VAN DE VOORZITTER

1. Vijftig jaar ‘Vrede over Israël’

Voorlopers

Nu in dit nummer aandacht wordt besteed aan het feit dat we nu aan de vijftigste jaargang van V.o.I. bezig mogen zijn, moet - om te beginnen - gezegd worden dat dit informatieblad eigenlijk al meer jaargangen achter de rug heeft. In de 41e jaargang (febr.1997) lees ik het volgende:

Van maart 1939 tot april 1942 verscheen de voorloper van ons huidige blad. Ook dat blad had een Hebreeuwse naam: ‘Malak Sjaloom’ - dat is: ‘Vredebode’. Het werd gestuurd naar Joodse (!) adressen. Daar werd het genoemd ‘de kleine concurrent’, omdat het blad in de schaduw stond van het blad dat de Geref. Kerken naar Joden verstuurden: ‘De Messiasbode’.

In de oorlogstijd werd ‘Malak’ door de bezetter verboden. Na de oorlog is het een tijdje ‘windstil’ gebleven.

Van april 1954 tot okto­ber 1955 verscheen het huidige V.o.I. als bijlage bij het zendings­blad ‘Uw Koninkrijk kome’. In oktober van laatst­genoemd jaar verscheen V.o.I. als een zelf­standig blad. Hiernaast kunt u lezen wat ‘Ter inleiding’ werd geschreven.


Meteen wordt ook aangegeven wat de bedoeling is. In die lijn begeven we ons nu nog steeds, tenminste: bijbels licht op Israël in als z’n facetten en nieuws over het werk bleven de hoofdinhoud.

Eerlijkheidshalve moet wel gemeld worden dat het nog wel lang geduurd heeft voor er ‘iets voor de jeugd’ in VOI kwam. Ik vond het eerste in jrg. 5 no. 6; daar begint een vervolgverhaal in vier delen, ‘voor de kinderen’, geschreven door ds. Van Smeden. Daarna moest de jeugd wachten tot de 30e jaargang no. 4. Daarin verscheen de rubriek ‘Speciaal voor jou’, met een artikel over Chaim Potok. In jrg. 31 no. 6 komt die rubriek weer terug; nu gaat het over Elie Wiesel. Verder zijn er nog wat artikelen over ‘werken in Israël’ (bv. Nes Ammim), waarmee ook wel juist op de jeugd gemikt wordt. En natuurlijk zijn heel wat artikelen ook voor de jeugd interessant... Maar over het algemeen komt de jeugd er toch wat bekaaid af.


De ‘zelfstandig-wording’ van V.o.I. moet alles te maken hebben gehad met het feit dat er een opleving kwam in de aandacht van onze kerken voor Israël. Prof. Kremer en later ds. Op den Velde hebben daarin een voortrekkersrol gespeeld. Er kwam in die jaren toenemend inzicht in onze verbondenheid met Israël en met betrekking tot onze taak ten opzichte van Israël. Zo groeide ook het verlangen om daadwerkelijk Israël van dienst te zijn.

Dat kon gerealiseerd worden in de verbintenis van onze eerste Israëlpredikant, ds. M. Boertien (1923-2005) aan de kerk van Groningen (1954). In de nummers 4 t/m 7 vinden we een uitgebreid en smeuïg verslag van een werkbezoek dat ds. K.G. van Smeden en ds. M. Drayer daar brachten. Een opmerkelijke zin daaruit (n.a.v. het bijwonen van een kerkdienst):

‘Vermoeid van het luisteren - liever hadden wij zelf gepreekt - brachten wij de avond door in het gastvrij gezin van onze missionaris.’

Uitgezonden door de CGK te Groningen, was ds. Boertien tot 1960 werkzaam in Hamburg, ten dienste van de evangelie­verkondiging onder Israël. Van 1960-1967 woonde en werkte hij met zijn gezin in Jerusalem.


De hernieuwde belangstelling voor Israël hing niet alleen samen met het begin van de arbeid van ds. Boertien. Na de afschuwelijke ontdekking van de shoah (6 miljoen Joden werden in de 2e wereldoorlog vermoord) kwam sterk de vraag naar voren naar het geheim van het joodse volk en ook van het antisemitisme. De stichting van de joodse staat Israël in 1948 versterkte dat: hoe moest dat ‘theologisch geduid’ verstaan worden? Om op die ontwikkelingen in te spelen en er informatie over te geven was het meer dan ‘een waagstuk’ om een nieuwe periodiek aan de bestaande toe te voegen: het was een nóódzaak!

Sinds 1955 heeft ons blad regelmatig mogen verschijnen. Soms (1986, 1991 en 1997) als een extra dik nummer.

Veranderingen

In vorm, kleur en lay-out zijn we in de afgelopen 50 jaar meegegaan met de technische mogelijkheden. De oudste uitgave in mijn bezit (26e jrg, nr 2, apr.1982) is een uitvoering in zwart-wit; na het titelblad 7 pagina’s volgeschreven met tamelijk kleine letters. In 1984 werd de kleur grijs, nog net zo vol geschreven. In 1986 kwam de blauwe kleur van Israël daarbij; het lettertype bleef klein, maar was wel wat helderder. Sinds juni 2001 wordt ons blad u aangeboden in meerkleurendruk, met een mooie lay-out en een wat beter leesbaar lettertype. De uiterlijke verschijningsvorm heeft ons - naast de inhoud - zowel vanuit de kring van onze eigen kerken als van daarbuiten, veel complimenten opgeleverd.

Dat is te danken aan de onvermoeibare inzet en toewijding van de redactie. Er zijn veel ‘commissies van redactie’ geweest, aangevoerd door diverse eindredacteuren. Ik heb zelf wat jaartjes in de redactie mogen meelopen en in die tijd ben ik onder de indruk gekomen van de vindingrijkheid en wijsheid van mederedacteuren. Ik vind het knap om 4 à 5 keer per jaar een verantwoord nummer bij u door de bus te laten glijden! De redacteuren moesten dit werk doen in hun (schaarse) vrije tijd, ze hebben niet voor dit werk gestudeerd, maar door hun eigen accuraatheid en met externe hulp (vooral wat de opmaak be- treft) is dit tot nu toe gelukt - 50 jaargangen lang. Alle hulde daarvoor!

Voorlichting

‘De nood is ons opgelegd’, schreef de redactie in 1955. Tegenwoordig zouden we het wellicht anders formuleren, maar van de noodzaak van ons blad zijn we als deputaten (en, naar ik hoop, u als kerkleden ook) nog even overtuigd.

Nu Israël onontwijkbaar op de agenda van kerk en theologie geplaatst is (om nog maar te zwijgen van het wereldtoneel), hebben we te maken met fundamentele vragen. Om er enkele te noemen:


Om in dat alles wat wegwijzend bezig te zijn, zijn en worden in ons blad artikelen van allerlei aard en over diverse onderwerpen geschreven. Naast de Schriftstudie (die ook bedoeld is om gebruikt te worden in bijbelkringen!) worden artikelen over allerlei onderwerpen geschreven die dienstbaar kunnen zijn aan het verstaan van Israël en van onze taak. Soms wordt een hele jaargang aan een bepaald thema gewijd. Van belang zijn ook de berichten uit Jeruzalem, waaraan alle tot nu toe daar werkzame broeders hebben bijgedragen, verhelderend om inzicht te krijgen in wat zich voordoet in de ontmoeting met het levende jodendom.

De aard van de onderwerpen brengt met zich mee dat er stevig op gestudeerd moet worden. Dat betekent ook dat V.o.I. in de keuze van de artikelen en in het schrijven daarvan méér is dan een reclamefolder of een makkelijk leesbaar niemendalletje. Aandachtige lezers merken dat ook wel. De schrijvers proberen, zoveel als in hun vermogen ligt, te voldoen aan het vaak gehoorde verzoek om ‘niet zo moeilijk te schrijven’...

Verschijning

De geheel eigen aard van de relatie tussen kerk en Israël brengt met zich mee dat we nog altijd van mening zijn dat het verantwoord is V.o.I. apart te laten verschijnen, niet als onderdeel van welke andere gewaardeerde periodiek ook maar. In de verzending wordt wel samengewerkt met andere bladen, maar wat de inhoud betreft zijn we ‘zelfstandig’. Dat moet ook maar zo blijven vanwege de eigen problematiek in de genoemde relatie, maar ook om naar buiten (en zeker naar onze joodse lezers) toe helder te laten overkomen dat de relatie tussen kerk en Israël van geheel andere aard is dan die van zending of diaconaat naar andere volken. Ik haast me eraan toe te voegen dat dit géén ‘verdoezeling’ van het evangelie betekent, integendeel!

Aan het verschijnen van diverse artikelen is in de laatste jaren in die zin een verbreding toegevoegd dat van tijd tot tijd ook wordt meegewerkt vanuit het C.I.S.

Verzoek

Het past me niet om onszelf als deputaten te feliciteren met 50 jaargangen. Wie daar behoefte toe gevoelt, doe dat! Maar wel ben ik dankbaar voor wat we via ons blad aan u/jou hebben mogen doorgeven.

Maar ons blad kan pas werkelijk aan de bedoeling beantwoorden als het ook gelezen en ‘verwerkt’ wordt. Wat dat laatste betreft: ik ben ervan overtuigd dat de ‘commissie van redactie’ blij is met reacties, vragen, stimulerende opmerkingen, tips voor artikelen, enz.

Zo lang het ons gegeven wordt ten dienste van kerk en Israël bezig te zijn, hoop ik dat V.o.I. daaraan een waardevolle bijdrage mag (blijven) geven.



2. Israël en Hezbollah

Terwijl ik dit schrijf, is al ruim 14 dagen de strijd in en rondom Zuid-Libanon gaande, met op dit moment nog maar weinig uitzicht op een staakt-het-vuren. Het valt me moeilijk om in heel dit gebeuren Israël in alles gelijk te geven. Bombardementen, vernielingen en slachtoffers zijn daar te ernstig voor. Aan de andere kant mag nooit uit het oog verloren worden dat op de achtergrond een diepingekankerd antisemitisme (anti-Israël) meespeelt.

Zo hebben de sympathisanten van Hezbollah (= ‘partij van God/Allah’, wat een afschuwelijke naam!) dat ook overduidelijk laten merken. Voor Israël is dit een ‘struggle-for-live’, ook al kun je vragen hebben bij het buitenproportionele geweld en bij de schade die dit alles heeft aangericht. Maar zit achter dit alles ook niet de duivelse afkeer van het volk waarmee God in de geschiedenis begonnen is en daarmee een verzet tegen God Zelf, die de God van Israël én van de volken is?

Heel dit gebeuren is een reden temeer om dringend te bidden: ‘Vrede zij over Israël’!

ds. Hedde Biesma
Vrede over Israël jrg. 50 nr. 4 (sep. 2006)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel