Terugblik op Kerst: Het heil is voor èn uit de Joden

Schriftstudie over Lukas 2:22-39

Ontjoodst

Het kerstfeest ligt alweer even achter ons. Toch is het goed om in het eerste nummer van 2004 even terug te lijken op het geboortefeest van Jezus Christus.

Het is een feest dat door de eerste, joodse volgelingen van Jezus niet gevierd werd en waaraan ook in de meeste hedendaagse Messiasbelijdende gemeenten nauwelijks aandacht wordt besteed.

Het feest heeft zijn oorsprong in de gemeente uit de heidenen. In Rome is ongeveer in 330 de datum 25 december gekozen, in verband met het zonnewendefeest van ‘sol invictus’ (de onoverwinnelijke zon).

Om Europa te kerstenen moest dit feest vervangen worden door het feest van de Heiland, die zich het licht der wereld noemde (Joh. 8:12). Simeon noemt Hem in zijn lofzang ‘licht tot openbaring voor de heidenen’ (vs. 31).

De schaduwzijde van de instelling van het kerstfeest door de kerk uit de volkeren was, dat Jezus losgemaakt werd van Israël. De uitspraak van Jezus: ‘het heil is uit de Joden’ (Joh. 4:22), veranderde steeds meer in ‘het heil is uit de kerk’.

Dat het bij de geboorte van Jezus gaat om ‘het herstel van het koningschap voor Israël’ (Hand. 1:6), waardoor ook de heidenen op mogen gaan tot het licht (vs. 32; vgl. Jes. 40:5, 49:6; Hand. 13:47), werd al snel vergeten. Al gauw vatte de gedachte post, dat niet de volkeren gingen delen in ‘de heerlijkheid voor Israël’ (vs. 32), maar dat Israël zich bij de kerk diende te voegen.

De bijbelse orde dat de volkeren zullen optrekken naar Jeruzalem (vgl .Zach. 14:16) werd omgevormd tot de overtuiging dat Israël zich moest richten op Rome (de kerk).

Dat is uiterst merkwaardig, want uitgerekend Lukas, die de geboorte van Jezus het meest uitgebreid vertelt, laat zien hoe Joods alles toegaat rondom de geboorte van het kind.

De God van Israël voert de regie

Het is Israëls God die alles in beweging zet. Aan het begin van Lukas 2 lijkt het of de Romeinse Keizer Augustus de regie in handen heeft. Hij geeft bevel tot een volkstelling. Zijn volkstelling zet veel in beweging, maar het is toch de God van Israël die zowel de tijd als de plaats bepaalt van wat er met dit kind geschiedt.

We lezen dat ‘de dagen vervuld werden dat zij baren zou’ (vs. 6), dat de geboorte plaatsvond in de door de profeten aangegeven plaats Bethlehem (vs. 5) en dat vervolgens Jeruzalem (vs. 22, 25) wordt aangeduid als de plaats waar alles geschiedt, ‘wat volgens de wet des Heren’ (vs. 39) met het kind gedaan moest worden.


De Here voert zijn regie d.m.v. twee middelen waarvan wij heidenen geen enkel besef hadden: door Woord en Geest.

Het zijn twee middelen die niet ons, maar Israël waren toevertrouwd. Door deze twee middelen maakt God de ‘heerlijkheid voor Israel’ openbaar.

Volgens de wet van Mozes

Waardoor laten Jozef en Maria zich leiden? Door Gods openbaring gegeven aan Mozes op Sinaï. Vanuit de Tora worden zij door God in beweging gezet volgens de door Hem Zelf bepaalde tijdsorde. Tegen die achtergrond vertelt Lukas dat, ‘toen acht dagen vervuld waren’, ze het kind laten besnijden (Lev. 12:3) en dat ze Hem toen tevens de naam Jezus hebben gegeven, die tevoren door God bepaald was (1:31). We lezen het in vers 21.

Vers 22 vertelt dan dat Jozef en Maria hun schreden richten naar Jeruzalem, naar de tempel. Ze doen dat opnieuw op de tijd door God in de Tora aangegeven, na de ‘dagen hunner reiniging’ (vgl. Lev. 12:2-8).

Ze gaan naar Jeruzalem, het hart van het beloofde land, het centrum van de eredienst van Israël. Wat ze gaan doen is van groot belang. Ze heiligen (wijden) hun eerstgeborene de Here (toe), zoals Hij zijn volk Israël opgedragen heeft (Ex. 13:2).

Zij hebben er weet van dat er een verband bestaat tussen bevrijding door de Here en toewijding aan de Here (Ex. 13:11-16). Zij weten dit, want zij behoren tot het volk waaraan de Here zijn woord heeft toevertrouwd. En wij, wij heidenen, wisten van niets: ‘Aldus heeft Hij aan geen enkel volk gedaan, en zijn verordeningen kenden zij niet.’ (Ps. 147:20)

Door de Heilige Geest

De leiding van God is ook te zien in het komst van Simeon naar de tempel.

Ook hij, evenals Jozef en Maria, leeft vanuit de Tora. Hij wordt getekend als een rechtvaardige en vrome.

Toch wordt er bij Simeon een andere kracht genoemd die hem naar de plek voert waar de Here zijn Messias zal openbaren. Lukas geeft dit aan met de uitdrukking: ‘en de Heilige Geest was op hem’ (vs. 25).

Met de verwijzing naar de centrale plaats van de Heilige Geest in het leven van de vromen in Israël, benadrukt Lukas een ander aspect van wat bij het volk Israël leeft: de verwachting van de Messias in het laatst der dagen. Lukas verwoordt het zo: ‘en hij verwachtte de vertroosting van Israël’ (vs. 25).


Welnu, door deze twee drijvende krachten, door de wet van Mozes en door de Heilige Geest, worden zowel de ouders van het kind Jezus als Simeon, op de plek die God verkoren heeft, bijeengebracht.

Het is duidelijk dat de regie van God hier getekend wordt. Het is de Here die handelt.

Tevens wordt duidelijk dat het niet toevallig is dat juist deze mensen elkaar hier treffen. Zij leven zelf ook daadwerkelijk in vertrouwen op het woord van God en hebben verwachting van de door God gegeven belofte van vertroosting.

Woord en Geest zijn werkelijkheden in hun leven. Zij laten met hun houding van geloof en hoop zien, waarin de heerlijkheid van Israël bestaat.


Het is duidelijk, keizer Augustus heeft de wereld niets te bieden. Het heil is niet uit de volken.

De God van Israël heeft de wereld alles te bieden, maar dan wel via Israël. Het heil is uit de Joden.

Daarvan geeft Simeon in zijn lied getuigenis.

De lofzang van Simeon

Simeon neemt het kind Jezus in zijn handen en belijdt dan in een lofprijzing: ‘Mijn ogen hebben uw heil gezien’. Hij neemt het kind Jezus als de Messias, die door God aan Israël beloofd was, aan. Hij is zo de ware Israëliet, die leeft uit de hoop dat God met de komst van de Messias een begin zal maken met het herstel van het koningschap voor Israël.

Simeon is op dat moment van zijn dienstwerk ontslagen en mag nu ‘naar Gods woord’ (vs. 29) - de Here heeft zich immers aan zijn door de Heilige Geest gegeven belofte (vs. 26) gehouden - heengaan in vrede.

Vervolgens geeft hij in een tweetal uitspraken aan waarin het heil bestaat.

Jezus is: ‘licht tot openbaring voor de heidenen’.

Hij verwijst hier naar Jes. 42:6; 49:6, waarin wordt gezegd dat Israël het licht der volkeren is. Opnieuw onderstreept hij dat het heil of licht, waarin de heidenen mogen delen, uit de Joden is. De volkeren worden door dit licht aangetrokken (vgl. Hand. 13:47). De heidenen voegen zich dus bij ‘allen (uit het volk Israël), die voor Jeruzalem verlossing verwachtten’, tot wie even daarna de profetes Hanna spreekt (vs. 36).

Jezus is, zo besluit Simeon: ‘heerlijkheid voor uw volk Israël’.

Het heil is niet alleen uit de Joden, het is duidelijk in de eerste plaats ook voor de Joden.

Immers, dit kind Jezus blijkt als de Messias de heerlijkheid van God voor het volk Israël te zijn.

Blijvend met Israël verbonden

Kerstfeest is een feest dat ons niet van Israël scheidt, maar dat de toon zet voor een blijvende verbondenheid aan Israël.

Het is immers het feest waarop ‘Christus, ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften aan de vaderen gedaan te bevestigen, en dat de heidenen God ter wille van zijn ontferming gaan verheerlijken.’ (Rom. 15:8,9). Op deze wijze verwoordt Paulus wat Simeon in zijn lied ten gehore heeft gebracht.

Want waar het uiteindelijk in ons leven om gaat, wordt reeds in de Tora gezegd: ‘verheugt u, heidenen, met zijn volk.’ (Deut. 32:43)

Samen met Israël God loven, daarvan is het Kerstfeest de opmaat.

C.J. van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 48 nr. 1 (jan. 2004)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel