ISRAËL UNIEK1 (1)
deel 2 is gepubliceerd in Vrede over Israël jrg. 58 nr. 2
Dank voor uw uitnodiging om een bijdrage te leveren aan deze studiedag. U gaf mij de werktitel: waarom Israël (niet) bijzonder is. De titel die ik boven mijn bijdrage heb geschreven verraadt mijn visie op die werktitel.2
Intussen is die werktitel wel relevant. Recente ontwikkelingen binnen wat ‘de gereformeerde gezindte’ heet, tonen dat aan. In dit verband wijs ik op enkele boeken en berichten:
1. Herleving ‘vervangingstheorie’*3
Dat de vervangingstheorie die vele jaren in de kerk heeft bestaan - namelijk dat de voorrechten die met de roeping en verkiezing van Israël gegeven waren, zouden zijn overgegaan op de gemeente van Christus en dat na de komst van Christus het historische Israël geen rol meer speelt - nog steeds aanwezig is binnen orthodox-protestantse en reformatorische kerken, blijkt uit recente publicaties.4
“De discussie over kerk en Israël is weer opgelaaid” zo kopt een krant die dagelijks op de deurmat van zich reformatorisch noemende christenen valt. “Vooral de christelijke gereformeerde theoloog dr. Steven Paas sr. gooide met zijn boek ‘Christian Zionism Examined’ olie op het vuur: de kerk moet geen aparte plaats meer toekennen aan het na-Bijbelse Israël.5
Ik verwijs in dit verband ook naar de “Open brief over Israël aan Nederlandse christenen”, geciteerd in hetzelfde nummer van genoemd dagblad. In deze Open Brief van de hand van een aantal theologen rond dr. Paas sr. en de anglicaanse priester dr. Jos Strengholt (Caïro), worden de door het Christenzionisme beïnvloede reformatorische en evangelische broeders en zusters “opgeroepen om terug te keren tot de kernboodschap van de Schrift, zoals die in de Reformatie is herontdekt.” In deze brief staat met zoveel woorden: “Buiten Christus om geestelijk gefascineerd zijn door fysiek Israël kan het ‘sola’ van de genade slechts ondermijnen. We zijn geroepen terug te keren naar de verkondiging van het vrije aanbod van de genade van het Evangelie aan alle volken, inclusief alle kinderen van Abraham. Daartoe behoren ook alle Joden en Palestijnen.”6
Op 27-09-2013 kopt dezelfde krant: “Dr. Van Campen: Israël dreigt splijtzwam te worden in Gereformeerde Bond.”7 De erfenis van de jarenlange bezinning op Israël binnen de Gereformeerde Bond staat ter discussie, constateert dr. M. Van Campen. Zijn terugtreden uit het hoofdbestuur is volgens de emeritus predikant uit Ede niet los te zien van de jarenlange bezinning op de plaats van Israël binnen de Gereformeerde Bond.
Ik onthoud mij verder van enig oordeel met betrekking tot dit besluit omdat dit een interne bestuurskwestie betreft. Maar een en ander roept wel veel vragen op.8
2. Veranderende (politieke) visie
Ook met betrekking tot de politieke visie op de staat Israël en de Palestijnse kwestie, lijkt zich in Nederland verandering voor te doen. Een recent onderzoek door de EO n.a.v. het 65-jarig bestaan van de staat Israël geeft aan dat Nederlanders kritischer zijn over Israël dan zo’n 15 jaar geleden. Ik citeer uit dat onderzoek:
“Een derde van de Nederlanders is kritischer naar de politiek van Israël dan vroeger. De helft van de Nederlanders vindt tevens dat de afscheiding (hek/muur) leidt tot schending van mensenrechten. Slechts 1 op de 7 Nederlanders zal Israël altijd blijven steunen en zegt dat Judea, Samaria, Oost-Jeruzalem en de Golan bij Israël horen.”
Deze tendens van veranderende politieke visie op Israël is ook onder christenen bezig te veranderen.
3. Een Ander Joods Geluid
In dit kader noem ik ook de beweging Een Ander Joods Geluid. De voorzitter van deze beweging, de heer J. Hamburger en de adviseur van EU-beleid Israël/Palestina, de heer W.G. Aldershoff, gaven onlangs in een krantenartikel9 hun visie over de Israëlische en Palestijnse rechten met betrekking tot de verdeling van het land. De Palestijnen zijn, volgens genoemde auteurs, door Israël in een vrijwel onmogelijke onderhandelingspositie gedrongen. Dat betekent dat de EU zich sterk moet maken voor een ook voor de Palestijnen aanvaardbare oplossing. Dat dit een zeer complexe materie is laat de reactie op dit artikel zien van Dr. Matthijs de Blois10: “G. Aldershoff en J. Hamburger laten de geschiedenis van Israël ten onrechte beginnen bij de delingsresolutie uit 1947.” Dat heeft volgens De Blois grote consequenties. Hij voert een pleidooi om terug te gaan naar het bindend besluit van de Volkenbond uit 1922, waarbij een veel groter gebied aan Israël is toegewezen, dat zou moeten dienen als Joods nationaal tehuis.11
Deze voorbeelden van verschuiving van theologische en politieke visie op Israël aan de rechterflank van kerkelijk Nederland, maken een bezinningsdag als deze zeer relevant, toegespitst ook op de vraag ‘Waarom is Israël (niet) bijzonder?’
Eerst iets over dat ‘niet bijzonder’
Kritische vraag
In 1970 verscheen het geruchtmakende geschrift 'Israël - volk, land en staat' dat door de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk als kanselreiking werd uitgegeven.12 Aangaande het thema ‘land’ stelt het rapport, dat er naar het besef van Israël een volstrekte eenheid is tussen nationaal-politiek en geestelijk-godsdienstig leven. De grond voor dit zionisme zou liggen in de Bijbel waarin de blijvende band tussen Israël en het land van de belofte wordt benadrukt onder andere in Amos 9:15 en Zacharia 8. Jeruzalem zou hier dan een speciale plaats in hebben. Maar hoe bijzonder is dan dit volk en dit land? Zou Israël ook niet gewoon een nummer kunnen zijn op een ranglijst van volken, dat vervangen kan worden door een ander volk? Anders geformuleerd: impliceert het verbond dat God sloot met Abraham dat Israël ook als natie onopgeefbaar is?13
Niet bijzonder
In het gesprek tussen dr. Michael Mulder van het CIS met dr. Steven Paas sr., waaraan ik hierboven refereerde, laat laatstgenoemde zich hier in negatieve zin over uit: “Ik voel verbondenheid met Israël, maar niet meer dan met het Nederlandse of het Malawische volk.” Op de vraag van de gespreksleiders “of Christenen een andere God aanbidden dan Joden”, is zijn antwoord: „Inderdaad, want we kennen God alleen door Jezus Christus.” En even verder in het gesprek, als het gaat over het gebed voor Israël: “Natuurlijk moet er voor Israël worden gebeden, maar niet meer of minder dan voor bijvoorbeeld Nederland.”
De verslaggevers van het gesprek tussen de beide heren concluderen dan: “Wie nog een aparte plaats voor het na-Bijbelse, etnische Israël in Gods heilsplan ziet, doet volgens de voormalige zendeling tekort aan het unieke werk van Christus. Van een toekomstig herstel van Israël in de heilsgeschiedenis is dan ook volgens hem geen sprake. Tussen het volk Israël in de Bijbel en nu mag geen isgelijkteken worden gezet, aldus Paas. Bovendien, zo is zijn mening, kan een overdreven liefde voor het volk Israël in geval van teleurstelling gemakkelijk omslaan in vormen van antisemitisme. „Denk aan de reformator Maarten Luther, die het boekje ‘Over de Joden en hun leugens’ schreef, zo waarschuwt hij tenslotte.”14
Die laatste opmerking neem ik ter harte. Maar wordt met wat Paas eerder opmerkt niet met één grote armzwaai alles wat in de afgelopen 50 jaar aan nieuwe inzichten over Israël in de theologie naar voren is gebracht, van tafel geveegd?
Gelet op bovenstaande getuigt het van moed van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt om - met de vlag van deze bijzonder studiedag in top - van wal te steken, terwijl een storm van kritiek op de zogenaamde ‘Israëltheologen’ over de geformeerde wateren raast en mensen op posities, waarop zij zich door Gods Geest geleid weten, aan het wankelen brengt.
Hermeneutische kwestie*
Het moge duidelijk zijn dat hier op de achtergrond een enorm hermeneutisch vraagstuk zit. De hermeneutische kwestie die hier aan de orde is, gaat onder meer over de vraag of het Israël in het Nieuwe Testament een ander Israël is dan het huidige en of er met de komst van Christus wezenlijk iets veranderd is met betrekking tot de Oudtestamentische beloften die specifiek aan Israël als volk en land gegeven zijn. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is van belang dat duidelijk is wat we precies bedoelen met ‘Israël’.
Begripsbepaling*
Als wij over Israël spreken hebben we het dan over de staat Israël of over het Joodse volk? En als het over het Joodse volk gaat, hebben we het dan over het bijbelse volk Israël of over het Israël van nu? Of - en dat is een vijfde mogelijkheid - bedoelen we met Israël alleen het Joodse geloof, het zogenaamde jodendom, wat in de theologische wereld ook wel wordt aangeduid met ‘de synagoge’? De vraag die hierbij opkomt, is of wij deze aanduidingen wel van elkaar kunnen scheiden. Met Van den Brink en Van der Kooi in hun Christelijke Dogmatiek (2012) kies ik er voor Israël te beschouwen “als een aanwijsbare volksgemeenschap waaraan God zich heeft geopenbaard en zijn beloften heeft geschonken.” Daarmee is Israël zowel een etnische als een godsdienstige grootheid. In het Oude Testament (Tenach) vallen deze doorgaans ook samen. In het verbond dat God met Abraham sluit komt ook het land mee.
Dit brengt mij tot de stelling: Israël is uniek.
Bijbels getuigenis*
Voor een fundering van deze stelling neem ik mijn uitgangspunt in Hosea 14:7. Daar lezen wij: “zijn (Israëls) pracht zal zijn als die van de olijfboom” (HSV). Uit Jeremia 11:16 wordt duidelijk dat God deze olijfboom zelf geplant heeft. Ook lezen we daar dat er takken zullen worden afgehouwen. God kan blijkbaar met die olijfboom doen wat Hij wil. Israël bestaat als volk én natie bij de gratie van God. Hij heeft Israël verkoren, niet omdat het beter zou zijn dan de andere volken. In Deut. 7:6-8 wordt dit met zoveel woorden gezegd: “Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is. Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in acht te nemen.”
Nu kan er veel met die olijfboom gebeuren, maar - en dat getuigenis klinkt door in zowel de Tenach als ook in het Nieuwe Testament - zijn wortel blijft. Omdat God zijn volk nooit heeft verstoten en ook nooit zal verstoten in eeuwigheid.
Daarvan getuigt Paulus in Romeinen 11 op zeer indringende wijze: ‘Heeft God zijn volk verstoten?’ Met deze vraag stuwt de apostel zijn betoog naar een climax.15 Israël, het slechtste jongetje van de klas, ongehoorzaam is tot op het bot, een olijfboom die het waard is met wortel, stam en tak te worden gerooid, toch niet verstoten! Alle pogroms tegen de Joden en de Sjoa ten spijt. De Eeuwige is trouw aan Zijn woord.
De vraag ‘heeft God zijn volk verstoten?’ wordt dan ook door Paulus gepareerd met een krachtig: ‘volstrekt niet!’ De apostel is zelf een voorbeeld van deze trouw van God.16 En met hem al degenen die God Zichzelf heeft doen overblijven als concrete gestalte van de ‘zevenduizend die hun knie niet voor de Baäl hebben gebogen’.
De profeten spreken met het oog hierop over het ‘overblijfsel’ of de ‘rest’. Die ‘rest’ is geen restafval, dat je naar believen kunt omvormen in of vermengen met ander materiaal, waarbij het oorspronkelijk materiaal onherkenbaar wordt. Het gaat hier om een levend overblijfsel. Jesaja heeft het in hoofdstuk 11 over een tronk. Het is dezelfde stam als waaruit de Messias Jezus geboren is. Zo is en blijft de zaligheid uit de Joden.
Vervreemding en verkiezing
Daarmee wordt het feit dat een (groot) deel van Israël zijn Messias verworpen heeft, niet gebagatelliseerd. Bevangen door een geest van diepe slaap, is hun ontgaan wat met hun Messias is gedaan. ‘Ogen om niet te zien’ en ‘oren om niet te oren’ hebben velen tot op de huidige dag.
Zonder aan hun eigen verantwoordelijkheid in dezen voorbij te gaan moet het Schriftwoord blijven staan: “God heeft hun gegeven een geest van de diepe slaap, tot op de dag van heden” (Rom. 11:8)
Dit is gebeurd aan Israël, opdat door hun val de zaligheid de heidenen zou toekomen!
Maar dat is hier niet het laatste wat over Israël wordt gezegd: “Als dan hun val voor de wereld rijkdom betekent en het feit dat zij achteropkomen rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid!” (vs. 12). Voor zover hier sprake is van verwerping door God, is deze temporeel. God zal de dode takken, die (tijdelijk) zijn afgehouwen van de olijfboom, opnieuw inplanten. Als het leven uit de doden zal dat zijn. Wee ons als wij deze Schriftwoorden wegredeneren met een ecclesiologie waarin de nodige zelfreflectie ontbreekt.17
Noten
1Deze bijdrage is de uitgewerkte versie van de lezing zoals deze op 4 oktober 2013 in Kampen door Ds. A. Visser is gehouden.
2De titel Israël uniek is ingegeven door het boek van Lance Lambert, Israël is Uniek, Nijkerk 1989
3De met * aangegeven gedeelten zijn tijdens de studiedag voorgedragen.
4Dat er al langere tijd sprake is van reactionaire beweging in dezen, blijkt onder andere uit het themanummer ‘Visie op Israël in de Sow-kerken, gereformeerde gezindte en evangelische kring’ van Kontekstueel, Tijdschrift voor gereformeerd belijden nu, 15e Jaargang nr. 6, juli 2001. Daarin schrijft o.a. J. Stelwagen: “Het voortslepende conflict met de Palestijnen maakt het moeilijker de Israëli’s te zien als uitverkoren volk”. Expliciet waarschuwt hij ervoor weer niet terug te vallen in “het oude christelijke anti-judaïsme en superioriteitsgevoel.”,
5Arie de Heer en Maarten Stolk, In debat rond Israël, kerk en christenzionisme, RD 10-11-2012, n.a.v. Steven Paas, Christian Zionism Examined. A Review of Ideas on Israël, the Church and the Kingdom; uitg. VTR, Neurenberg, 2012. Dr. Mulder merkt in dit debat hierover op: „Dit is de meest zuivere vorm van vervangingstheologie.”
6De open brief was ondertekend door dr. M. A. van den Berg, predikant van de hervormde Morgenstergemeente in Zoetermeer; de Nederlands gereformeerde emeritus predikant drs. H. de Jong uit Zeist; de “gereformeerd-evangelische” theoloog dr. E. van der Meer uit Malawi en de gereformeerd vrijgemaakte emeritus predikant ds. W. Wierenga uit Midlaren.
7Reformatorisch Dagblad (RD), 27-09-2013, Redactie kerk
8Zie W. van Egdom en M. Stolk, Erfenis van Israël, gepubliceerd in Kruispunt (RD, 03-10-2013). Zij schrijven: “Een gesprek over de Bijbelse visie op Israël zou niet tot conflicten hoeven leiden. Toch is dat exact wat er nu gebeurt.”
9RD, 10-09-2013
10Universitair docent verbonden aan de afdeling staatsrecht, bestuursrecht en rechtstheorie van de faculteit rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht
11RD, 11-09-2013
12Dit geschrift (Handreiking) was het uitgangspunt voor de werkgroep Theologische Bezinning van het Centrum voor Israëlstudies (CIS), die zich intensief heeft beziggehouden met de vragen die het ontstaan en voortbestaan van de staat Israël stelt aan de christelijke theologie. In de bundel Israël, volk, land en staat, terugblik en perspectief, onder redactie van M. van Campen en G.C. den Hertog, Zoetermeer 2005, geven verschillende auteurs hun visie hierop weer.
13Tot een kritische houding ten opzichte van de staat én het volk Israël roept ook het zogenaamde Kairosdocument (Nederlandse versie: Het uur van de waarheid). Op dinsdag 22 december 2009 werd in de Domkerk in Utrecht een document gepresenteerd aan de leiders van de PKN. Dit document is geschreven door een groep Palestijnse kerkleiders die in het document de kerk oproepen om zich ‘met liefde ‘ tegen Israël te keren. Dit document werd gepresenteerd als een ‘schreeuw van hoop waar geen hoop is’ en wees met een beschuldigende vinger in de richting van Israël. Israël is de bron van het lijden van de Palestijnse christenen. De ‘gruwelijke’ Israëlische bezetting moet aangemerkt worden als zonde en is dé oorzaak van alle ellende.
14Vergelijk G. van de Brink en C. van der Kooi in Christelijke Dogmatiek (2012), pag. 607. Genoemde auteurs merken in hun uitleg van het woord jodendom nog op, “dat de traditionele beeldvorming rond het antieke jodendom als door en door legalistisch onjuist is. Er zal op zijn minst met meer nuance gesproken moeten worden (temeer omdat er natuurlijk een verband is met Luthers radicaal-negatieve beeld van het antieke jodendom en zijn felle antisemitisme)”. Van de Brink en Van der Kooi gebruiken in dit verband de term ‘joods etnocentrisme’, iets waartegen Paulus zich keerde. “Paulus zag in dat etnocentrisme echter geen geïsoleerd kwaad, maar een concretisering van de algemeen-menselijke neiging om zich te beroemen op eigen kwalificaties of prestaties in plaats van alleen te vertrouwen op het werk van Christus. Daarom heeft zijn rechtvaardigingsleer ook een veel algemenere strekking dan dat ze slechts in het kader van de joods-christelijke verhoudingen begrepen zou moeten worden” (608). Als deze conclusie juist is, relativeert dit ook sterk de kritiek die onder andere door dr. Paas sr. naar voren wordt gebracht op het ‘christenzionisme’, dat hij zelf omschrijft als “mensen met een niet in de Schrift te funderen fascinatie voor het na-Bijbelse Israël”. Alsof het na-Bijbelse Israël en het huidige jodendom ten principale een ander Israël zou zijn dan het Israël en jodendom in de tijd van Paulus. Blijkbaar is voor Paulus het joodse etnocentrisme geen hindernis om zich met hart en ziel verbonden te weten met zijn eigen joodse volk.
15Vgl. A. Visser, Gods olijfboom, Theologia Reformata, jaargang 50, nr. 2, juni 2007, pag. 109-113
16Rom. 11:1
17Vgl. Handreiking “Israël, volk land en staat”: “De kerk heeft, evenals Israël (cursief A.V), altijd naast tekenen van haar identiteit ook tekenen van vervreemding getoond” (p. 20)
A. Visser
Vrede over Israël jrg. 58 nr. 1 (jan. 2014)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel