'Het Joodse land'

Schriftstudie bij Handelingen 10:39-40


Hoe spreekt het Nieuwe Testament over het land Israël? Zijn er teksten waarin heel duidelijk wordt dat dit land nog steeds het Joodse volk toekomt? Of kun je juist uit nieuwtestamentische teksten concluderen dat dit alleen voor de tijd van het Oude Testament geldt? In Handelingen 10 wordt Israël letterlijk als ‘het Joodse land’ aangeduid. Bovendien staat deze tekst in een gedeelte waarin er spannende dingen gebeuren in de relatie tussen Joden en heidenen en ook de relatie tussen het evangelie van de Joodse Messias Jezus van Nazareth en de heidenvolken. Reden dus om wat uitgebreider naar deze tekst te kijken.

Context

Petrus wordt in dit hoofdstuk door de Heilige Geest zover gebracht dat hij een heidens huis binnengaat om daar het evangelie van zijn Joodse Heere, Jezus van Nazareth, te verkondigen. Voor Petrus zelf is dat een hele stap. Dat benoemt hij expliciet in vers 28: ‘Gij weet hoe het een Joodse man ongeoorloofd is zich te voegen of te gaan tot een vreemde.’ Het moment dat Petrus hier begint te preken is dus een gewichtig moment! Lukas lijkt dat te accentueren door het moment dat Petrus met zijn preek begint plechtig te omschrijven: ‘Petrus de mond open­doende’.

Tegen deze achtergrond heeft zijn preek een aantal opvallende zaken. In vers 36 lijkt Petrus te worstelen met zijn woorden. God heeft de evangelieboodschap ‘gezonden tot de kinderen van Israël’, maar tegelijk is de Heere Jezus ‘een Heere van állen’. Wat ook opvallend is: Petrus noemt hier voor de heiden Cornelius niet de woorden van de Heere Jezus waarin de zendingsopdracht tot de heidenen in beeld komt, maar juist de opdracht van de Heere Jezus ten opzichte van het Jóódse volk!

Concordantie

Het Grieks kent verschillende woorden voor ‘land’. Hier wordt het woord chora gebruikt. Dat woord komt in het Nieuwe Testament 27 keer voor. Hiervan vinden we het woord 17 keer in de geschriften van Lukas, namelijk 9 keer in het Evangelie naar Lukas en 8 keer in Handelingen. De andere evangeliën gebruiken het woord elk 3 keer. Ten slotte wordt het woord ook in Jakobus 1 keer gebruikt.

Als we nu inzoomen op Handelingen, dan zien we dat met chora in Handelingen 8:1, 10:39 en 26:20 het land Israël wordt aangeduid. In Handelingen 12:20 gaat het om het land van Tyrus en Sidon versus het land van koning Herodes. In alle andere gevallen betreft het heidense ‘landen’.

In onze tekst wordt het woord gebruikt in de uitdrukking ‘land der Joden’, chora ton Joudaion. Zo ook in Handelingen 8:1 en 26:20. Maar in deze beide teksten niet, zoals in Handelingen 10, een meervoud voor het woord Joudaion. Het gaat hier dus in beide gevallen om het land ‘Judea’. Verder vinden we de samenstelling van chora en Joudaia alleen nog in Markus 1:5, maar daar is het juist andersom: Joudaia chora.

Concretisering

Petrus spreekt tegen Cornelius over het werk van de Heere Jezus in Galilea en Judea. Het openbare optreden van de Heere Jezus in Galilea en Judea was zichtbaar voor iedereen. Dat geldt ook voor Zijn sterven aan het kruis. De aanwezigen in dit huis zouden dat bij wijze van spreken bij iedereen in Jeruzalem na kunnen vragen. Maar dat geldt niet van de opstanding. Na de opstanding is de Heere Jezus alleen geopenbaard aan een groep getuigen die de Heere daarvoor heeft aangewezen. Petrus is één van die getuigen en daarom verkondigt hij hier het evangelie voor Cornelius en de zijnen. Zij worden geroepen om in de opgestane Heere Jezus te geloven!

In vers 37 geldt ‘Galilea’ als begin van ‘Judea’. Men keek in die tijd naar Galilea als het grensgebied van het Joodse thuisland. ‘Al wat Hij gedaan heeft’ (vers 39) geldt heel het publieke optreden van de Heere Jezus. Ook in deze tekst gaat het dus niet alleen om Judea, maar ook om Galilea. Beide zijn ‘het land van de Joden’. Het optreden van de Heere Jezus vond plaats ‘in het Joodse land en te Jeruzalem’. Hier krijgt het woord ‘land’ de lading van ‘platteland’ tegenover ‘de stad Jeruzalem’. ‘Land en stad’ vormen samen het hele Joodse gebied.

Petrus spreekt deze woorden uit in Caesarea. Hij is dus op dit moment zelf binnen de grenzen van het land Kanaän. Caesarea valt wel binnen de grenzen van de Romeinse provincie Judea, maar niet binnen de landstreek Judea. Caesarea is een overwegend heidense stad. Zeker cultureel is dat het geval. Al heeft de stad ook een grote Joodse gemeenschap. Spanningen tussen Joden en heidenen konden hoog oplopen. Volgens Josephus doodden Syriërs in het jaar 66 A.D. 20.000 Joden in de stad.

Petrus lijkt hier in Caesarea met enige afstand over ‘het Joodse land’ te spreken. Met die uitdrukking lijkt hij Caesarea daar dus niet direct bij in te sluiten. De uitspraak van Petrus wordt gedaan in een heidens huis, wat voor Petrus een groter punt lijkt te zijn dan het feit dat hij in een overwegend heidense stad verkeert (vers 28).

Conclusie

De uitdrukking chora ton Joudaion lijkt in Handelingen 10 vooral gebruikt te worden als een soort weergave van de werkelijkheid: ‘het land waar de Joden wonen’. Het schept zo een tegenstelling tot de stád waar de Joden wonen (Jeruzalem) en ook ‘het land waar de Joden níét wonen’ (bijvoorbeeld Caesarea). Deze woorden zeggen dus niet zozeer: ‘het land dat naar de belofte van God eigendom is van de Joden’.

Daar staat tegenover dat dit laatste ook op geen enkele wijze ter discussie wordt gesteld. Integendeel, er wordt positief over het land gesproken als plek waar de Heere Jezus heeft gewerkt. Het land is de achtergrond van heel het optreden van de Heere Jezus. Dat wordt in dit gedeelte als vanzelfsprekend verondersteld. Zowel Galilea als Judea wordt tot het ‘land der Joden’ gerekend.


Gespreksvragen:

  1. In deze verzen is te proeven dat er iets bijzonders gebeurt als Petrus voor het eerst in een heidens huis het evangelie verkondigt. Beleeft u het nog als bijzonder dat de Heere aan ons, mensen uit de heidenen, het evangelie laat verkondigen?
  2. Het Joodse land is de plek waar de heilsfeiten van kruis en opstanding hebben plaatsgevonden. Wat betekenen deze heilsfeiten voor u? Wat betekent het voor u dat deze heilsfeiten in het Joodse land hebben plaatsgevonden?
  3. Beschouwt u het land Kanaän nog steeds als ‘land van de Joden’? Op welke Bijbelse gronden is uw antwoord op deze vraag gefundeerd?

Ds. A.D. Fokkema is chr. geref. predikant te Kerkwerve

drs. Arjan Fokkema
Verbonden jrg. 67 nr. 3 (sep 2023)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden