Israëlwerker uit de startblokken

Interview met drs C.J. Rodenburg


In het vorige nummer van ons blad heeft de voorzitter van ons deputaatschap ds H.Biesma de nieuwe Israëlwerker drs C.J. Rodenburg aan u voorgesteld. In zijn artikel schetste ds Biesma hoe in het kader van het CIS (Centrum voor Israëlstudies) de benoeming tot stand is gekomen. Op 5 oktober vond de dienst van bevestiging en intrede van de Israëlwerker plaats. Het vertrek naar Israël zal nu - naar we hopen - niet lang meer op zich laten wachten. We kunnen dus zeggen dat onze Israëlwerker uit de startblokken is. Wij hebben hem een aantal vragen voorgelegd. We zijn hem dankbaar dat hij ons het één en ander over zichzelf en zijn werk wil vertellen.


We zouden willen beginnen met u iets te vragen over de dienst van bevestiging en intrede. Op 5 oktober, aan de vooravond van Grote Verzoendag in Israël, werd u door ds H.Biesma en drs M. van Campen ingeleid in de dienst. Kunt u ons vertellen hoe de dienst hebt ervaren en of er momenten in de dienst waren die u bijzonder getroffen hebben?

De dienst van 5 oktober heb ik als een belangrijk markeerpunt in mijn leven ervaren. Omringd door zoveel mensen, broeders en zusters in de Heer, mocht ik de zegen van de God van Israël ontvangen voor mijn roeping om me in te zetten voor goede betrekkingen tussen joden en christenen. Wat me bijzonder raakte was de sterke betrokkenheid van zovelen bij Israël. Betrokkenheid bij de weg die God met Zijn volk gaat en betrokkenheid bij het lijden en de pijn van de huidige situatie in de staat Israël. Het meeleven hier in Nederland sterkt me voor mijn taak in Jeruzalem. Alleen samen kunnen we immers invulling geven aan onze onopgeefbare verbondenheid met het volk van God. Door de ander, Israël, te willen kennen, door het gesprek te zoeken, door de Schriften samen te lezen, door de ontmaskering van antisemitisme, door gebed om de vrede van Jeruzalem.


In een ontmoeting onlangs met ons deputaatschap hebt u iets verteld over de weg die u in uw leven en met name ook in uw studie bent gegaan en die nu geleid heeft tot uw aantreden als Israëlwerker. U hebt aangegeven dat u de leiding van God hebt ervaren op uw weg. Kunt u in ’t kort iets vertellen over hoe u juist bij dit werk bent terecht gekomen?

Terugkijkend zien Esther en ik een duidelijke rode draad door ons leven lopen, die nu uitkomt bij deze taak als Israëlconsulent voor het CIS. Het joodse volk heeft ons allebei van onze jeugd af sterk bezig gehouden, onder meer door wat we leerden over de Holocaust. We gingen in toenemende mate de pijn ervaren van de verwijdering die in de eerste eeuwen ontstond tussen joden en christenen. De kerk heeft haar band met het joodse volk eeuwenlang niet willen zien en heeft er tot op de huidige dag moeite mee haar eigen plaats naast en in verbondenheid met Israël te bepalen. De vragen die in de ontmoeting met Israël opkomen zijn indringend en confronterend, is onze ervaring.

Tijdens meerdere bezoeken aan Israël hebben we steeds meer oog gekregen voor de wijze waarop Israël zelf haar geschiedenis beoordeelt, en voor de enorme rijkdom die er in de joodse traditie verscholen ligt – een rijkdom die in Israël dagelijks aan het licht wordt gebracht. Daar kunnen wij christenen veel van leren.

Na ons laatste bezoek aan Israël, in 1997-1998, hadden we sterk het gevoel dat we onze ervaringen wilden delen met anderen, maar niet goed wisten hoe. Mijn aanstelling als predikant voor het werk van het CIS zien we als een duidelijk vervolg, dat we ons nooit hadden kunnen voorstellen. Het is mijn verlangen datgene wat we in Israël ontdekken toegankelijk te maken voor de kerk in Nederland en als een oprecht getuige van Jezus, de Messias van Israël en de volken, het contact met het joodse volk te zoeken.


In de Christelijke Gereformeerde Kerken spreken we als het over het werk in Israël gaat al vele jaren over de ‘dienst van de verzoening’. De aanduiding heeft voor ons een zeer geladen en rijke betekenis. Kunt u ons zeggen wat een dergelijke uitdrukking voor u in uw werk betekent?

Verzoening zie ik als het kernwoord, dat mijn werk draagt en richting geeft. Hoezeer Israël ook fascineert, er is ook de aanvechting. De vragen en problemen waar de staat mee worstelt zijn enorm en spanningen tussen bevolkingsgroepen komen regelmatig tot uitbarsting. Vrede is ver te zoeken. Veel Israëli’s zijn innerlijk op zoek naar hun bestemming en voor Israël als volk is de weg naar vrede met de Palestijnen en de omringende landen niet in zicht. Dat maakt het leven in Israël ook heel intensief en soms benauwend.

De grote vraag is naar mijn idee of mensen elkaar de hand kunnen en willen reiken. En dat is ook voor ons persoonlijk de uitdaging: anderen de hand reiken, in de hoop dat dat ook als een teken van de uitgestrekte hand van God gezien zal worden. De verzoening die Hij schenkt is de toegang tot de Vader en de toegang tot de naaste.


Tot uw taak behoort het bevorderen van de joods-christelijke ontmoeting in Israël. Deze taak speelt zich veelal af op het niveau van platforms, waar Joden en christenen elkaar ontmoeten en met elkaar in gesprek gaan. Ziet u het ook als uw taak om ook tot de joods-christelijke ontmoeting te komen met de ‘man in de straat’?

Dat is inderdaad onze opdracht en wens. Het is belangrijk om te beseffen dat ‘Israël’ een term is die verwijst naar allerlei verschillende groeperingen en stromingen, die ieder een eigen geschiedenis en levensvisie hebben. Het CIS wil bewust zoeken naar contact met Israël in al zijn schakeringen. In dat opzicht heeft het voor ons veel voordelen dat we als gezin naar Jeruzalem verhuizen. Onze kinderen zullen er de Israëlische varianten van de peuterspeelzaal en de lagere school bezoeken en dat maakt het mogelijk contact te krijgen met andere ouders. Onze ervaring uit eerdere bezoeken is dat mensen open zijn voor gesprek over heel veel onderwerpen, als er maar wederzijds respect is.


Een zeer moeilijke positie in de ontmoeting tussen Israël en de kerk nemen de Jezus als Messias belijdende Joden in. Er is de laatste jaren veel meer aandacht gekomen voor deze groep Joden, die op een bepaalde manier de voortzetting genoemd kunnen worden van de eerste gemeente, zoals we die beschreven vinden in het boek Handelingen. Welke betekenis zou uw kerk kunnen hebben voor deze groep Joden?


Wat de kerk voor hen kan betekenen is nog niet zo makkelijk te beantwoorden. Het ligt naar mijn idee meer voor de hand te vragen wat zij voor ons kunnen betekenen. En dat is vooral het inzicht dat de kerk aanvankelijk een joodse beweging was, die zich pas later ging richten op niet-joden. De Joden die in onze tijd Jezus als de Messias herkennen houden ons dus een spiegel voor: is ons geloof in Jezus’ sterven en opstaan ook een boodschap van en voor Joden? Hoe maken we in de kerk zichtbaar dat het evangelie begonnen is in Jeruzalem?

Messiasbelijdende Joden in onze tijd vormen geen uniforme groep, maar verschillen in allerlei opzichten. Als nieuwe beweging is het messiasbelijdende Jodendom volop in ontwikkeling. Zij verdienen naar mijn idee onze steun en betrokkenheid, maar ook de ruimte om zichzelf te zijn en te zoeken naar hun plaats in de Israëlische samenleving, zonder al teveel bemoeienis van de kerk. De kerk kan juist daardoor ook messiasbelijdende Joden helpen contact te hebben met de wereldwijde kerk.


Zou u willen reageren op de stelling, die eens door een joodse geleerde werd geponeerd: ‘Christenen hebben er alles aan gedaan om de Joden te overtuigen, dat zij Jezus moeten volgen. Maar zonder resultaat. Het enige wat mogelijk wel positief resultaat zou hebben gehad hebben de christenen niet gedaan: en dat is – naar de woorden van Paulus uit Romeinen 11 – Israël tot jaloersheid te verwekken.’

Na eeuwen van bekeringsdwang en vervolgingen is in de kerk gelukkig het besef doorgebroken dat het kruis geen zwaard is en in de geschiedenis van Israël de hand van God te herkennen is. Dat vraagt een andere wijze van ontmoeting, die getuigt van trouw en respect. Waar het op aan komt is denk ik dat wij christenen oprechte getuigen zijn van datgene wat God in Jezus Christus in ons leven heeft gedaan en welk perspectief dat geeft voor ons eigen leven en voor het joodse volk en voor de wereld. Getuige zijn met hoofd en hart en handen. Dat is, zoals Petrus dat zegt, bereid zijn om verantwoording af te leggen van de hoop die in ons is. Maar dat dan in zachtmoedigheid en vreze. Ik heb groot respect voor talloze christenen die op die wijze Israël dienen.


Wie in onze dagen Israël zegt, zegt ook Palestijnen. Het conflict in het Midden Oosten vraagt in de media bijna dagelijkse de aandacht en een oplossing lijkt niet voorhanden. Een groep onder de Palestijnen, die het zeer moeilijk hebben, zijn de Palestijnse christenen. Is het uw voornemen om ook met hen in contact te komen? En denkt u dat de ‘dienst der verzoening’ ook naar hen toe inhoud van uw werk zou kunnen zijn?

Omdat de verzoening van God niet deelbaar is, kunnen we niet om broeders en zusters van het Palestijnse volk heen. Een oplossing in het conflict kunnen wij niet bieden, maar we kunnen wel het uitzicht op een alomvattende vrede vasthouden.

Daar hoort ook bij dat we open willen zijn naar verschillende kanten. Tijdens een eerder bezoek aan Israël zijn we een aantal weken in Bethlehem geweest en hebben toen gezien hoe moeilijk de positie van Palestijnse christenen was. Tegelijkertijd was de ontmoeting ook confronterend, omdat velen een zeer negatief beeld van Israël hebben en zich het slachtoffer voelen van de oprichting van de staat Israël.

Ik hoop opnieuw contact te krijgen met Palestijnse christenen; hun geluid moet gehoord worden in de kerken en hun recht op een menswaardig bestaan vraagt onze betrokkenheid.


Hebt u er al enig zicht op hoe de kerken in Nederland, waarmee u verbonden bent en die u uitzenden, in de Nederlandse situatie van dienst kunt zijn?

Het CIS wil op allerlei manieren proberen de bezinning over kerk en Israël te stimuleren. Dat kan door publicaties, symposia, reizen etc. Daar zal ik mijn eigen bijdrage in gaan vervullen. Het is de bedoeling dat ik regelmatig over onze ervaring schrijf voor de website van het CIS, er komt een nieuwsbrief, ik hoop eens per jaar naar Nederland te komen voor spreekbeurten en kerkdiensten. Wat ik graag zou willen is dat onze ervaringen anderen aanzetten om actief aan de slag te gaan met Israël en dat de vragen en inzichten die daarbij boven komen gecombineerd kunnen worden. Dat zou via internet goed mogelijk moeten zijn. Een soort gezamenlijk zoekproces, rond bepaalde thema’s. Het is immers nadrukkelijk de bedoeling om kerken in Nederland te helpen bij hun nadenken over hun relatie tot Israël en de manier waarop zij handen en voeten geven aan die relatie.


Tot slot: is het al bekend wanneer u zich met uw gezin in Israël zult gaan vestigen?

Tijdens ons bezoek van afgelopen week (begin november) hebben we een woning gevonden in Jeruzalem, waar we vanaf 1 december in terecht kunnen. We hopen dus in de loop van januari te vertrekken, al moet er nog heel veel geregeld worden! Het voelt een beetje als Abraham die zijn land en zijn familie en vrienden achter moest laten. Maar juist ook aan zijn geschiedenis ontlenen we het vertrouwen dat Hij met ons mee zal gaan en de weg zal wijzen.


Wij willen u heel hartelijk danken voor uw bereidwilligheid om op onze vragen in te gaan. Het is ons hartelijk verlangen dat de band tussen u en ons (ook via ons blad, maar hopelijk later ook via persoonlijke ontmoetingen in onze Christelijke Gereformeerde plaatselijke kerken) zal groeien. Van harte wensen we u en uw gezin Gods zegen bij de taak die Hij u heeft gegeven om namens de kerken de naam van Jezus in Israël te dienen.

M.W. Vrijhof
Vrede over Israël jrg. 47 nr. 5 (nov. 2003)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel