Twee mythes over antisemitisme


Het onderwerp is helaas pijnlijk actueel: anti­semitisme. Wie de kranten bijhoudt, kan er moeilijk omheen. Wie regelmatig op internet te vinden is, zal zelf op onverwachte momenten op anti-Joodse uitlatingen stuiten. Tegelijkertijd houden velen in Neder­land dit thema op een afstand: het is vooral een probleem van anderen.


Het zijn (delen van) de islamitische minderheid die dit soort verwerpelijke ideeën uiten, het zijn ongure neonazistische types die onverminderd Hitlers verwerpelijke gedachten­goed blijven aanhangen – en ja, Oost-Europeanen en Russen die kunnen er ook wat van. Natuurlijk is er ook religieus anti­semi­tisme, maar daarvoor moet je vooral eens kijken bij de rooms-katholieken en, vooruit, iets dichterbij huis: Luther.

Twee mythes

Hoewel over elk van de genoemde groepen veel te zeggen valt, sneeuwt hierdoor iets anders onder: het bestaan van anti­semitisme in Nederland zèlf, inclusief het protes­tantse volksdeel. Dat zijn twee mythes die elk diepe wortels hebben.

De eerste mythe is dat er in Nederland vanouds nauwelijks sprake is geweest van anti­semitisme. Het was vooral iets van Oost-Europa en Duitsland, waar pogroms plaats­vonden, Joden actief werden tegengewerkt en beschuldigd van het plegen van rituele moord. Nederland heette een verdraagzaam land, waar dergelijke excessen niet plaats­vonden. Integendeel, Joden werden gastvrij onthaald en konden ongestoord hun leven opbouwen.

De verklaring dat er in Nederland nauwelijks sprake was van anti­semitisme werd vaak gezocht in de ‘tweede mythe’: anti­semitisme zou niet onder de in Nederland dominante protestanten voorkomen, maar vooral iets zijn van rooms-katholieken en oosters-orthodoxe christenen. De Reformatie zou juist tot een nieuw verstaan van het Jodendom geleid hebben, op basis waarvan vervolgens door de Nadere Reformatie een positieve Israëltheologie ontstond. Anti-Joodse uitingen staan daarmee haaks op de ontdekking van de Reformatie.

Nederland

Het klopt dat Joden in de zestiende eeuw zich vrij in de Nederlandse Republiek konden vestigen. Maar dat beeld behoeft wel nuancering. Nederland had tot aan het einde van de achttiende eeuw geen landelijk beleid over Joden: dat werd overgelaten aan de geweste­lijke en lokale autoriteiten. Het gevolg was dat Nederland een lappendeken was. In sommige plaatsen werden Joden gastvrij onthaald en konden ze een sterke, eigen Joodse gemeenschap opbouwen. Het bekendste voorbeeld daarvan is Amsterdam, maar ook voor de meeste andere Hollandse steden klopte dat. Enkele andere steden, zoals Leeuwarden en Groningen, sloten zich bij dat tolerante klimaat aan.

Veel steden en regio’s vonden Joden echter bedreigend. Zij kozen ervoor om slechts een beperkt aantal Joden toe te laten: die werden zorgvuldig gescreend. Het aantal Joden moest vervolgens stabiel blijven, nieuwe Joden werden niet toe­gelaten. Er waren echter ook steden en regio’s die verboden voor Joden waren: in plaatsen als Utrecht, Delft en Tilburg mochten Joden niet wonen. Alleen voor de jaarlijkse kermis werd een uitzondering gemaakt: dan mochten ze een paar dagen overnachten. Een kermis zonder Joden was kennelijk zelfs voor die steden te bont.

De Nederlandse tolerantie blijkt dus vooral betrekking te hebben op slechts een deel van het land. En hoe ging het daarna? Overal, zowel in gebieden waar Joden wonen en waar zij niet zijn toegelaten, vinden we sporen van sociaal anti­semitisme: uitsluiting van Joden uit (delen van) de samenleving, negatieve beelden van Joden, ongepaste grappen met en over Joden. Dat is een zwart spoor van de zestiende tot diep in de twintigste eeuw en bij sommigen nog altijd niet verdwenen.

Toen aan het einde van de negentiende eeuw het racistische politieke anti­semitisme de kop op stak, sloeg dat in heel Europa fel om zich heen. Antisemitisme werd een politieke beweging die als programma had om de ‘Joodse invloed’ op Europa tegen te gaan en Joden in hun burgerrechten te beperken. In Frankrijk, Duitsland en Oost-Europa sloeg dit aan. In Nederland zien we dat protestantse, katholieke en socialistische politici met dit nieuwe virulente anti­semitisme experi­menteren. Abraham Kuyper was één van hen. Het zette zich echter niet door: de Nederlandse bevolking was het sociale anti­semitisme gewend en bleef dat ook vasthouden, maar vond dit té extreem. Pas in de jaren 1930, toen de NSB opkwam, ontstond er een echte antisemitische beweging.

Protestants anti­semitisme

Sociaal anti­semitisme kwam in Nederland onder alle lagen van de bevolking – van adel tot arbeider – en bij alle religieuze groepen voor. Protestanten, met als voornaamste groep de calvinisten of gereformeerden, waren daarop geen uitzondering. Anti-Joodse uitlatingen worden in preken, brieven en boeken hier en der gevonden en laten vooral zien hoezeer dat ‘gewoon’ werd gevonden en ‘geaccepteerd’ was.

De gereformeerde kerkenraden speelden bij de toelating van Joden in de zes­tiende eeuw en daarna vaak geen verheffende rol. Zij probeerden met alle macht en vaak met antisemitische stereotypen de vestiging van Joden te voorkomen. Leidende theologen gaven daarbij de richting aan. Voetius was één van de voornaamste, hij ondersteunde het Utrechtse beleid om Joden te weren van harte en deed zelf zijn best om Joden ook uit het naburige Maarssen te verdrijven. Alle negatieve beelden over Joden uit de Middeleeuwen – als Godsmoordenaars, woekeraars, hebzuchtig en trots – inclusief het beruchte bloedsprookje, treffen we in zijn werk aan. Ook bij verschillende van zijn leerlingen zoals Fruytier werd die traditie voortgezet.

Tegelijkertijd werd er ook een nieuwe manier van kijken op Israël ontwikkeld, waarbij Joden een plek kregen in de laatste fase van de wereldgeschiedenis: de eindtijd. Zo werden door à Brakel en anderen de bouwstenen gelegd voor een herziening van de negatieve theologische erfenis die er lag.

Die beide theologische lijnen, die soms hand in hand gingen, tekenden vanaf dat moment de houding van Nederlandse protestanten. Religieuze en sociale anti­semitische uitingen bleven voorkomen tot diep in de twintigste eeuw, tegelijkertijd werd ook de basis gelegd voor liefde en positieve betrokkenheid bij de ‘beminden om der vaderen wil’. Pas in de tweede helft van de afgelopen eeuw slaat de balans zondermeer door naar de tweede, positieve lijn.

dr. Bart Wallet
Verbonden jrg. 60 nr. 1 (feb. 2016)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden