De vreugdebode die vrede aankondigt

Schriftstudie n.a.v. Jesaja 52:7

Waarom zenden we als kerk - nu samen met de Geref. Zendingsbond en het Centrum voor Israëlstudies - een werker naar Israël? En met dat ‘waarom’ bedoel ik: met welk recht, uit welk motief en met welke bedoeling? Het is goed om ons daar telkens weer op te bezinnen en daar rekenschap van af te leggen. Het raakt immers het hart van ons werk.


De diepste grond daartoe ligt in het besef dat we als kerk, als christenen, door God Zelf in een onopgeefbare verbondenheid met Israël zijn gesteld: zijn genade heeft ons geroepen, naderbij gebracht, ons doen delen in wat in de eerste plaats aan Israël geschonken is. We willen graag dat Israël dat ook weet. En dat we elkaar vinden in en ons samen verheugen over Wie de HERE is en wat Hij doet: dat HIJ de God van Israël is en de Koning van de wereld.

De tekst

De tekst is een woord uit het tweede deel van Jesaja. Dat begint in hoofdstuk 40 met de befaamde troostwoorden aan het adres van Sion: dat haar lijdenstijd volbracht is en haar ongerechtigheid geboet. Dat is: genade van herstel, van terugkeer en heil.

Wat hééft Sion die troostvolle boodschap nodig!

Sion - dé plaats die de Here verkozen heeft om daar Zijn Naam te doen wonen; brandpunt van verzoening, middelpunt van de ontmoeting tussen de Heilige en Zijn volk, uitgangspunt van zegen voor Israël en de volken.

Het is met dat Sion allerellendigst gesteld: het is - onder de toelating van God - door vijanden veroverd en geplunderd, bedwelmd en machteloos door oordeel en nood, bestoft, verkocht, veracht. Alsof God niet meer bestaat, althans niets meer met haar heeft, niet meer ‘uw God’ is, zeker niet meer de Koning, de Beschikker van en de Leidsman naar vrede en vreugde. Het heeft er alle schijn van dat Hij volkomen buiten gezichtsveld en beleving is geraakt. Alles is zo hopeloos, zo uitzichtloos.

Tóen - in de situatie van de ballingschap. En eigenlijk nog: Jeruzalem, stad van onvrede, uiteengereten en geblakerde bussen; meer angst dan vreugde... Wie zou daar niet bewogen om zijn?

Hoe kan daar nu werkelijk vrede en vreugde komen? Bestaat daar een ‘road-map’, routekaart, voor?

In díe situatie nu laat de Here deze hoopgevende woorden horen.

De bode

Kijk eens wie daar over de bergen aan komt rennen: een boodschapper met een vreugdevol bericht. En om het goede daarvan aan te duiden, buitelen de woorden over elkaar: vreugde, vrede, het goede, heil. In één woord gezegd: sjaloom - heil dat door de gerichten heen breekt en die ongedaan maakt; heil dat herstelt, zó diepgaand en breed dat mens en stad en volk daar voorgoed gelukkig van worden.

Wie is die bode? In eerste instantie de profeet, die hier spreekbuis van God mag zijn. En wie denkt hierbij niet aan dé bode, de Here Jezus - gezonden en gekomen om verlossing aan te kondigen en te bewerken; en dan ook: álle predikers van het evangelie (Rom. 10:15), héél de gemeente, alle gelovigen (Efez. 6:15).

De boodschap

De boodschap is al met verschillende woorden omschreven - zie boven. En die wordt samengevat met de kernachtige woorden: Koning is uw God!

Uw God - dat is verrassend en ontroerend, en heel bemoedigend. Uw God, Sion: Hij is er tóch, en nóg, ondanks het schijnbare tegendeel, ondanks uw zonden. De God die zich ooit in genade aan u verbonden heeft; en Die dat verbond niet heeft opgezegd. U, Sion, hebt vaak andere verbonden gezocht; tot schade hebt u dat gemerkt. En pijnlijk hebt u het moeten ervaren: dat er buiten uw God geen heil is, geen sjaloom. Maar de barmhartige en getrouwe God heeft zijn volk waarmee Hij ooit begonnen is en waarin Hij zo vaak teleurgesteld is, nooit definitief kunnen en willen prijsgeven. Zijn genade-gaven en roeping met betrekking tot Israël zijn onberouwelijk (Rom. 11:29). Het blijft Hem om Israël gaan - Zijn eerstgeroepene. Uw God!


En wát voor een God: Koning. In dat woord klinkt heel de context van ‘Deutero-Jesaja’ mee. Daarin lezen we hoe de Here Zich openbaart: als Schepper van alles, als Verlosser, als Beheerser en Leider van de geschiedenis. Vergeleken bij Hem zijn alle goden en machten niets. Die moeten hun pretenties opgeven.

Ze waren er toen, ze zijn er altijd geweest, heel de geschiedenis door: overmoedige en wrede machten; vanaf Nebukadnezar met zijn grote Babel tot en met Hitler met zijn ‘derde rijk’ (en Auschwitz); en tot op vandaag, in allerlei terreuracties en vormen van antisemitisme.

Is er - in de wereld van toen en van nu - iets van het koningschap van God te merken? Tóch, het is vol te houden en vreugdevol te verkondigen tegen alle schijn van het tegendeel in: Kóning is HIJ, de God van Israël. Koning van verlossing, van heil. Dat houdt in: de ondergang van Babel en van alle andere wereldmachten; én: de verlossing van Israël. Zoals Hij dat in Zijn Zoon Jezus heeft getoond. De Koning-Herder, die vergeldt; en verzoent; de Vorst van de vrede; de Brenger van heil; de Schepper van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Hij redt en leidt en brengt naar zijn eeuwige vrede. Nu nog een verborgen koningschap: in kruisgestalte. Maar eenmaal heerlijk zichtbaar.

Een groots perspectief

Dat valt in deze woorden open: Jesaja hoort de wachters al zingen, hoort de puinhopen al jubelen, ziet hoe ellendigen moed vatten.

Er gaat wat gebeuren: er komt een nieuw Jeruzalem. De fundamenten en contouren daarvan worden in Jes. 54 beschreven. Opvallend: ná Jes. 53, dat ons vertelt van Hem, de Knecht, door Wie dit voornemen van de Here tot uitvoering zal komen.

En dan geldt niet alleen Israël: alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God (vs. 10). In het herstel van Israël mogen de volken delen. Tot in de verste landen zal Gods heil aanschouwd, beleefd en bezongen worden. We leven in de hoop- en moedgevende verwachting dat ‘het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde; en dat Hij als Koning zal heersen tot in alle eeuwigheden’ (Openb. 11:15).


Dát is ons motief en onze bedoeling met ons werk betreffende eerst Israël en dan ook de volken.

H. Biesma
Vrede over Israël jrg. 48 nr. 4 (sep. 2004)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel