De blijvende betekenis van Gods verbond met Abraham in Genesis 15
Scriptie en opzet
Het onderwerp van mijn afstudeerscriptie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn was de verbondssluiting van God met Abraham zoals we die vinden in Genesis 15:7-21. Mijn onderzoek viel uiteen in twee delen.
- In de eerste plaats heb ik gezocht naar de inhoud en de betekenis van het verbond in Genesis 15, ook bezien vanuit de hele Schrift.
- In de tweede plaats heb ik gekeken naar de geschiedenis van de uitleg van dit gedeelte door zowel Joden als christenen in verschillende tijden van de geschiedenis.
Die twee delen zijn samengevoegd in het doel van mijn onderzoek: te weten wat de blijvende betekenis is van Gods verbond met Abraham in dit specifieke gedeelte.
Het doel van dit artikel is de inhoud van de scriptie voor het voetlicht brengen omdat er aanzetten in zitten die bij kunnen dragen aan het gesprek met Israël. Daarvoor zal ik me vooral concentreren op wat ik beluisterd heb van de onderzochte Joodse en christelijke stemmen.
Genesis 15
Genesis 15 staat midden in de geschiedenissen van Abraham. In Genesis 12 is hij geroepen uit Ur der Chaldeeën naar het land dat de HEERE hem wijzen zou. Hij krijgt dan beloften van God mee die een grote rol spelen in alle geschiedenissen van Abraham.
- De eerste betreft nakomelingschap.
- De tweede de belofte van land.
De landbelofte komt in het gedeelte dat ik heb onderzocht tot een hoogtepunt en een voorlopige afronding. Want het verbond dat in Genesis 15 met een bijzonder ritueel gesloten wordt, heeft vooral betrekking op het land, vers 18. In vers 7 kondigt de HEERE het doel aan van Abrahams zwerftocht, namelijk om het land Kanaän als een erfstuk in bezit te geven. Maar Abraham weet niet hoe dat kan gebeuren (vs. 8). Als bevestiging krijgt Abraham een antwoord in twee delen:
- één in woord (vss. 13-16)
- één in beeld (vss. 9-10, 17).
Gods antwoord wordt door vers 18 getypeerd als een verbond. Dat wil zoveel zeggen als dat de heilige en grote God in relatie treedt met een zondig mens.
God sluit het verbond met Abraham. Niet andersom. De HEERE is de enige die in tekenen van rook en vuur (symbolen van God, denk bijv. aan Exodus 19, waar God ook zo verschijnt op de Sinaï) tussen de gedeelde dieren doorgaat, vers 17. De HEERE wilde zich zó vernederen om een verbondsrelatie aan te gaan met Abraham, dat Hij Zich onderwerpt aan een aards ritueel. Wat daar gebeurde is op te vatten als een eed die de HEERE bij Zijn leven zweert; zo waar Hij leeft, zo waar krijgt Abraham het land.
Gods bevestiging is daarmee zo vast dat er in vers 18 een voltooide tijd gebruikt wordt: het land is van Abraham. Zó betrouwbaar Zijn Gods verbondsbeloften dus; aan Abraham, Israël en aan de gemeente van Christus. God staat er met Zijn eigen leven garant voor. Als Enige.
In het Oude en Nieuwe Testament blijft Gods verbondsbelofte van kracht. Aan het wonen in het land wordt door de HEERE in het Oude Testament de voorwaarde verbonden van gehoorzaamheid. Omdat het volk vaak ongehoorzaam is, volgen ballingschappen. Maar ook dan gedenkt God aan Zijn verbond. Zo mag het volk opnieuw terugkeren naar het land om God te dienen.
In het Nieuwe Testament krijgt het land een verdiepende, geestelijke betekenis: het aardse land Kanaän is een voorafschaduwing van het hemelse land.
Geschiedenis
Ook na het Nieuwe Testament is nagedacht over Genesis 15, door zowel Joden als christenen. Ik heb de uitleg van Genesis 15 van drie Joodse stemmen beluisterd:
- de stemmen in de Talmoed (6e eeuw),
- Rasji (11e eeuw)
- en R. Samson Raphael Hirsch (19e eeuw).
Vervolgens heb ik naar drie christelijke stemmen geluisterd:
- Augustinus (ca. 5e eeuw),
- Calvijn (16e eeuw)
- en Gerhard von Rad (20e eeuw).
Allen, behalve Von Rad, schreven in de periode ná 70 n.Chr. (verwoesting van Jeruzalem) en vóór 1948 (stichting van de staat Israël).
Joodse stemmen
Voor de beluisterde Joodse stemmen is het verbond, de relatie tussen God en Israël, het belangrijkst. De landbelofte komt op het tweede plan; het is een gave bij het verbond. In het licht van het verbond legt de onderzochte Joodse traditie alle nadruk op de verzen 9-10. God maakt daar aan Abraham duidelijk wat onmisbaar is bij het verbond: verzoening. Daarom moet Abraham offeren. Voor zijn nakomelingen is dat zo gebleven. De offers maken duidelijk dat er alleen door verzoening een relatie met de Allerhoogste kan bestaan. Volgens de Talmoed maakt God tegelijk aan Abraham bekend dat Hij aan zijn volk in ballingschap de Thoralezing gegeven heeft in plaats van de offerdienst. Door de Thoralezing blijft het verbond in stand op dezelfde manier als de HEERE aan Abraham geboden had.
Rasji verbindt het offer vervolgens aan de geschiedenis van Gods volk, waarin de verbinding tussen God en Israël door vier koninkrijken wordt aangevochten. (Deze vier koninkrijken die Israël bedreigen staan symbool voor alle grote overheersers over Israël: Babel, de Medië, Griekenland en Edom, waar Rome mee bedoeld werd.) Maar God houdt Zijn verbond in stand, Hij zal de vijanden vernietigen.
Hirsch actualiseert de uitleg van Rasji door te wijzen op een bedreiging voor het verbond dichterbij: het innerlijk van een mens. Een mens kan op zichzelf of op eigen kracht gaan vertrouwen. Maar zo kan het verbond met de HEERE niet bestaan! In de verbondsrelatie met God is integendeel volstrekte overgave nodig, vertrouwen op de HEERE, zo maakt Hirsch duidelijk.
Voor deze drie Joodse stemmen krijgt de onverbrekelijkheid van het verbond alle nadruk. Het verbond van Genesis 15 is een vaste belofte van God, waar van Gods kant uit nooit aan getornd zal worden. Ballingschap en vreemdelingschap (vss. 13-16) horen bij de belofte. Maar God zál Zijn volk het land geven, omdat Hij het heeft beloofd. De vijanden zullen vernietigd worden. Gods verbond met Israël zal altijd blijven bestaan, zelfs zonder land. De dienst aan God is niet aan het land gebonden. Daarvoor is van Godswege de Thoralezing gegeven. Zo blijft het verbond als relatie met God in stand.
Christelijke stemmen
Opvallend is dat er veel overeenkomsten zijn tussen de christelijke stemmen en de onderzochte Joodse stemmen. Het gaat dan vooral om overeenkomsten tussen Augustinus en de Talmoed, en tussen Rasji en Calvijn. Het is voor ons van belang om te ontdekken dat er bij Augustinus ruimte blijft bestaan voor de aardse vervulling van de landbelofte voor Israël, hoewel dat na Christus beperkt blijft voor de gelovige Joden. Naast deze aardse lijn is er de geestelijke lijn van het hemels Kanaän waar het aardse land naar verwijst.
- Augustinus’ opvatting is op grond van de Schriften het meest evenwichtig en Bijbels.
- Bij Calvijn blijkt namelijk dat het aardse Israël volledig wegvalt; de landbelofte wordt geheel geestelijk ingekleurd. Daarin wordt met name datgene wat in de brief aan de Hebreeën staat sterker uitgewerkt.
- Von Rad blijft de landbelofte als belofte zien, maar bij hem wordt niet duidelijk op welke manier die opnieuw vervuld zal worden.
Evaluatie
We kunnen stellen dat voor de onderzochte Joodse stemmen het land altijd in beeld is gebleven, maar dat anderzijds de relatie met God niet afhankelijk is van het land. Daardoor heeft wat het verbond van Genesis 15 betreft de landbelofte, dat wil zeggen de verzen 18b-21, veel minder aandacht gekregen.
Datzelfde geldt voor Calvijn. Het concrete land Kanaän voor het concrete Joodse volk als blijvende belofte heeft op grond van Genesis 15 onvoldoende een plek gekregen in zijn uitleg.
De uitleg van Augustinus, waarbij er ruimte blijft voor een concreet land voor Israël tot de jongste dag, is te verkiezen boven die van Calvijn. Het is een belangrijke lijn op grond van de Schrift, ook voor vandaag. Het houdt de mogelijkheid open om ook in de huidige bewoning van Israël een voorafschaduwing te zien van het hemels Kanaän. Overigens zonder dat daarmee de huidige staat Israël theologisch gelegitimeerd wordt.
Blijvende betekenis
Gods verbond met Abraham in Genesis 15 heeft blijvende betekenis. In het Oude en Nieuwe Testament blijft de landbelofte bestaan. Ook na ballingschap en straf mocht het volk Israël terug naar het land Kanaän. Israël heeft de HEERE om Zijn betrouwbaarheid in dit verbond geprezen. Het geloof van Israël in God berust daarop. In het vaste vertrouwen van Israël op deze betrouwbaarheid wordt telkens gepleit op grond van het verbond. Want wat God beloofd heeft, zal Hij doen.
De actuele betekenis van Genesis 15 ligt in de eerste plaats daarin, dat ook christenen met vrucht mogen pleiten op Gods verbond, omdat onze God betrouwbaar is. De uitroep van Psalm 105 vers 8 geldt nog steeds: ‘Hij denkt aan Zijn verbond voor eeuwig, aan de belofte die Hij gedaan heeft’! Christenen uit de heidenen mogen deze Psalm meezingen als mede-erfgenamen, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus (Efez. 3!). De doop is het teken en zegel van Gods verbond. De betrouwbaarheid van God in het verbond is daarom voor christenen van de grootste betekenis.
In de loop van de Schrift is aan de landbelofte de voorwaarde van heilig leven verbonden. Daardoor heeft God in Zijn rechtvaardigheid Israël uit het land verdreven. De mensen hebben zich Gods verbond onwaardig gemaakt. Maar doordat Jezus, de Zoon van God, vrijwillig de dood inging om de straf op de zonde te dragen, kan het verbond tussen de heilige God en onheilige mensen blijven bestaan.
In Jezus worden al Gods beloften bevestigd. Daardoor blijft de landbelofte van Genesis 15 overeind. Ook voor christenen uit de heidenen is er door Jezus Gods betrouwbare belofte van land. Dat is hier op aarde al (Ef. 6: 3), maar volkomen zal dat zijn op de nieuwe aarde (Luc. 23: 43; Heb. 11: 10 en 16; Op. 21: 2). Dit is de tweede actuele boodschap van Genesis 15.
Slot
Het verbond van Genesis 15 heeft een basis die onwrikbaar is, namelijk Gods betrouwbaarheid. Op grond van de Schrift en de geschiedenis is het waar: dat God het verbond sluit met Israël en met de christelijke gemeente is niet de verdienste van mensen. God sluit het verbond zélf. Het verbond berust op Gods verkiezende liefde. En Hij bewaart het verbond; God is in Zijn trouw zo goedertieren dat Jezus de straf op het verbreken van het verbond door zondaren eens en voorgoed heeft gedragen. Door Zijn verzoening krijgt het verbond van God vastheid. Daaronder ligt de trouw van God, die niet terugneemt wat Hij beloofd heeft. Omdat God God is.
Naar aanleiding van: P.W.J. van der Toorn, Gods verbond met Abram. Een exegetisch en vergelijkend onderzoek naar de blijvende betekenis van Gen. 15,7-21, Apeldoorn 2011.
drs. Willem Jan van der Toorn
Vrede over Israël jrg. 56 nr. 2 (apr. 2012)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel