Afscheid van Gottlieb Ornstein
Een bijzonder lid van ons deputaatschap
Het is niet gebruikelijk om in ‘Vrede over Israël’ aandacht te besteden aan het afscheid van een deputaat. Er zijn zeer regelmatig wisselingen, met name in de afvaardigingen vanuit onze Particuliere Synoden.
Er is echter alle reden om deze keer een uitzondering te maken, nu br. Gottlieb Ornstein ons deputaatschap verlaat. Hij was afgevaardigde van de P.S. van het Zuiden, vanaf 1961.
Er is wel een korte onderbreking geweest - want in 1967 besloot deze P.S. dat de primus-deputaten Israël altijd predikant moesten zijn, en ging ook meteen over tot het benoemen van een predikant in de plaats van Ornstein. Deze predikant zou gezegd hebben toen hij van zijn benoeming hoorde: ‘Als Ornstein er dan uit moet, wil ik er niet in’ - en hij heeft ook niet één vergadering van deputaten bijgewoond. Een jaar later werd br. Ornstein weer benoemd.
Hij was duidelijk de nestor in ons midden. Hij heeft zelfs ook in vijf gevallen ‘twee generaties’ meegemaakt in het deputaatschap: een vader en zoon Den Hertog, Slofstra, Van Smeden en Brons, en een oom en neef Biesma.
Ook Ornstein zelf was in deze zin ‘tweede generatie’. Zijn vader was Israëldeputaat van 1949 tot 1961.
In 1949 werd ds. W. Heerma verkozen als primus-deputaat, maar deze kende iemand in zijn gemeente (Rotterdam-Centrum), die z.i. uitermate geschikt was voor het deputaatschap. Zo werd toen br. G.J. Ornstein sr. benoemd. Hij bleef deputaat tot zijn dood op 1 februari 1961 - hij was toen 57.
In zijn plaats werd enige maanden later de toen 27 jaar jonge Gottlieb Ornstein jr. benoemd. Niet dat het lidmaatschap van ons deputaatschap erfelijk zou zijn - maar in dit speciale geval speelt de afkomst wel een belangrijke rol. De familie Ornstein is van Joodse komaf, en als zodanig was vader Ornstein en is zoon Ornstein intens betrokken bij de dingen waar ons deputaatschap zich mee bezig houdt.
(Zie verder hieronder: Drie generaties Gottlieb Johannes Ornstein)
Enkele vragen aan br. Ornstein
Wat betekent uw joodse afkomst voor u?
Het is een voorrecht te stammen uit het Bondsvolk, in het besef van de betekenis van het Verbond dat God heeft gesloten met Abraham, Izaäk en Jakob (Rom. 3:1-2).
Hebt u daardoor een bijzondere plaats in de kerk?
Het is voor veel Messiasbelijdende Joden niet makkelijk om hun plaats in de kerk te vinden - maar ik heb daar geen nare ervaringen mee. Ik heb me in onze kerken goed op m’n plaats gevoeld en ervaren dat ik met dat wat mij bezig houdt goed terecht kon.
Brengt het Israël-deputaat-zijn veel en/of zwaar werk met zich mee?
Wat is veel? Wat is zwaar? Het vergaderen en meedenken kost inzet maar geeft ook veel voldoening!
Tot mijn 60e levensjaar was er - vanwege een redelijk zware dagtaak in 45 jaar werk in en rond de haven van Rotterdam, met zeer veel overwerk en onregelmatige werktijden - niet altijd de mogelijkheid om ‘volledig mee te draaien’. In 1993 ging ik in de VUT: vanaf die tijd kon ik makkelijker de vergaderingen bijwonen en andere dingen doen die bij het deputaatschap horen. Maar ik ervaar nu toch dat de tijd is gekomen om ook dit werk af te bouwen.
Wat was voor u de drijfveer bij het werk als deputaat?
De ‘aangeboren’ liefde voor het volk Israël. Die is me van huis uit meegegeven. Maar het is niet alleen dat. Het is ook een geestelijke zaak: Israël is het volk dat God verkoren heeft. Mijn vader heeft eens een lezing gehouden over ‘Het Volk van het Boek en het Boek van het Volk’. Dat geeft de centrale plaats van Israël aan. Ik voel me én als Jood én als gelovige zeer betrokken bij dit volk en heb grote verwachting van de trouw van de God van Israël!
Wat hebt u in de loop der jaren zien veranderen?
Heel wat. Een van de belangrijkste dingen is wat mij betreft dat de kerk meer oog heeft voor Israël. De twee-wegenleer wordt niet meer zo aangehangen als vroeger wel gebeurde, ook binnen onze kerken. Veel gojiem zijn - mede door de loop der geschiedenis - meer gaan beseffen wat de betekenis is van Rom. 9 t/m 11 (denk dan met name ook aan 11:18!). In de prediking vind ik dat ook wel terug.
Wat waren voor u bijzondere momenten?
Ik heb allerlei contacten als belangrijk en aangenaam ervaren. Contacten had ik allerwegen (niet alleen als deputaat, ook in andere functies), nationaal en internationaal, kerkelijk, interkerkelijk en joods-christelijk.
Zo was het een bijzondere gewaarwording eens een negroïde Joodse broeder uit Liberia te ontmoeten. (Ik moest denken aan een witz: Een neger leest in de Underground van New York de Jerusalem Post. Hij wordt op zijn schouder getikt door een medepassagier, die hem vraagt: ‘Is alleen neger-zijn niet genoeg?’)
Ik denk ook aan andere contacten: tijdens het leven van mijn vader kwamen soms de meest vreemde en boeiende bezoekers over de vloer in de Jeruzalemstraat:
Karel Levison, de eerste Joodse dopeling van ds. M. Drayer, uit Drachten.
Hansie Dobschiner kwam uit Berlijn; ze heeft ondergedoken gezeten in ‘Een Groninger Pastorie in de Storm’ (aldus de naam van een boek waarin ook haar geschiedenis beschreven wordt). In haar boek ‘Te mogen leven’ komt de fam. Ornstein ook voor (zie 4e druk, pag. 258).
Een keer ging ik ’s avonds gewoon naar bed, maar lag er ’s morgens toen ik wakker werd bij mij op de slaapkamer in een reserve-bed een Poolse Jood, die alleen maar even kwam slapen en ontbijten. Omdat Gottlieb sr. toen al naar zijn werkplek was en moeder geen vreemde talen kende, moest Gottlieb jr. (toen nog ULO-leerling) opdraven en de conversatie gaande houden. Dat zijn zo een paar voorvalletjes die de sfeer in huize Ornstein typeerden.
Tijdens het deputaat-zijn waren er ook vele ontmoetingen, te veel om op te noemen, in Israël en Nederland - je komt ook vaak dezelfde mensen tegen, overal.
Wat hebt u als hoogtepunt(en) ervaren?
Vóór mijn deputaat-zijn: Allereerst de uitzending van ds. Boertien naar Hamburg als eerste werker (mede als gevolg van een contact van mijn vader met Schwester Heisner uit Hamburg, tijdens een conferentie in Wuppertal. Deze Schwester vroeg toen of er in Nederland een theoloog was, die de stokoude Pastor Arnold Frank in Hamburg - na 50 (!) jaar arbeid aldaar - zou kunnen opvolgen.)
Verder de voortzetting van de arbeid, vanaf 1960 in Jeruzalem. En de goede ingang die ds. Boertien daar gevonden heeft, met alle zegeningen daaraan verbonden.
In mijn eigen periode: De bijna on-onderbroken aanwezigheid van onze Kerken en hun werkers in Israël. Ik ben daarvoor zeer dankbaar!
Wat is uw grootste wens voor het deputaatschap?
Mijn grootste wens is dat de arbeid onder Gods zegen verder voortgang zal vinden. En dat spoedig in de a.s. vacature van ds. Van den Boogert voorzien zal worden.
Ik heb ook nog een kleinere wens. Eerst een verhaaltje vooraf: Ik herinner mij dat mijn vader zeer verheugd was toen de Generale Synode in 1953 besloot de naam van het Deputaatschap te wijzigen van ‘Zending onder de Joden’ in ‘Evangelieverkondiging onder Israël’. Persoonlijk hoop ik dat deze naam, die toch aan joodse zijde misverstanden opwekt, zal veranderen in bv. ‘Deputaten voor (de verhouding van) Kerk en Israël’. Dat zou mooi zijn!
Nog een andere wens, en tegelijk een oproep aan de kerken: ‘Bidt voor de vrede van Jeruzalem!’
Br. Ornstein, we zijn zeer dankbaar voor alles wat u ons midden hebt mogen doen, met het oog op Israël. Het was met grote inzet en betrokkenheid, en dat voor zovele jaren. U zult het missen en wij zullen u en uw - toch altijd zo heel eigen - inbreng missen. We wensen u, samen met uw vrouw, de zegen van de HERE toe op uw verdere levensweg. Sjaloom!
Drie generaties Gottlieb Johannes Ornstein
‘Grootvader’ Gottlieb Johannes Ornstein
Deze werd geboren in Galatz (in Roemenië), omstreeks 1868. In 1892 - er waren vervolgingen - trok hij uit Roemenië weg. Zijn uitreisvisum vermeldt: ‘nationaliteit: Israëliet’, en de bemerking: ‘Geen toestemming om terug te keren.’
Hij kwam uiteindelijk in Rotterdam terecht, en leerde daar bij ‘zendeling’ Zalman (een Poolse Jood) het boekbindersvak (in ‘Elim’, een doorgangshuis voor Joodse emigranten naar Amerika). Hij vertrok vervolgens naar Amsterdam, waar hij in contact kwam met de joods-christelijke predikant A.C. Adler. Diens naam wordt genoemd op het schutblad van zijn Lutherbijbel, waar staat: In diesem Bibel habe ich meinen Heiland Jesus Christus meinen Erlöser von Sünden gefunden. Getauft am 11.Mai 1893 (Himmelfahrt) durch Vater Pfarrer A.C. Adler - Zionskapelle
Bij zijn doop nam deze Gottlieb ook de naam Johannes aan. In 1900 huwde hij een niet-joodse vrouw.
‘Vader’ Gottlieb Johannes Ornstein
Op 12 februari 1903 werd een zoon geboren, ook Gottlieb Johannes genoemd. Vanaf zijn huwelijk (in 1931) was deze Gottlieb lid van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Rotterdam (eerst R’dam-Centrum, daarna R’dam-Kralingen).
Hij was al vanaf 1928 tot zijn overlijden bestuurslid van de ‘Nederlandse Vereniging van Joden-Christenen’ - later genoemd ‘HADDERECH’ (Hebreeuws voor ‘de Weg’), ‘Ned. Vereniging van Jesjoea Hammasjiach belijdende Joden’.
Deze broeder bleek inderdaad ‘uitermate geschikt’ voor ons deputaatschap. In een ‘In memoriam’ in Vrede over Israël schreef ds. L.S. den Boer over hem: ‘Hoe intens heeft deze man gewerkt! Welk een plaats nam hij in op onze deputatenvergadering! Hoe veelzijdig was zijn arbeid. Hoe internationaal bewoog hij zich daarmee. (...) Hoe beminde hij de beminden om der vaderen wil!’
Bij zijn begrafenis spraken ook Ned. Hervormde, Geref.-synodale en joods-christelijke theologen. Daarmee werd bewaarheid wat hijzelf dikwijls zei: ‘Als Israël in het middelpunt staat vallen alle kerkmuurtjes weg.’
‘Onze’ Gottlieb Johannes Ornstein
Deze werd geboren op 27 augustus 1933. Hij woonde een groot deel van zijn leven (‘toevallig’?) aan de Jeruzalemstraat in Rotterdam.
Hij is vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog grootgebracht met de zaken van Israël en het jodendom. (Tijdens de oorlog mochten de kinderen Ornstein niet weten van hun Joodse afkomst - maar vanaf 1945 is de schade ruimschoots ingehaald!)
Br. Ornstein volgde zijn vader niet alleen in ons deputaatschap op, maar ook als bestuurslid van Hadderech (1961-1980). Hij was ook enige tijd lid van het Executive Committee of the International Hebrew Christian Alliance.
A. Brons
Vrede over Israël jrg. 44 nr. 3 (juni 2000)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel