Keppel כִּפָּה


Joden dragen vaak een kippá, een keppeltje. Het is een van de meest algemene kenmerken. Maar niet alle joden dragen een koppeltje, en velen niet altijd.


Het is in de Bijbel niet uitdrukkelijk geboden om het hoofd te bedekken. In de Middeleeuwen werd het gewoonte. Naderhand werd het steeds meer een verplichting: sowieso voor de voorzanger, voor degene die de Schriftlezing doet en voor de cohen (priester) die de zegen uitspreekt.


Het bedekken van het hoofd wordt gezien als een uitdrukking van de ‘vreze des hemels’, als een teken van nederigheid tegenover God.