Ontwikkelingen in de ontmoeting tussen Joden en Christenen in de afgelopen tien jaar

Tien jaar geleden

Het is ongeveer tien jaar geleden, dat de lezers van Vrede over Israël iedere twee maanden een nieuwe kerkelijke verklaring in hun blad vonden. De eerste was de belangrijkste: het besluit van de synode van de Evangelische Kerk van het Rijnland, waarmee de tachtiger jaren werden ingeluid: het was op 11 januari 1980.

Veel reacties kwamen hierop. In Vrede over Israël vinden we er drie terug, nog afgezien van een verklaring van de Belgische kerken. Een groep theologen uit Bonn had theologische bezwaren tegen de verklaring; een Theologisch Convent wilde benadrukken, dat zending onder Israël toch, juist toen, heel belangrijk was en theologen uit Heidelberg maakten wereldkundig, hoezeer ze instemdem met de Rijnlandse Synodeverklaring.


Ander nieuws op het gebied van Joods-Christelijke betrekkingen gaat over de oprichting van het OJEC.


In Israël duurde nog de vreugde voort over het vredesverdrag met Egypte, en de praktische uitwerking daarvan werd merkbaar. Anderzijds hadden veel landen hun ambassades uit Jeruzalem teruggetrokken en naar Tel Aviv verplaatst, er waren internationale veroordelingen na het bombardement van de Iraakse kernreaktor Osirak in juni 1981 en na de annexatie van de Golan in november. De verkiezingen van de zomer van dat jaar brachten verlies voor de regering van Begin, maar rechts bleef wel aan de macht. De Libanon-oorlog stond voor de deur.

Wat is er sindsdien veranderd?

Wat kun je als ontwikkelingen aangeven? Zoals zo vaak: tien verschillende mensen zouden tien heel verschillende artikelen kunnen schrijven over een onderwerp als dit. Zeker wanneer het nog maar zo kort geleden is, wanneer de gevolgen van de meeste gebeurtenissen nog niet in te schatten zijn, wanneer men er nog van mening over kan verschillen, welke feiten van belang zijn en welke niet. Ik wil een paar dingen noemen, waarin volgens mij een ontwikkeling is aan te wijzen, dan ook enkele zaken die zich niet veranderd hebben terwijl dat misschien wel verwacht of gehoopt werd. Tenslotte wil ik twee punten aanwijzen, waar nog niet duidelijk is, hoe de ontwikkeling zal lopen.

Ontwikkeling 1: Institutionalisering

Het OJEC is ongeveer tien jaar oud en daarmee een goed voorbeeld voor wat ik bedoel. In die tijd deed zich de behoefte voelen aan een organisatie die wat richting zou kunnen geven aan de ontmoeting tussen Joden en Christenen. Natuurlijk was er wel een en ander, er werden wel pogingen gedaan om tussen de verschillende organisaties te coördineren, maar het is wel gebleken, dat er aan een OJEC grote behoefte was. Dit Overlegorgaan voor Joden en Christenen heeft inmiddels tien boekjes gepubliceerd over belangrijke onderwerpen, vele discussieavonden georganiseerd en een aantal keren geprobeerd om de discussie binnen de kerken nieuwe impulsen te geven: onder andere door de richtlijnen voor catechese en door de kerken aan te moedigen standpunten te verduidelijken. Natuurlijk is iedereen het eens met een organisatie die zo duidelijk een gezicht probeert te hebben, de kritiek geeft toch ook aan, hoe zeer het OJEC een belangrijke positie is gaan innemen.


Dat geldt niet alleen voor Nederland. In een aantal landen, waaronder de Verenigde Staten, Groot Brittannië, Duitsland, Frankrijk en Israël waren er al wel langer dergelijke centrale overlegorganen, maar hun aantal is de laatste tijd aanmerkelijk gestegen. In ieder land heeft zo'n organisatie een eigen vorm en kleur: dat kan lopen van een kleine coördineringsraad tot een uitgebouwde organisatie met vele werknemers en uitvoerige programma's voor alles wat met minderheden of samenleven van verschillende groepen mensen te maken heeft. Maar de behoefte aan iets centraals lijkt duidelijk.


En dan is er de ICCJ, de paraplu-organisatie van al die landelijke groepen. Die groeit natuurlijk mee met de anderen. Vooral door de jaarlijkse conferenties, waar mensen uit verschillende landen elkaar ontmoeten en een onderwerp behandelen, heeft de ICCJ een belangrijke plaats.


Maar ook in heel andere hoeken van het brede veld, dat we betrekkingen tussen Joden en Christenen kunnen noemen, zijn gebouwen en barakken opgetrokken. Weer een Nederlands voorbeeld is de organisatie Christenen voor Israël, die een krant uitgeeft, reizen organiseert en ook vele acties onderneemt.


In Jeruzalem staat inmiddels iets meer dan tien jaar de Christelijke Ambassade, opgericht als teken van Christelijke solidariteit en spreekbuis van Christenen, die, naar mijn indruk, vooral sympathiseren met de staat Israël en zich goed kunnen vinden in de huidige politiek. De jaarlijkse Viering tijdens het Loofhuttenfeest is uitgegroeid tot een grootschalig gebeuren.

Ontwikkeling 2: Houding tegenover de staat Israël

We spreken dan al over de politiek, en dat is is een onderwerp, waar we niet omheen kunnen: voor bijna alle Joden en veel Christenen is de staat Israël het centrale punt in de ontmoeting, en er is rond die staat zo ontzaglijk veel te doen.

Tussen de Libanon-oorlog van 1982 en de Golfoorlog van 1991 is er geen echte oorlog gevoerd, maar de opstand van de Palestijnen, die nu al drie en een half jaar duurt, heeft het image van Israël veel kwaad gedaan. Ik denk, dat de rol van de politiek de afgelopen tien jaar nog steeds belangrijker geworden is. Denkt u maar aan de onenigheid tussen de Raad van Kerken en het OJEC. In veel opzichten is men kritischer gaan kijken naar de staat en de politiek van de huidige regering. Dat Israël nog altijd veel goodwill heeft, in ieder geval in Nederland, is in de Golfoorlog wel bewezen. Maar sinds het direkte gevaar geweken lijkt te zijn, neemt de druk op Israël toe, concrete stappen te doen op de weg naar vrede. Ik heb het hier niet over de velen op deze wereld, in wier ogen Israël nooit iets goeds kan doen en zal kunnen doen. Ik spreek ook niet over hen, die altijd Israël zullen verdedigen, onverschillig wat er daar gebeurt. Maar in het wereldje van de ontmoeting tussen Joden en Christenen meen ik een veel grotere bereidheid waar te nemen, kritiek op de staat te uiten.

Ontwikkeling 3: Van synodes naar gemeenten

Ik ben dit verhaal begonnen met een lijst van de besluiten en verklaringen die in het begin van de tachtiger jaren werden gepubliceerd. De lijst zou nog verlengd kunnen worden, maar ik heb alleen genoemd, wat in Vrede over Israël is afgedrukt.


Verklaringen zijn er nog steeds, maar ze zijn wel spaarzamer geworden, en ik geloof niet, dat ze ooit weer zo in het middelpunt van de belangstelling gestaan hebben als dat synode-besluit van de kerk van het Rijnland. Het was ook een bijzondere verklaring, met ten dele belangrijke, nieuwe formuleringen, resultaat van lange voorbereidingen en overleg met Joden.

Enkele jaren later waren er nog enkele van zulke besluiten van Duitse kerken, maar die waren toch voorzichtiger geformuleerd en natuurlijk niet zo opzienbarend nieuw. Nu is nieuwheid niet altijd een teken van het ware, en het is dan ook goed, dat het werken aan nieuwe studies, besluiten en formuleringen gewoon doorgaat, maar tegelijkertijd realiseert men zich sterker, dat het bij verklaringen niet kan blijven.

Er komt een moment dat wel zo ongeveer alles gezegd is, dat alle woorden en inhouden zijn gebruikt en degenen voor wie ze bestemd zijn ook wel al op de hoogte zijn. Wat werkt er echter van door? Wat weten gemeenteleden in veel kerken van de besluiten van de synode en van de betekenis van die besluiten?


Ik denk, dat het ook als ontwikkeling kan worden aangemerkt, dat er steeds meer nadruk wordt gelegd op het belang van de vertaling van de ontmoeting met Israël naar de gemeente toe.

Voorbeeld hiervan zijn de inspanningen in vele landen om met name onderwijsmateriaal te zuiveren van anti-joodse gedachten en onjuiste gegevens. Op dit gebied is een heleboel werk verzet, dat van groot belang is.

De recente kerkordewijziging van de Hervormde kerk ligt ook wel op dat meer praktische vlak, heeft veel meer betekenis dan een losse verklaring, maar staat natuurlijk niet zo dicht bij de mensen, en werkt meer op de lange termijn.

Tenslotte kunnen hier nog de leerhuizen genoemd worden: in gesprekken met mensen uit andere landen blijkt vaak, hoe bijzonder veel de gemeenten in Nederland geïnteresseerd zijn in alles wat met Israël samenhangt. Leerhuizen (laat ik alles, wat er met die term wordt aangeduid nog maar eens met dit ene woord beschrijven) kunnen een heel grote rol vervullen in het noodzakelijke proces, de ontmoeting met Israël voor de kerken vruchtbaar te maken en aan de basis te toetsen.

Ontwikkeling 4: Verandering van de gespreksonderwerpen

Tussen al die Joden en al die Christenen worden, dat ligt voor de hand, heel veel zaken besproken. Dat is niet zomaar in een duidelijk overzicht te zetten, aan de hand waarvan we dan ontwikkelingen kunnen aflezen. Toch: een paar algemene tendensen zijn wel te geven, al gaan die vaak al wat verder terug dan tien jaar.

Ontwikkeling 5: van zending tot ontmoeting

Er valt lang over te praten, of het hier werkelijk om een ontwikkeling gaat. Misschien moet het toch iets verderop in dit artikel behandeld worden, onder de dingen, die niet veranderd zijn. Inderdaad wordt er nog steeds aan zending onder Joden gedaan in de oude zin van het woord: zonder enig besef van de bijzondere plaats van Israël. Merkwaardig genoeg moeten hier de activiteiten genoemd worden van meerdere groepen van Messias­belijdende Joden, naast kerken uit de Verenigde Staten. In Europa kunnen we het soms theoretisch nog wel een heel eind eens worden, maar de praktijk kan dan nog verschillen.

Het meest opmerkelijk vond ik de laatste tijd de verklaring van Driebergen, waar Lutherse organisaties van heel verschillende achter­gronden een mate van overeenstemming bereikten, die henzelf verbaasde. Dat was pas vorig jaar, op een internationale conferentie, en het stuk is nog niet zo algemeen bekend. In ieder geval in de terminologie en de uitgangs­punten van de houding van de kerk tegenover Israël kon men elkaar een heel eind vinden.


Duidelijk is dan wel, dat het woord zending in de context van Israël steeds moeilijker te gebruiken wordt. Ook kerken en organisaties die toch werke­lijk niet van dialogiseren in de ongunstige zin die dat woord bij ons vaak heeft verdacht kunnen worden, gebruiken liever termen als getuigend gesprek of wederzijds getuigen.

Er is sprake van een twee-richtingsverkeer, van een van-elkaar-leren van kerk en Israël. Misschien zouden wij naar die verklaring ook eens moeten kijken bij onze pogingen, ons werk en onze bedoelingen daarmee zo goed mogelijk onder woorden te brengen.

Niet veranderd 1: motivatie

Een blijvend thema in de ontmoeting van Joden en Christenen is het belang van het verleden, en dan met name de Tweede Wereldoorlog en de moord op de zes miljoen Joden, de Sjoa, voor de wederzijdse betrekkingen. Voor velen, van de oudere generatie maar zeker ook jongeren, is juist dit de reden, met elkaar in gesprek te komen. Hetzij, dat men zich als persoon of als Christen daaraan mede schuldig voelt, hetzij dat men zich van daaruit praktisch wil inzetten, herhaling te voorkomen. Anderen menen dat schuldgevoel en angst nooit een basis kunnen zijn voor een positieve relatie, en proberen de bijzonderheid van de betrekkingen tussen de kerk en het joodse volk op een andere manier aan te wijzen. Natuurlijk zijn beide aspecten van belang, en ze worden meestal ook allebei genoemd, maar het is dan toch nog een hele vraag, waar de nadruk moet liggen - en het antwoord bepaalt voor een groot deel de vorm en de inhoud van het te voeren gesprek.

Ik zie de afgelopen tien jaar niet een duidelijke tendens - die we misschien hadden kunnen verwachten - minder nadruk te leggen op het verleden. Een tijd lang leek het zelfs andersom, namelijk toen in 1982 het eerste deel van de Theologie na Auschwitz van Hans Jansen verscheen. De zware schuld van de kerk, twintig lange eeuwen door, werd daarin breed uitgemeten. Dit boek heeft grote invloed gehad, ook al was er veel terechte kritiek op de slordigheid en op het gebrek aan positieve aanzetten. Het bleef uiteindelijk een Grote Onvoltooide, en de vraag blijft: komen er nog navolgers of moest dit boek een keer geschreven worden en is dat voldoende?

Niet veranderd 2: de deelnemers

Er is wat de deelnemers betreft wel iets veranderd, maar niet veel. Tien jaar geleden kon men verwachten, of in elk geval hopen, dat meer kerken, meer groepen binnen het Jodendom en ook nieuwe generaties bij de Joods-Christelijke betrekkingen zouden kunnen worden ingeschakeld. Er is niet veel van gekomen.


Uitzonderingen bevestigen de regels. Er zijn ook wel jongeren, die zich actief hiervoor interesseren, maar het zijn er betrekkelijk weinig. Er zijn in Israël wel enkele orthodoxen en ook wel wat Joden met achtergrond in Arabische landen, die het belang ervan inzien, maar hoeveel? En Arabische Christenen, evangelikale Christenen, Christenen uit de Derde Wereld... wie vindt er, dat Israël nog altijd volk van God is en daarom een bijzondere relatie met de kerk heeft - of zou moeten hebben? Het zijn er niet veel.

In veel gevallen moet ook wel gezegd worden dat er niet genoeg moeite gedaan wordt om aan buitenstaanders uit te leggen, wat er zo buitengewoon, zo verrijkend en zo onmisbaar is aan een levende ontmoeting tussen kerk en Israël. In ieder geval naar de jeugd toe wordt er wel een en ander gedaan. Er zijn jeugdconferenties gehouden in het kader van de al genoemde ICCJ en veel landelijke organisaties werken ook hieraan.

Niet veranderd 3: Rome en Israël

Dat staat misschien een eind bij ons vandaan, maar vanuit Israël schrijvend, moet ik dit ook wel noemen. De Rooms Katholieke Kerk is niet alleen groot, maar wordt door Israël ook vaak als de kerk bekeken, mede omdat het Vatikaan een politieke dimensie heeft, en de staat Israël ooit zal kunnen erkennen. Dat is meteen een probleempunt: Israël is nog altijd niet volledig erkend, of liever: er zijn geen diplomatieke betrekkingen tussen Vaticaan en Israël, en dat houdt de relaties koel.

De afgelopen tien jaar is er veel te doen geweest tussen Vaticaanstad en Jeruzalem, maar een duidelijke ontwikkeling zit daar niet in. Er waren positieve dingen, enkele uitspraken van de paus die zeer werden toe­gejuicht, het bezoek aan de synagoge van Rome en meerdere zinvolle ontmoetingen, maar daar stond een hele rij problemen tegenover: het klooster in Auschwitz, de zalig­verklaring van Edith Stein, contacten van het Vatikaan met de PLO en nog zo een en ander. Een belangrijke uitgave van Rome was een geschrift over de wijze, waarop het Jodendom en Israël in het onderricht in de kerk aan de orde zouden moeten komen. Het werd van Joodse kant zeer verschillend beoordeeld: sommigen waren positief, anderen hadden op meer gehoopt.

Vraag 1: Verbreedt of verdiept de dialoog zich?

Er is een tendens, de dialoog tussen Joden en Christenen te verbreden.

Meestal wordt dan in de eerste plaats aan moslems gedacht, die in westerse landen soms zeer daarin geïnteresseerd zijn en in een aantal opzichten ook het dichtst bij staan. En van tijd tot tijd zijn er dan pleidooien, ook allerlei anderen erbij te betrekken: humanisten, ongelovigen, hindoes, boeddhisten en wat er zo verder nog aan religies te vinden is.

Anderen zijn daartegen en vinden, dat dat alleen maar stoort: het gaat om Joden en Christenen; die twee groepen hebben een heel bijzondere betrekking en daarin is zoveel te praten en uit te leggen, daarin is zoveel verdieping mogelijk en nodig, dat we daar anderen niet bij kunnen gebruiken. Dit is een voorname vraag.

Ons eigen antwoord lijkt simpel en is dat ook in de meeste gevallen wel, zeker in Nederland: het gaat om Joden en Christenen. Die twee hebben voor een groot deel dezelfde Bijbel, horen bij dezelfde God en leven al eeuwen met veel problemen samen. De islam is nieuw en vreemd.

In een land als Israël kan het probleem toch nog wel eens moeilijker liggen. Ook door de verwardheid van politiek en godsdienst is het wel eens belangrijk, moslems bij bepaalde dingen te betrekken. En verder is het de vraag, wat we moeten doen wanneer we geconfronteerd worden met de uitdrukkelijke wens, bij een ontmoeting betrokken te worden. Van moslemzijde hebben we daar soms mee te maken.


Hoe dan ook, verbreding is niet waardevol, wanneer ze de verdieping hindert. Maar we hebben het gelukkig niet over een Jood en een Christen, die elkaar ontmoeten: er zijn er een heleboel, en iedere ontmoeting is anders. Waar wij ons inzetten voor kwaliteit en verdieping, daar zijn misschien andere Christenen met een andere visie en andere thema's, die zich lenen voor een bredere aanpak.

Vraag 2: Gaat het goed of slecht met de ontmoeting tussen Joden en Christenen?

We kunnen wijzen op ontwikkelingen in de dialoog, op dingen die bereikt zijn, op begrip, verklaringen, meer kennis, en betere leerstof over elkaar - maar wat is de betekenis ervan?

Soms wordt ook beweerd, dat het slechts een modeverschijnsel is, dat vanzelf zal verdwijnen wanneer de Christelijke gevoelens van schuld verminderen. Er zijn veel feiten, waarop gewezen kan worden, van beide kanten. Maar uiteindelijk is dit geen vraag, die wij kunnen beantwoorden. Onze blik is te kort, onze kennis te gering en we hebben niet het overzicht dat nodig is.

Misschien zegt men over honderd jaar, dat deze ontmoeting zeer belangrijk geweest is voor de kerk. Misschien is de betekenis beperkt. Het is wel goed, deze vraag in gedachten te houden, maar meer ook niet. Het gaat ook niet om een club of een partij, waar je bij wilt horen als het goed gaat - en als de zaak achteruit loopt, zorg je dat je weg bent. Het gaat tenslotte om de vraag, of we hier bezig zijn met iets waarin we geloven, iets, dat naar de wil van God is en hoort bij onze opdracht als Christenen. Wanneer iets glanzend gaat, is dat nog geen teken, dat het de wil van God is, en niet alle opdrachten die aan de kerk gegeven zijn, worden direkt zichtbaar gezegend.


Er zijn veel vragen, er zijn onzekerheden. En er zijn gelukkig ook dingen die erop wijzen, dat aan de manier, waarop wij als kerken in Israël - en elders met Israël - werken, betekenis gegeven kan worden door God, dat het gebruikt kan worden door Hem, een bijdrage kan zijn aan de bloei van zijn volk en van zijn kerk. Openheid en eerlijkheid, een ontmoeting met ons hele wezen, ons hele geloof en onze hele Heilige Schrift is iets, wat je in de wereld uiteindelijk niet zo gek vaak ziet.


Het is goed om ontwikkelingen in het oog te houden, zoals in dit artikel, en belangrijk om contact met anderen te onderhouden. We mogen er ook op letten, dat er dingen zijn, waar we het niet mee eens zijn of waarover we onze twijfels hebben, maar de hoofdzaak is, dat we overtuigd en verant­woordelijk doen, waarvan we geloven, dat het goed is - dat het onze zending is.


Dit artikel ging vooral over de wereld, over Israël of over Nederland-als-geheel. In het werk en het standpunt van onze kerken zijn niet zoveel veranderingen aan te wijzen. Ik hoop, dat vooral de betrokkenheid van de gemeenten zal groeien, opdat we als kerken onze plaats in dit alles kunnen bepalen en onze bijdrage kunnen geven, klein maar bijbels, open, breed en diep. Opdat er een ontwikkeling mag zijn naar een echte, levende ont­moeting van hen, die gescheiden zijn door misverstanden en angst, vaak wederzijdse verharding en gebrek aan liefde tot God en tot elkaar- een ontwikkeling naar meer eer voor God.

H.M. van der Vegt
Vrede over Israël jrg. 35 nr. 4 (okt. 1991)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel