanwege hun geloof gedood waren. Voor een uitleg en duiding van dit hoofdstuk is hier geen plek. We krijgen kortgezegd via deze teksten een inkijkje in welke richting we de betekenis van de tronen moeten duiden: het heersen zal bestaan uit het met Christus oordelen en het prijzen van Gods rechtvaardig oordeel.
Tijd van nieuwe geboorte
Het was al opvallend dat in het antwoord van Jezus aan de discipelen gesproken werd over het oordelen/rechtspreken (NBG-51 sprak over richten) over de stammen van Israël. Zullen de discipelen straks het eindoordeel moeten vellen over het volk Israël met al haar stammen? Zoals al genoemd werd door de profeet Jesaja (3:14). Het gaat m.i. te ver om hier te spreken over de discipelen als de nieuwe stamvaders van het nieuwe Israël.
Wanneer zal dat zijn? Het woord dat de (H)SV en de NBG-51 vanuit het Grieks letterlijk vertalen met wedergeboorte
, wordt in de NBV21 omschreven met de tijd wanneer alles vernieuwd wordt
. Het ziet duidelijk op de tijd van Jezus wederkomst, maar door het gebruik van dit woord roept het de vergelijking op van de geboorte van de nieuwe wereld na de zondvloed en ook de periode van herstel van Israël na de ballingschap.
De lijn van koning zijn samen met Christus komt aan het einde van de Bijbel terug (Openbaring 22:5). Daarin klinkt de vervulling van de woorden die al in Daniël klonken (7:18 en 27). Het lijkt mij dat we het heersen
in deze teksten kunnen duiden vanuit hoe God de plaats van de mens in Zijn Schepping bedoeld had: om als onderkoning te zorgen voor Zijn Schepping (Genesis 1:28).
Gespreksvragen:
- Op welke manier kunnen de zegeningen van de toekomst u helpen met het loslaten in het hier en nu?
- Ervaart u het leven in uw gemeente ook als een familieleven?
- Op welke manier kunt u in dit leven als een onderkoning zorgen voor Gods Schepping?
Frank Meijer is chr. geref. predikant en deputaat Kerk en Israël
F.H. Meijer
Verbonden jrg. 68 nr. 4 (2024-11)
www.kerkenisrael.nl/verbonden