Simchat Tora

Vreugde over de goddelijke leer


‘Met oneindige liefde hebt Gij uw volk, het huis Israëls, liefgehad; Tora en geboden, wetten en voorschriften hebt Gij ons geleerd. Daarom, Heer, onze God, spreken wij over Uw wetten wanneer wij ons nederleggen en wanneer wij opstaan, en wij verheugen ons en zijn vrolijk om de woorden van de leer Uwer Tora en Uwer geboden en wetten, voor altoos. Want zij zijn ons leven en de lengte van onze dagen... Zo moge dan Uw liefde nimmer van ons wijken’

Zo luidt een fragment van een van de centrale zegenwensen betreffende de openbaring van de Tora, dagelijks dankbaar uitgesproken.

Donderdag 7 okt. 1993 / 22 Tisjri 5754

Het is - in Israël - de dag na het Loofhuttenfeest. Gisteren is dat afgesloten. De hutten zijn leeggehaald en reeds gedeeltelijk onttakeld. Maar: nog één dag wordt er feest gevierd - Simchat Tora, ‘vreugde der wet’.

Onze predikant in Jerusalem, de secretaris van deputaten en ik staan op het grote plein voor de zgn. ‘Klaagmuur’. Uit allerlei straatjes rondom zien we feestelijk aangeklede mannen, de moesten gehuld in hun gebedsmantel, in grote drommen aankomen. Sommigen hebben een wetsrol in de hand. Allen zingen en dansen. Ze stralen een intense vreugde uit, waarin ze ook graag anderen betrekken. Ook kinderen zijn er bij - ook jonger dan 13 jaar. Vandaag worden ze echt bij het feest betrokken. Snoep krijgen ze en delen ze uit - zoet en lekker. Want: zoet zijn de woorden die uit Gods mond komen! (zie Ps. 19:11 en 119:103). En ze zingen allemaal: ‘de tora is een boom des levens, een bron van wijsheid, een school van vrede’. We horen het aan en kijken ernaar - een beetje met het gevoel dat we niet helemaal buitenstaanders zijn: de uitbundigheid werkt aanstekelijk. Hoe komt dat?

Het jongste feest

Na de verwoesting(en) van Jerusalem en tempel en in de ballingschap is de tora (de 5 boeken van Mozes) het voornaamste dat Israël is overgebleven. Deze tora, door Ezra al nadrukkelijk naar voren gehaald, is de ruggegraat van het joodse godsdienstige leven geworden, lees-, leef- en studieboek bij uitstek. De tora wordt beschouwd en ervaren als liefdesgeschenk van de Eeuwige: Hij openbaarde zijn liefde door de tora te geven. Het is het boek van zijn daden, barmhartig en genadig - daden, die verlossing doen verwachten!

Sinds de vierde eeuw van onze jaartelling is het in verreweg de meeste synagoges gewoonte geworden deze tora in een 1-jarige cyclus te lezen, waartoe een verdeling is gemaakt in ruim 50 onderdelen. Rond het Loofhuttenfeest heeft men de tora uit. Maar dan leest men niet verder met Jozua: men begint opnieuw bij Genesis 1. De entree in het beloofde land blijft zo als het ware profetie en belofte, die verder reikt dan Israël alleen.

Op de eerste sabbat na het Loofhuttenfeest zijn er twee lezingen: uit Deut. 34 en uit Gen. 1. De lezer van Deut.heet ‘chatan tora’, ‘bruidegom van de wet’; die van Gen. 1 heet ‘chatan beresjiet’, ‘bruidegom van in den beginne’. Beide worden met vreugde de synagoge binnengehaald.

En de daarbij aanwezige kinderen - allen jonger dan 13 jaar worden daartoe opgeroepen - worden gezegend met de woorden van vader Jakob uit Gen. 48:16. ‘Bruidegom’, want: de wet wordt gezien als ‘dochter van God, bij de Sinaï met Israël gehuwd en via Israël als bruidsschat aan heel de wereld geschonken’.

De onmiddellijke omslag in de lezing van Deut. 34 naar Gen. 1 is een treffend voorbeeld van continuïteit: men moet en wil voortdurend doorgaan met het lezen en bestuderen van de tora. Zó maakt men zich de daden en de woorden, de aanwijzingen ten leven, van de Almachtige eigen!

Gezien de aard van de tora als liefdesgeschenk is er bij mensen sprake van een warme en bewogen relatie - vandaar de uitbundigheid op dit feest.

In de vroege Middeleeuwen is dit als laatste aan de joodse feesten toegevoegd.

Vreemde vreugde?

Misschien staan wij er een beetje vreemd tegenover: dansen romdom en met de wet, snoepjes uitdelen en bruidegom zijn - is dat niet wat overdreven?

De eerste moeite bij ons zal wel samenhangen met ons gevoel dat we hebben bij ‘wet’: daar zit iets dwangmatigs in, iets dat je opgelegd wordt, iets dat móét. Dat gevoel wordt nog versterkt als we ‘wet’ associëren met ‘verboden’: ‘gij zult níét...’ Daarbij ga je niet van vreugde dansen.

Vervolgens zijn we grootgebracht bij een negatieve opvatting: joden zijn en doen wettisch; ze zuchten onder het zware juk van de wet. Al hun (krampachtige) pogingen om er iets van terecht te brengen, móéten wel mislukken omdat een mens immers tóch de geboden niet volkomen kan onderhouden?

Mogelijk spelen ook een rol: het gegeven dat Jezus een felle tegenstander van de Farizeeën was en hun wetsonderhouding ontmaskerde als gecamoufleerde zelfrechtvaardiging. En Paulus staat toch ook bekend als iemand die ‘allen die het van de (werken der wet) verwachten’ onder het oordeel van de ontoereikendheid daarvan stelt. Het zou een verhaal apart vragen hier nader op in te gaan. Maar wél mag gezegd worden dat onder ons globaal genomen het beeld leeft van de arme en verblinde jood, die vergeefse moeite doet met al zijn wetsonderhouding. Waarbij we (voor het gemak?) dan ook voorbijgaan aan de liefde voor en het loflied op de wet, zoals dat in Ps. 119 gehoord wordt.

‘Tora’

Dit woord betekent ‘aanwijzing’, ‘richtlijn’. ‘Wet’ is gegeven om de goede weg van en naar de verlossing te gaan; om te blijven bij de God, die bevrijdde. Tora bevat daden van God, met name daden van verlossing en verbond; al die daden plus de beloften en de geboden zijn bedoeld als appèl op Israël om de rechte wegen te gaan. ‘Tora brengt troost in ellende, hoop in moedeloosheid en geluk waar ook maar gevaren dreigen’ (P. Lapide). Het doel van de tora = realisering van de menselijke waardigheid, heiliging van het dagelijkse leven en verbetering van de wereld. Door middel van tora geeft de Here een hulpmiddel om aan het dagelijks leven van de gelovige gestalte te geven.

Er is een innige relatie tussen God, Israël en tora. Het is genadige verkiezing dat de Here Israël daartoe verwaardigd heeft - zie bv Deut. 4:5.7.8.20.23.33.34 en het slot van Ps. 147. ‘Het richtsnoer van de berg Sinaï maakte van een samengeraapte troep weggelopen slaven een volk en verleende dit volk zijn geestelijke grootheid’ (P. Lapide). Daarom mag gezegd worden dat Israël met de tora ‘getrouwd’ is. En in normale gevallen mag gezegd worden dat huwelijk niet een knellende band, maar een zaak van vreugde is.

Zo kan beleden worden: ‘uw wet is mijn verlustiging’ (Ps. 119:174). Wet en liefde zijn geen tegenstelling: de wet is uit liefde gegeven.

Het is dan ook een voorrecht en het wordt als geluk ervaren God te mogen dienen op de wijze die Hij heeft aangegeven - zie al het begin van Ps. 1.

Studie van de tora is gericht op omkeer en vernieuwing. Daarom wordt tora niet ervaren als een last. En (poging tot) gehoorzaamheid daaraan is niet een poging tot verwerven van genade, maar dankbaarheid voor het geschenk van Gods liefde. Daarom: ‘vreugde der wet’!

Jezus en de wet

Ook voor de Here Jezus gold de tora als het hart der Schriften; al jong was Hij daarin thuis en hield Hij zich eraan. In wat Mattheüs als het eerste onderwijs van Jezus beschrijft - de bergrede - blijkt dat ook overduidelijk: ‘Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden’ (Matth. 5:17) -integendeel: in zijn doen en leren heeft de Here Jezus juist op heel radikale en ingrijpende wijze de diepste bedoeling van de tora aan het licht gebracht en de kern daarvan aangewezen en in praktijk gebracht. In het licht van wet, profeten en psalmen zag Hij zijn eigen levensweg en werk getekend (Luk. 24:44). En het was zijn ‘spijze’, zeg maar: zijn lust en leven, zijn vreugde, de wil van de Vader te doen. Diep heeft Hij aangetoond en beleefd wat in de psalm over de heerlijkheid van de tora staat: ‘uw gebod is onbegrensd’ (119:96).


Het bevrijdende voor ons mag zijn dat de Here Jezus door zijn volmaakte gehoorzaamheid ons van de schuld van de ongehoorzaamheid en van de doem van onze onmogelijkheid heeft verlost en ons door zijn Geest gewillig maakt in de wegen van de Here te gaan. Dat gaan mag iets kennen van het: ‘altijd blij zijn’.

Simchat en wij

Het centrale van de tora - liefhebben en gerechtigheid doen - geldt ook ons. De aan Abraham beloofde zegen is via de Christus die ‘de tussenmuur heeft afgebroken’ ook naar ons toegekomen. Heidenen zijn gekocht en betaald (Openb. 4:9 en1 Petr. 1:19) om voor God te leven; konkreet te leven naar de regels van zijn verbond, zoals die in de tora gegeven zijn. Als ‘mede-erfgenamen’ (Eph. 3:1-13) worden ook wij opgeroepen tot mede-jubelen over deze unieke gave van God, zie Deut. 32:43; Rom. 15:10 en Ps. 117. En de profeet Jesaja laat ons het verrukkelijke perspectief zien (2:2-5) van volken die komen om te leren wat in Sion gegeven is.


Wat wij van dit jongste feest van Israël kunnen leren is: diep respect voor en vreugde over het Woord van God én een nauwgezet-blijmoedig doen daarvan. Dat kan in onze erediensten en in onze persoonlijke omgang met Gods Woord. Het is toch een verrukking dat de behoudende en levendmakende en wegwijzende woorden van Gods verbond ook - via Israël - naar ons toegekomen zijn. Diep uit ons hart zingen we dan met Israël mee: ‘Vreugde der Wet! God is mijn toeverlaat. Alleen bij uw bevelen zal ik leven.’

ds. Hedde Biesma
Vrede over Israël jrg. 38 nr. 4 (juni 1994)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel