Van Jodenzending naar gesprek
De christelijke benadering van het Jodendom verandert na de Tweede Wereldoorlog. Een groeiend aantal kerken en organisaties neemt afstand van het fenomeen Jodenzending.
Het werk van het Centrum voor Israëlstudies wordt getypeerd met drie kernwoorden: luisteren, dienen en getuigen. In een serie artikelen ga ik in op de historie, theorie en praktijk van het getuigen onder het Joodse volk.
In deze tweede aflevering schets ik enkele ontwikkelingen die de Joods-christelijke verhouding na de Tweede Wereldoorlog beïnvloeden en kerken stimuleren zich theologisch te herpositioneren.
Scharnierpunt
De Tweede Wereldoorlog geldt als een scharnierpunt in het denken over de relatie kerk-Jodendom, ook wat betreft het onderwerp Jodenzending. Twee ontwikkelingen versterken de behoefte tot een nieuwe positiebepaling.
Allereerst dringt onder christenen het besef door dat hun theologiseren mede debet is aan de massale volkerenmoord die in Europa heeft plaatsgevonden.
Een tweede impuls voor een herbezinning op de christelijke verhouding tot het Joodse volk vormt de stichting van de staat Israël in 1948.
Joods onbegrip
Tegen deze achtergrond geldt als belangrijk thema in de naoorlogse theologische bezinning de vraag: in hoeverre is het Joodse volk object van zending?
Aanvankelijk is dit voor bijvoorbeeld de World Conference of Churches (WCC) geen vraag. In 1948, tijdens de oprichtingsconferentie van de WCC in Amsterdam, worden de participerende kerken opgeroepen om, juist in het licht van de Holocaust, het zendingswerk onder Joden te intensiveren.
Deze insteek leidt tot veel onbegrip van Joodse zijde. Christelijke zending wordt door veel Joden geassocieerd met vervolging en verdrukking. Zij vinden het onbegrijpelijk dat nauwelijks drie jaar na de grootste genocide ooit, de kerk haar zendingsactiviteiten ongegeneerd uitbreidt.
De tweewegenleer
Ook aan christelijke zijde nemen de bezwaren tegen het fenomeen Jodenzending toe. Dit houdt mede verband met de groeiende populariteit van de zogenaamde tweewegenleer. Volgens aanhangers van de tweewegenleer verschilt de weg naar het heil voor Jood en christen.
De Duitse rabbijn Jacob Emden (1697-1776) geldt als een van de geestelijke vaders van de tweewegenleer. Zijn opvattingen zijn tot nieuw leven gebracht door onder meer de Joodse theoloog en filosoof Franz Rosenzweig (1886-1929). Volgens Rosenzweig delen Jood en christen in Gods openbaring. De weg die God met elk van beide groepen gaat, is echter verschillend.
Een belangrijke consequentie van de tweewegenleer is dat er geen noodzaak bestaat om het Joodse volk bekend te maken met het Evangelie. Voor Joden zou immers gelden dat ze hun eigen weg hebben tot de Vader.
Hervormde Kerk
In de decennia na de Tweede Wereldoorlog voelen kerken zich geroepen hun houding ten opzichte van het Joodse volk en de staat Israël te herformuleren. De Nederlandse Hervormde Kerk geldt wat dit betreft als vooruitstrevend. Dat is mede te danken aan de inzet van theologen als A.A. van Ruler (1908-1970) en H. Berkhof (1914-1995), die zich onder meer keren tegen de vervangingstheologie (zie aflevering 1).
Het afwijzen van de vervangingstheologie is indirect al terug te lezen in de Hervormde Kerkorde van 1951. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen ‘zending’ en ‘gesprek’ (art. VIII/1): het eerste betreft de heidenen, het tweede het Joodse volk. De kerk gaat het ‘gesprek’ met Israël aan om ‘hun uit de Heilige Schrift te betuigen, dat Jezus de Christus is’ (art. VIII/2).
Onopgeefbaar verbonden
Deze formulering leidt in de decennia erna overigens herhaaldelijk tot debat. Tegenstanders van Jodenzending wijzen op het belang van een gelijkwaardig ‘gesprek’. Voorstanders van Jodenzending leggen de vinger bij het woord ‘betuigen’; volgens hen een synoniem voor ‘zending’.
Tegenwoordig spreekt de Protestantse Kerk uit zich ‘geroepen’ te weten om ‘gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Als Christus-belijdende geloofsgemeenschap zoekt zij het gesprek met Israël inzake het verstaan van de Heilige Schrift, in het bijzonder betreffende de komst van het Koninkrijk van God’ (art. I/7).
Christelijke Gereformeerde Kerken
Ook de Chr. Geref. Kerken kennen een lange traditie van betrokkenheid op Israël. Sinds de jaren 1960 is namens deze kerk een predikant of theoloog gestationeerd in Jeruzalem. Zijn werk in Israël heeft het deputaatschap Kerk en Israël in 2002 ondergebracht bij het Centrum voor Israëlstudies (CIS).
Theologisch is er ook in de Chr. Geref. Kerken sprake van een heroriëntering als het gaat om hun houding ten opzichte van Israël. Illustratief hiervoor is de wijziging van de naam van het deputaatschap. De synode besluit in 2001 het ‘Deputaatschap voor de Evangelieverkondiging onder Israël’ om te dopen tot ‘Deputaatschap Kerk en Israël’.
Voorgoed verbonden
In het visiedocument Voorgoed verbonden (2012) scherpt het deputaatschap aan hoe de kerk zich wil verhouden tot Israël. De deputaten benadrukken de blijvende trouw van God aan Zijn verbond met Israël (contra vervangingstheologie). Ook nemen zij afstand van de tweewegenleer: ‘Het Nieuwe Testament laat geen enkele ruimte voor een twee-wegenleer.’
Er wordt in het visiedocument gewezen op het belang van ontmoeting met Joden rondom de Schriften: ‘Diep bewogen zoeken wij de ontmoeting met Israël en willen ons daarin voor het Evangelie niet schamen.’ Wat betreft de toekomst wordt verwachtingsvol uitgezien ‘naar het behoud van heel Israël.’
Drs. A. Groothedde werkt voor het Centrum voor Israëlstudies in Jeruzalem.
Dit artikel is de tweede aflevering in een serie artikelen over getuigen onder het Joodse volk.
A. Groothedde
Verbonden jrg. 66 nr. 1 (feb 2022)
www.kerkenisrael.nl/verbonden