Israël en de Palestijnen
Bespreking van het boek van Willem J. Ouweneel,
‘Israël en de Palestijnen. Waarheid en misleiding’.
Uitgegeven door de Heerenveense uitgeverij Barnabas; prijs: € 10,95 (ISBN 90-5829-320-3)
In oktober 2001 was in het programmablad van de EO, Visie, een artikel te lezen dat bestond uit een veertigtal vragen en antwoorden van de hand van dr. W.J. Ouweneel. Daarin probeerde hij op overzichtelijke wijze de complexe situatie inzake de verhouding Israël en de Palestijnen uiteen te zetten en te zoeken naar antwoorden langs Schriftuurlijke lijnen. Inmiddels heeft dr. Ouweneel een uitbreiding en bewerking van dit artikel gegeven in de vorm van dit boekje dat tot 87 pagina’s is uitgegroeid.
Helder en nuchter
Ik vind het een helder en nuchter boekje. Ouweneel kiest duidelijk positie en durft meermalen tegen de haren van diegenen in te strijken die uit een irrationele liefde voor Israël geen zweem van kritiek op Israël kunnen verdragen. Het gaat hem om een evenwichtige visie op het conflict in het Midden Oosten en het loslaten van simplistische schema’s. Hij erkent dat dat een moeilijke positie is omdat er zoveel aspecten aan deze materie zijn die niet onder- of overgewaardeerd mogen worden. Hij stelt van te voren vast dat hij natuurlijk ook niet het laatste woord over deze zaken geschreven heeft en dat men dit boekje moet beschouwen als een bijdrage aan discussie.
Inmiddels heeft Ouweneel na de verschijning van de artikelen in Visie heel wat reacties op zijn eigen visie gekregen. Daarom meende hij er goed aan te doen die reacties te bundelen en er zakelijk op in te gaan zodat hij nog meer reliëf kon geven aan de oorspronkelijke ‘veertig vragen over Israël’.
Het viel me op hoe emotioneel mensen kunnen reageren en hoe ze daardoor gehinderd worden om goed te luisteren naar wat de ander te zeggen heeft. Wie iets over Israël wil zeggen of schrijven, moet wel rekenen op soms hevige gevoelens die worden aangeroerd! Er wordt inderdaad wel al te gemakkelijk zwart-wit gedacht (God is voor Israël en daarmee uit). Ouweneel wordt meermalen vijandschap jegens Israël verweten; een aanklacht die hij natuurlijk ontkent en probeert te weerleggen. Hij wil in dit boekje recht doen aan allerlei aspecten en vraagt om een nuchtere beoordeling daarvan door zijn lezers. Dat lijkt me nog altijd de beste insteek. Wat mij betreft is hij in zijn genuanceerde aanpak ook geslaagd.
Schaduwzijden
Ieder die iets zinnigs wil zeggen moet wel rekening houden met historische, nationaal-politieke, internationaal-politieke, volkenrechtelijke, godsdienstig-culturele en bijbelse aspecten die elk een rol spelen.
Vanuit de bijbelse gedachte dat je als vriend het feilen van de ander mag aantonen wijst Ouweneel op dingen die vrienden van Israël liever niet willen weten, bijvoorbeeld: dat Israël de Palestijnen in de bezette gebieden onnodig vernedert en dat de gemiddelde Israëli opmerkelijk weinig begrip voor de positie van de Palestijnen aan de dag legt. Of nog pijnlijker: dat Joodse (!) historici hebben aangetoond dat minstens de helft van de na de stichting van de staat Israël vertrokken Palestijnen (ca. 750.000, zowel christenen als moslims) op onwettige wijze uit hun woongebieden verdreven werden door de links-zionistische militia en het leger en dit met medeweten, zo niet instemming, van David Ben Goerion. Ook maakte Israël zich schuldig aan het wederrechtelijk toe-eigenen van Palestijnse goederen. Het was evenzo gewone zionistische politiek om Joden te doen verhuizen naar verlaten Arabische woningen in West-Jeruzalem om te verhinderen dat de vluchtelingen daarin zouden terugkeren. De bouw van Joodse nederzettingen op de Westoever en de Golan-hoogvlakte, die begon nadat de Arabieren geen vredesverdrag na de Zesdaagse oorlog wilden, was volkenrechtelijk niet correct, maar politiek wel begrijpelijk. Ouweneel vindt het echter niet terecht dat het seculiere, grotendeels a-religieuze Israël zich voor deze nederzettingenpolitiek af en toe meent te kunnen beroepen op de bijbelse profetieën. En de situatie in de Gaza-strook waar meer dan een miljoen Palestijnen onder vaak mensonterende omstandigheden nauw opeengepakt leven, terwijl een kwart van de ruimte wordt ingenomen door 5.000 Joodse kolonisten is iets waar zelfs rechtse Israëlische politici het hoofd over schudden.
Natuurlijk kan daar wel een weerwoord op gegeven worden, maar het blijven toch zaken die een schaduw werpen op het bestaan van de staat Israël en zijn recente historie. En die weer gevolgen hebben voor de toekomst.
Anderzijds onderkent de auteur wel degelijk ook het gevaar van een militante Islam, die in tijden van Arabische zwakheid het sluiten van overeenkomsten met ongelovigen legitimeert om die in andere tijden (van sterkte) te verbreken. Voor iedere Islamiet blijft het onverteerbaar dat er een stuk grondgebied in het Arabische cultuurgebied niet aan Allah gewijd is. Dat is het godsdienstige element, dat door het seculiere westen vaak niet begrepen wordt.
Ik vond in dit boekje ook meermalen een afwijzing van de houding van instanties die zich eenzijdig pro-Israël opstellen. Zelfs de huidige harde politiek van Sharon mag men in hun optiek niet afvallen of betwijfelen. Ouweneel zegt dat bepaalde vrienden van Israël de unfaire behandeling van de Messiasbelijdende Joden zelden of niet noemen in hun contacten met Israëli’s. ‘En dat terwijl onze eerste vrienden in het Heilige Land de Messiasbelijdende Joden en de christen-Palestijnen zouden moeten zijn, en niet de areligieuze Joden, die zich openbaren als vijanden van de God van Israël!’ (p.40). Anderzijds, de zgn. Brits-Israëlbeweging, die wil aantonen dat de verloren tien stammen in de Europese volken zijn terug te vinden, vindt Ouweneel al te fantastisch en absurd om te weerleggen.
Het land - veroveren of ontvangen?
Ouweneel schuwt evenmin pijnlijke bezinningsvragen te stellen, zoals: Mag de huidige Joodse staat wel met een beroep op de Bijbel het land voor zich claimen? Ik liet al zien dat hij het niet terecht vindt (dat denk ik evenzo) dat het ongodsdienstige Israël dat doet. Er moet immers een oprechte naleving van Gods wetten zijn, wil Israël in het land mogen wonen, zo stelt de Tora zelf. Ik citeer nu wat hij op p.47 schrijft: ‘Zolang deze bekering en dit geestelijk herstel niet hebben plaatsgevonden, is het volstrekt onbijbels en ongeestelijk om te zeggen dat een grotendeels seculier Israël, dat aan de Here geen boodschap heeft, ‘aanspraak’ zou kunnen maken op zelfs maar het kleinste stukje van het beloofde land.
Tot dusver hebben de Israëli’s land genomen. Dat is ongetwijfeld onder Gods toelating gebeurd en het is ongetwijfeld een voorbode van de eindtijd, een voorsmaak van het grote geestelijke herstel dat God later onder Israël zal bewerken door Zijn Geest. Maar pas als dit laatste heeft plaatsgehad, zal God het land - het hele land, van de Eufraat tot de Rivier van Egypte - aan Israël geven. Ook dan zal Israël geen ‘aanspraak’ maken op het land, maar het land in ootmoed uit Gods genadige hand ontvangen’. Afgedacht van vraagtekens achter de voorgestane bedelingenleer (waarover straks iets meer) ben ik het wel met Ouweneel eens dat het land een gave van God is en geen op eigen initiatief te veroveren gebied dat nu eenmaal op historisch-bijbelse basis voor de Joden bedoeld is. Ook de ultra-orthodoxe Joden huldigen dit standpunt zodat ze grote aarzelingen jegens de staat Israël hebben of die zelfs weigeren te erkennen.
Geen eindtijdspeculaties
Ouweneel houdt vast aan de in zijn kring gangbare bedelingenleer, zoals ik al liet zien. Dat wil zeggen dat hij aan het eind van dit tijdperk een Messiaans vrederijk verwacht, waarin uit het bekeerde overblijfsel van Israël (dat zij er nu maar weinigen) dat uit de Grote Verdrukking (hoofdletters van Ouweneel, pag. 83) komt, een nieuw volk gebouwd zal worden dat weer zo talrijk zal zijn als God in het begin al beloofd heeft. Zelf ben ik van mening dat we de toebrenging van Israël heus niet tot een ‘eindtijd’ hebben te beperken. Volgens het NT is de eindtijd immers al aangebroken nadat Christus ten hemel is gegaan. Deze duurt tot aan Zijn wederkomst. God heeft en houdt bemoeienis met Zijn oude verbondsvolk - daar zijn we het in elk geval over eens. En er mag verwachting voor Israël zijn op grond van Rom. 11:25,26. Ook dat is iets wat we als kerk meer erkennen dan voorheen.
Over het interpreteren van profetische teksten denk ik niet hetzelfde als de auteur. Het komt er inderdaad op aan hoe men zich de zgn. ‘eindtijd’ indenkt. Volgens mij moet men toch voorzichtig zijn om de profetische, vaak oosters-dichterlijke beeldspraak op onze westerse manier al te schematisch-concreet voor te stellen. Evenals men het leven, lijden en sterven van Jezus niet zo gemakkelijk uit de profetische teksten kan halen (alleen achteraf laat het NT (de Heilige Geest) dat ons zien op een wijze die toch eigensoortig is), moet men ook voorzichtig zijn concrete politieke ontwikkelingen te construeren op het tijdpad van de geschiedenis, die immers alleen God bekend is. We weten met de Schrift in de hand eigenlijk meer niet dan wel wat dit betreft. (De grote lijnen zijn er natuurlijk wel, zoals een toenemende openbaring van antichristelijke (volken)machten en de confrontatie met de wederkomende Christus.) Overigens laat Ouweneel zich niet verleiden tot fantastische speculaties.
Alleen bovenmenselijk ingrijpen voert uit de impasse
Ik vind het de verdienste van dit boekje dat het de ingewikkelde problematiek zo helder en eenvoudig mogelijk uiteenzet. Het is inderdaad een onontwarbare kluwen! Het moeizame van het geheel is dat alles met alles samenhangt. Godsdienstige drijfveren en economische belangen, door frustraties gevoed extremisme en onvoorspelbare menselijke factoren spelen ieder een eigen rol. De tegenstelling tussen de westerse (zgn. christelijke) wereld en de islamitische wereld wordt door dit conflict verscherpt. Door politieke beslissingen en militaire acties (oorlogen) in de afgelopen eeuw is er een situatie ontstaan die alleen door bovenmenselijk ingrijpen tot een oplossing is te brengen. Dat is iets wat de lezer van dit werkje als slotsom overhoudt. En dat doet bidden om de komst van de Messias voor Israël en de volken.
ds. Harry Rietveld
Vrede over Israël jrg. 46 nr. 4 (sep. 2002)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel