Hier ziet u hoe de pagina er ongeveer uit komt te zien als u die afdrukt.
Plaatjes en enkele andere elementen worden niet weergegeven.
Dit gedeelte (met rode achtergrond) wordt niet geprint.
De uiteindelijke afdruk kan een andere regellengte hebben.


normale weergave

print deze pagina


Feesten als identiteit

Feesten als identiteit

Messiaanse Joden en het vieren van de joodse feesten


Bespreking van de dissertatie van Evert W. van de Poll, Sacred times for chosen people. Development, analysis and missiological significance of messianic Jewish holiday practice (Zoetermeer: Boekencentrum, 2008), 398 blz., € 39,90.


Vanaf de jaren 1970 is er sprake van een groei van wat zichzelf het ‘Messiaanse Jodendom’ noemt. Joden die zich tot het christelijk geloof bekeren, sluiten zich in toenemende mate niet meer aan bij bestaande kerken, maar kiezen voor een aparte messiaanse gemeente. Maar wat zijn dat eigenlijk, messiaanse of messias­belijdende Joden? Wat maakt hun eigenheid uit, hoe zien zij hun identiteit?


Het is een verschijnsel dat zich voordoet over de hele wereld, maar met name in de Verenigde Staten. In deze gemeenten wordt niet langer over het Oude en Nieuwe Testament gesproken, maar over Tenach1 en het Briet ha-Chadasja2. Er wordt gebeden tot Jesjoe’a en de diensten vinden niet op zondag maar op sjabbat plaats. Op allerlei manieren laten de leden op uitgesproken wijze hun joodse identiteit zien.


Antropologen en etnologen hebben deze groep inmiddels ontdekt. Jacques Gurtwith en Shoshanah Feher, beiden wel Joods maar niet Messiaans, hebben eind jaren 1990 daarover de eerste studies geschreven. Via participerende observatie hebben zij de groep beschreven als een eigen, derde weg tussen jodendom en christendom. Daarbij hechtten ze grote betekenis toe aan het vieren van de joodse feesten, die de grenzen markeren met het christendom, maar ook met het jodendom.


Het is een gelukkige keuze van Evert W. van de Poll om voor zijn disser­tatie precies die feesten als uitgangspunt te kiezen voor zijn zoektocht naar wat de identiteit van het ‘messiaanse jodendom’ nu precies is. Het is in de antropologie een gangbare methode om de identiteit van een religieuze groep te beschrijven aan de hand van wat men gelooft én van wat men doet. Zowel geloofsinhoud als geloofspraktijken doen er volop toe. Die praktijken, zoals feesten en rituelen, proberen de inhoud te ver­talen naar het alledaagse leven. Daarin wordt zichtbaar wie men is en wat het geloof betekent.

Evangelicale Joden

Het boek van Van de Poll heeft veel te bieden. Het biedt een historisch overzicht van het ontstaan van aparte joods-christelijke groepen eerst bínnen kerken, later daar welbewust buiten. Kerken keken vaak met argusogen naar joodse christenen die via het vieren van joodse feesten toch iets van hun joodse identiteit tot uitdrukking probeerden te brengen. Het werd gezien als ongewenst ‘judaïseren’. Sinds de oorlog is de openheid voor een aparte joods-christelijke identiteit echter zienderogen toegenomen.

Het ‘messiaanse jodendom’ zoals zich dat nu voordoet, ook in Nederland, is vooral erfgenaam van de jaren 1960 en 1970. Sommige Amerikaanse Joden keerden zich toen af van het in hun ogen autoritaire orthodoxe of liberale jodendom en bekeerden zich tot een evangelische vorm van christelijk geloof. Joodse christenen die lid waren van kerken voegden zich bij hen.

Dit ‘messiaanse jodendom’ is in die zin, zoals Van de Poll ook opmerkt, te zien als een subgroep binnen het evangelicale protestantisme. Joden binnen traditionele kerken, nog altijd de meerderheid van joodse christenen, maken veelal de forse stappen die deze ‘messiaanse Joden’ zetten niet mee. Dat ze evangelisch zijn uit zich in de theologie: ze geloven in de sola’s van de Reformatie en in de noodzaak van een persoonlijke toe-eigening daarvan. Veel nadruk ligt er vaak ook op het werk van de heilige Geest.

Tegelijkertijd heeft deze beweging een sterk besef van een eigen identiteit, waardoor men de grenzen met andere christenen helder wil markeren. Een van de manieren waarop dat gebeurt, is door het vieren van de joodse feesten. Die feesten willen zowel religieus als cultureel de identiteit van de ‘messiaanse Joden’ uit­drukken. De bedoeling is niet alleen om daarmee bruggen te slaan naar het reguliere jodendom, maar ook om op een eigen manier de ‘messiaans-joodse’ identiteit uit te drukken.

Vernieuwde feesten

De meeste messiaanse gemeenten, zo laat Van de Poll zien, vieren naast sjabbat de voornaamste joodse feesten: Pesach, Jom Kipoer, Soekot, Chanoeka en Poeriem. Voor de gemeentes in Israël hoort dat gewoon bij de Israëlische samen­leving, voor de gemeentes in Amerika en Europa is dat een welbewuste keuze. Zij willen de joodse feesten vieren in plaats van de christelijke, om zo duidelijk te maken dat men onderdeel wil zijn van de bredere joodse gemeenschap.

Ondertussen blijven die feesten niet hetzelfde. Tekenend is dat er binnen messiaanse kring wordt gesproken over ‘bijbelse feesten’, er ligt de suggestie in besloten dat men is teruggekeerd naar de tijd van de Bijbel en dat men op die wijze ook de feesten weer viert. Het theologische idee daarachter is dat God alleen voor de bijbelse feesten een bevel heeft gegeven ze te vieren, terwijl de christelijke feesten ingesteld zijn door de kerk. Dit idee, ‘terug naar de begintijd’, delen de messiaanse Joden met veel andere evangelische christenen. Het is niet verwonder­lijk dat ze vanuit die kring ook veel belangstelling krijgen en er zelfs allerlei christenen tot hun gemeentes toetreden.

Achter de term ‘bijbelse feesten’ zit vaak ook nog het idee dat men de rabbijnse traditie over die feesten niet zondermeer aanneemt. Op dit punt verwijdert het ‘messiaanse jodendom’ zich dan ook welbewust van het reguliere jodendom. Toch is het lastig om de joodse feesten zonder de rabbijnse traditie te vieren, daarom wordt er naar believen gekozen wat wel en wat niet wordt over­genomen.

Maar minstens zo belangrijk is dat de joodse feesten binnen de messiaanse beweging een nieuwe betekenis toegekend krijgen. Van de Poll laat fascinerende voorbeelden zien hoe de joodse feesten worden verbonden aan de boodschap van het Nieuwe Testament. Hij spreekt over een christologische viering van de joodse feesten. Een voorbeeld: Chanoeka is het feest waarop het jodendom de reiniging van de Tempel door de Makkabeeën viert, waarbij als een wonder de kandelaar in de Tempel acht dagen bleef branden. ‘Messiaanse Joden’ denken bij dit feest aan Jezus die de Tempel reinigt van de kooplieden en zien in het licht van de kandelaar een beeld van Jezus als het licht.

De ‘messiaanse Joden’ vieren dus de joodse feesten en daarmee onderscheiden ze zich van alle andere christenen die de christelijke feesten - zoals Kerst, Pasen en Pinksteren - vieren. Tegelijkertijd onderscheiden ze zich ook van het reguliere jodendom, orthodox of liberaal, door de christologische betekenis die zij geven aan de joodse feesten. In zekere zin combineren de ‘messiaanse Joden’ de twee tradities waaruit ze voortkomen, het jodendom en het evangelicale protestantisme, en ontstaat er iets nieuws.

Identiteit

Wat voor beeld rijst er uit het boek van Van de Poll nu op van het ‘messiaanse jodendom’? Het is duidelijk een beweging die nog op zoek is naar zijn identiteit. Er is sprake van behoorlijk uiteenlopende ideeën en vrijwel niet een gemeente lijkt op een andere. In de keuze om de joodse en niet de christelijke feesten te vieren ligt echter duidelijk een punt van eenheid tussen al die gemeenten.

Een eigen theologie is ook nog sterk in ontwikkeling. Er zijn enkele leidende theologen, die christelijke theologie en joodse traditie proberen te verbinden, en hun stem wint langzaam aan invloed in de beweging. Wat opvallend ontbreekt is een eigen halacha, een eigen vorm van recht en ethiek. Terwijl dit specifiek is voor het reguliere jodendom, ontbreekt het bij de messiaanse beweging nagenoeg. Dat lijkt te wijzen op een breder verschijnsel: er worden wel allerlei vormen uit het jodendom overgenomen, maar diepgaande kennis van de joodse traditie is veelal niet aan­wezig. Niet verwonderlijk, omdat de voorlieden van de ‘messiaanse beweging’ vaak uit geassimileerde of al joods-christelijke families afkomstig waren.

Ondertussen is de invloed van Amerikaanse evangelische bewegingen sterk. Van de Poll noemt daarvan twee goede voorbeelden. Het vieren van de joodse feesten wordt gezien als een vorm van inculturatie in de joodse cultuur, net zoals dat in allerlei missionaire contexten gebeurt. Zoals kerken op het zendingsveld hun best doen om de boodschap in het gewaad van de cultuur te brengen, zo ook hier. In die zin past het ‘messiaanse jodendom’ in een theologische trend.

Het tweede voorbeeld betreft de manier waarop in ‘messiaanse gemeenten’ de dienst wordt ingericht. Die past in wat ‘ethno-worship’ wordt genoemd, het aan­bidden van God op een manier die past bij een specifieke etnische groep. Zoals Afro-Amerikanen hun negrospirituals en black gospel hebben, zo hebben de ‘messiaanse joden’ hun eigen stijl van erediensten. Het interessante daarbij is dat een vorm van vaste liturgie, zoals in de synagoge gebruikelijk, wordt gecombineerd met het losse, vrije van de evangelische beweging. Binnen het raamwerk van een synagogale liturgie, met Tora-lezing en vaste standaardgebeden, worden de preek, het zingen van liederen en de moderne uitvinding van de ‘davidische dans’ ingepast.

Creativiteit

Ik heb respect voor het jarenlange onderzoek van Van de Poll, dat nu in deze disser­tatie zijn bekroning heeft gevonden. Hij bevindt zich daarbij in de voorhoede bij de ontsluiting van een nieuw onderzoeksveld. Tegen die achtergrond kunnen er vragen gesteld worden bij de gevolgde onderzoeksmethode. Van de Poll heeft ervoor gekozen voornamelijk met literatuur vanuit de beweging zelf te werken. Ik kan me voorstellen dat het in deze fase van het onderzoek niet anders kan, maar vroeg me wel af hoe representatief deze selectie precies is. Bij het bestuderen van een heden­daagse beweging kan je bijna niet ontkomen aan meer sociologische en antropo­logische onderzoeksmethoden. Jammer is dat Van de Poll het onderzoek vanuit de hoek van de joodse studies grotendeels over het hoofd heeft gezien, met name het baanbrekende werk van Todd Endelman en Steven Zipperstein. Zij hadden een nieuw type vragen kunnen inbrengen, zoals die naar de verhouding tussen moderniteit en religieuze rituelen. Het thema schemert door Van de Polls dissertatie, maar wordt niet als zodanig benoemd en geanalyseerd.

Van de Poll verdient echter dank voor de manier waarop hij de aandacht vestigt op de creatieve manier waarop de ‘messiaanse beweging’ haar identiteit vormt. Duidelijk is dat het spanningsveld tussen het evangelicale protestantisme en het reguliere jodendom allerminst een gemakkelijke positie is.




Noten

1Tenach is de joodse benaming voor het Oude Testament

2Briet ha-Chadasja betekent het nieuwe verbond of het Nieuwe Testament

B.T. Wallet
Vrede over Israël jrg. 53 nr. 1 (jan. 2009)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel