Geen verzoening zonder bekering


Het nieuwe boek van Kees Jan Rodenburg, Geen verzoening zonder bekering - Gesprekken over de joodse traditie bevat een aantal luisteroefeningen die zeer behulpzaam en verrijkend zijn. Het is al mooi wanneer wij over interconfessionele grenzen heenkijken, interreligieuze grenzen liggen veelal buiten het gezichtsveld. Wil dat veranderen, dan is openheid en bereidheid tot ontmoeting een vereiste. In dit boek komt het Jodendom in het vizier als de geloofstraditie van concrete mensen in concrete situaties. Tijdens de presentatie van het boek noemde rabbijn Lodi van der Kamp het een ‘bijna Joods boek’. Beter bewijs dat er goed geluisterd is, lijkt mij nauwelijks denkbaar.

Vier gesprekspartners

Vier Joodse mensen die op heel verschillende wijze invulling geven aan de beleving van hun religie, ontvangen bezoek van een christelijk theoloog die komt om te luis­teren. Joske Achituv, Jehoeda Groenteman, Levi Weiman-Kelman en Einat Ramon wilden Kees Jan Rodenburg ontvangen en openhartig met hem spreken. Ze lieten hem toe ‘in de ruimte van hun persoonlijk geloof en leven’. Ze proefden kennelijk eerlijke belangstelling zonder verborgen agenda. Het komt tot ‘interes­sante ge­sprekken, vol onverwachte wendingen’. Het gaat er de auteur niet om de verschil­lende stromingen op zichzelf te kenschetsen, maar om deze specifieke vertegen­woordigers er toe uit te dagen het achterste van hun tong te laten zien.

Rodenburg gebruikt voor zijn ‘persoonlijke ontdekkingstocht’ terecht de kwalificaties ‘verrassend, spannend en verwarrend, boeiend en inspirerend’.

Samenvattende overwegingen

Te midden van de onderlinge verschillen noteert de auteur bij zijn gesprekspartners vijf overeenkomsten:

  1. De centrale plaats van verzoening als een proces waarin God en mens beide aandeel hebben;
  2. Het belang van dit proces voor de wijdere gemeenschap en zelfs de wereld;
  3. De ambivalente waardering van de verwoesting van de tempel: zeker te betreuren, maar ook een aanzet tot grotere betrokkenheid van de mens bij de dienst aan God;
  4. Het zoeken naar antwoorden en oriëntatie vanuit de bronnen van Schrift en traditie;
  5. Het oog hebben voor de onderlinge verschillen tussen de Joodse stromingen.

De kwestie of er weer een tempel komt, is het meest omstreden. Een ander punt van verschil is de waardering van de halacha, met name de vraag in hoeverre de gelovige gebonden is aan concrete voorschriften vanuit de traditie of eerder geroepen tot creatieve actualisering.

Op de gesprekken volgt een drietal diepteboringen: Hoe zit het nu met het leven zonder tempel? Wat is het verband tussen tesjoeva en verzoening en wat is de reik­wijdte van de verzoening wanneer we kijken naar individu, gemeenschap en wereld? Elk hoofdstuk wordt afgesloten met treffende citaten vanuit de verschillende Joodse bronnen.

Kritische noot

Bij alle waardering veroorloof ik mij een kritische noot. De lezer mag er naar raden hoe en in hoeverre de ontmoeting Rodenburg ertoe heeft geleid met andere ogen naar zijn eigen geloof en traditie te kijken. Wat is nu de impact van deze existen­tiële ontmoeting op zijn eigen geloofsverstaan? Wellicht acht hij het nog te vroeg om een balans op te maken. Een echte luisterhouding vraagt meer geduld. Niettemin mocht de lezer toch wel enkele voorlopige notities verwachten waarin hij als christe­lijk theoloog in dat proces van verwarring en herkenning zijn kaarten op tafel legt. Komt dat in een volgende publicatie? In alle bescheidenheid wil ik enkele opmer­kingen maken over wat mij positief trof in de gespreksverslagen alsook over wat verwondering en bevreemding bij mij opriep. Nadrukkelijk in deze volgorde.

Herkenning en verbondenheid

De nadruk op de onlosmakelijke verbondenheid van bekering en verzoening spreekt mij zeer aan. Er is geen vrede met God en de naaste mogelijk zonder daadwerke­lijke bekering van het concrete kwaad.

  1. Tesjoeva strekt zich uit over heel het leven van de mens. Het is niet iets eenmaligs of tijdelijks. De terugkeer van de mens naar God als de bron van het leven is een levenslang gebeuren. Daarbij is er een samenhang tussen het leven uit de verzoening met God en het inzicht in de ernst van de overtreding.
  2. God is van harte bereid tot verzoening. Waar de mens zich bekeert, hoeft hij niet te twijfelen aan een gunstige ontvangst bij God. Als christen raakt mij deze overtuiging diep, omdat ik geloof dat God in Christus tot het uiterste is gegaan op het pad van verzoening.
  3. Indrukwekkend is de wijze waarop het verlies van de tempel wordt verwerkt en de zoektocht naar een geestelijke invulling van tempeldienst en offercultus. Ik moet dan denken aan nieuwtestamentische noties inzake Christus als Gods tempel en ook de gemeente als tempel van de Heilige Geest, alsook aan de wijze waarop gebed en lofprijzing, ja de toewijding van heel ons leven als geestelijke offerande worden benoemd, bijv. in Romeinen 12.
  4. Van belang is de bezinning op de betekenis van de bekering van de enkele gelovige en van de gelovige gemeenschap voor heel de wereld. Als gelovige persoon en als gelovige gemeenschap existeer je niet voor je zelf, maar tot eer van God en tot heil van de wereld.

Verwondering en bevreemding

Moeite heb ik met het mijns inziens te optimistische mensbeeld dat in verschillende interviews naar voren komt. De mens zou vanuit de mogelijkheden van zijn vrije wil in staat zijn op eigen kracht tesjoeva te doen en deze bekering zou dan als voorwaarde gelden voor de verzoening met God. Is de erfzonde of oorsprongszonde niet nu juist het enige christelijke dogma dat empirisch te bewijzen valt (om met G.K. Chesterton te spreken)? Heeft de geschiedenis niet al lang en breed elk optimistisch mensbeeld weerlegd? En zou juist dat ruimhartige denken over de verzoeningsbereidheid van God dat uit de interviews blijkt, er niet toe moeten leiden dat er veel krachtiger van de genade van God wordt gesproken, die aan onze bekering vooraf gaat en dus nooit van onze bekering afhankelijk mag worden gemaakt?

  1. Wordt de diepte en de ernst van de zonde voldoende gepeild wanneer de jetser hara gezien wordt als met het mens-zijn als zodanig gegeven en dus niet het gevolg van een vreselijke ontsporing in het begin van de geschiedenis van de mensheid? Heeft dan de goede God een mens met slechte eigenschappen geschapen?
  2. Maak van de verzoeningsbereidheid van God geen goedkope genade. Heel de offercultus toont dat God in zijn heiligheid de ongerechtigheid niet verdraagt en niet ongestraft laat.
  3. Is er wel voldoende aandacht voor de letterlijke betekenis van de teksten, die niet alleen interpretaties toelaat en oproept, maar ook afwijst en uitsluit?
  4. Moet het gezag van de Schrift niet op unieke hoogte staan, zodat alle mondelinge traditie daaraan onderworpen is?

Een veelbelovend begin

Dit boek is een veelbelovend begin. Luisteren is onmisbaar om aan het dienen en getuigen gestalte te geven. Het blijft nodig deze drie aspecten op elkaar te betrekken. Laat dat als vervolg op dit boek gebeuren! Ik wens Kees Jan Rodenburg van harte de zegen van de Eeuwige toe in zijn verdere verkenningstochten.

prof.dr. Jan Hoek
Vrede over Israël jrg. 54 nr. 2 (apr. 2010)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel