Keppel כִּפָּה
Joden dragen vaak een kippá, een keppeltje. Het is een van de meest algemene kenmerken. Maar niet alle joden dragen een koppeltje, en velen niet altijd.
- De orthodoxe joden plegen voortdurend, zowel in als buiten de synagoge, een keppeltje te dragen. Het dragen van hoofdbedekking wordt gezien als een teken van trouw en verbondenheid aan de Joodse traditie.
- De ultra-orthodoxe joden dragen altijd een (zwarte) keppel, vaak ook nog onder een hoed.
- De reform-joden (liberaal) dragen in elk geval in de synagoge een keppel.
- De conservative joden (liberaal, maar wat conservatiever) dragen in elk geval bij godsdienstige bezigheden een keppel.
Het is in de Bijbel niet uitdrukkelijk geboden om het hoofd te bedekken. In de Middeleeuwen werd het gewoonte. Naderhand werd het steeds meer een verplichting: sowieso voor de voorzanger, voor degene die de Schriftlezing doet en voor de cohen (priester) die de zegen uitspreekt.
Het bedekken van het hoofd wordt gezien als een uitdrukking van de ‘vreze des hemels’, als een teken van nederigheid tegenover God.
- ‘Men zou kunnen zeggen dat het keppeltje de mens eraan herinnert dat er iets hoger staat dan zijn eigen hersenen, zijn grote kennis en vindingrijkheid.’
- ‘Het keppeltje is als een koepel, die het aardse van het hemelse scheidt. De aarde is aan de mens gegeven; hij mag/moet onder de koepel van de hemel leven.’