Hier ziet u hoe de pagina er ongeveer uit komt te zien als u die afdrukt.
Plaatjes en enkele andere elementen worden niet weergegeven.
Dit gedeelte (met rode achtergrond) wordt niet geprint.
De uiteindelijke afdruk kan een andere regellengte hebben.


normale weergave

print deze pagina


De Karaieten

De Karaieten

Sola Scriptura - Alleen de Schrift


Het Sola Scriptura vormt een van de pijlers van de reformatie van de kerk zoals deze met Luther is begonnen. De geschreven, door God gegeven openbaring is sinds die tijd voor protestanten de enige bron voor geloof en leven.

Men verwierp daarmee het uitgangspunt van de Rooms Katholieke kerk dat de kerkelijke traditie de enige ware uitlegster van de Schrift zou zijn. De traditie kreeg daardoor hoger gezag dan de Bijbel. De kerk van de Reformatie beoogde niet de traditie terzijde te stellen, maar wilde haar de plek toekennen die haar toekomt, n.l. onder de Schrift.

Toen Luther zich tegenover de kerk moest verantwoorden voor de plek die hij aan de Schrift toekende, sprak hij de gevleugelde woorden: ‘ik kan niet anders’. Daarmee beriep hij zich op zijn geweten.

Dit beroep op de Schrift vanuit het persoonlijk geweten tegenover de traditie had echter in de vroege Middeleeuwen al eerder geklonken. Het werd de kerk als het ware aangereikt door een joodse stroming: de Karaieten.

De schriftelijke tegenover de mondelinge overlevering

We schrijven de achtste eeuw van onze jaartelling. In Babylonië, het toenmalige centrum van het Jodendom in de verstrooiing, is de mondelinge overlevering sterk tot ontwikkeling gekomen. Deze is inmiddels op schrift gesteld: de Talmoed. De mondelinge overlevering staat naast de schriftelijke overlevering, de Tora, de eerste vijf boeken van wat in de kerk het Oude Testament heet. Sinds de zevende eeuw oefent de Talmoed als geschrift een enorme invloed uit op de joodse gemeenten in de verstrooiing. Het is deze rabbijnse traditie die, sinds de val van Jeruzalem in het jaar 70, aan de mondelinge overlevering op steeds sterkere wijze beslissend gezag heeft toegekend. Is de Talmoed - het geheel van gezaghebbende interpretaties van de schriftelijke Tora - daardoor wellicht gaan heersen over de Schrift? Heerst de rabbijnse traditie over Gods Woord? De talmoedgeleerden vinden van niet. Naar hun opvatting gaat ook de mondelinge traditie terug op openbaring die Mozes bij de Sinaï ontvangen heeft.

Een zekere Anan ben David denkt daar echter anders over, omstreeks het jaar 760. Hij loochent de geldigheid van de mondelinge traditie en baseert zich uitsluitend op de letterlijke bijbeltekst. Het Sola Scriptura duikt op. De traditie wordt, zo niet geheel verworpen, dan toch tenminste ondergeschikt gemaakt aan de Schrift.

Zijn tegenstanders, die hij Rabbanieten noemt, beweren dat hij uit rancune de mondelinge traditie heeft verworpen. Hij zou gepasseerd zijn bij een benoeming tot de hoge functie van exilarch, rector van een talmoedschool in Babylonië.

Anan zelf weerspreekt hen en zegt dat het om een principiële kwestie gaat. De stichter van de stroming der Karaieten grijpt voor zijn overtuiging terug op het geloofsprincipe van een van de joodse groeperingen uit de tijd van Jezus, de Sadduceeën. Ook zij hielden vast aan de schriftelijke overlevering van de Tora. Dat alleen zou het woord van God zijn, de mondelinge traditie slechts het woord van mensen.

Als Anan zijn opvattingen voor zijn tegenstanders verantwoordt, beroept hij zich op zijn geweten. Hij is van mening dat elke gelovige er toe geroepen is de wet te interpreteren overeenkomstig zijn eigen geweten. Zijn devies aan iedere gelovige is: ‘lees goed in de bijbel’.

Aan dit principe is tevens de naam voor de beweging, Karaïsme, ontleend. De naam is afgeleid van de Hebreeuwse stam kra, die ‘lezen’ betekent.

Kracht die tegelijk zwakheid is

Het uitgangspunt van de Karaieten komt bij ons protestanten wellicht zeer sympathiek over. We vinden het een krachtig principe. Voor de kracht van dit uitgangspunt valt op tenminste twee dingen te wijzen.

In de eerste plaats wordt zowel de geloofsgemeenschap als de individuele gelovige er toe gedwongen zich op de bron van openbaring te blijven oriënteren. Deze bron stelt elke uitlegtraditie, hoe goed ook, onder kritiek. Traditie blijft zo op de tweede plaats komen.

Vervolgens bewaart het beroep op het geweten ons er voor dat we zonder nadenken de uitleg van de gemeenschap klakkeloos overnemen. Elke gelovige behoort persoonlijk voor God in zijn geweten ten volle overtuigd te zijn.


Toch vormen deze sterke punten tevens de zwakke plekken van het karaïsme.

Doordat een ieder zich op zijn geweten kon beroepen heeft het karaïsme met name in de eerste eeuwen van zijn bestaan tal van scheuringen meegemaakt. In dat opzicht is er eveneens een parallel te trekken met het protestantisme.

Daarnaast riep de beweging van de Karaieten om wat wij protestanten in Nederland ‘formulieren van eenheid’ zijn gaan noemen, dus om een geloofstraditie.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat in later eeuwen traditievorming binnen het karaïsme een grotere eenheid heeft aangebracht. Blijkbaar kan een geloofsgemeenschap zich zonder de bedding van een levende traditie niet handhaven.


Niet onvermeld mag blijven de blijvende kracht van het karaïsme. Die is gelegen in de eenzijdige concentratie op de tekst van de bijbel. Op het hoogtepunt van de beweging, tussen de negende en elfde eeuw, hebben karaïtische geleerden een grote rol gespeeld bij het onderzoek naar de tekst van de bijbel, naar de wijze waarop tekst moest worden uitgesproken, naar de studie van het Hebreeuws en naar de uitleg van de bijbel. Ook hier valt de opmerkelijke overeenkomst op met de beginjaren van het protestantisme. Daar zien we eveneens een concentratie op het onderzoek van de tekst van de bijbel, en de uitgave van talloze schriftverklaringen.

Ware orthodoxie, beter: orthopraxie?!

Een uitermate boeiende vraag is of de concentratie op de Schrift alleen als bron van openbaring een geloofsgemeenschap meer orthodox maakt. Voor het Jodendom is het overigens beter om te spreken over zuiverheid in het handelen, want in die kring staat de orthopraxie centraal.

We willen die vraag bezien aan de hand van een paar voorbeeldjes.


Als we het geheel overzien kunnen we zeggen dat met het zich stipt willen houden aan de schriftelijke Tora als enige bron van openbaring de vraag naar zuiver handelen overeenkomstig Gods wil niet zomaar afdoende te beantwoorden is. Anders gezegd: het fundamentalisme van de Karaieten, hoe sympathiek ook, lost de vraag naar de ware orthopraxie niet op, maar stelt voor nieuwe problemen.

Tenslotte

De Karaieten bestaan nog steeds. Aanvankelijk groeiden ze snel, al vormden ze vanwege hun beroep op het geweten geen eenheid. Pas na het hoogtepunt van de beweging, in de 9de tot de 11de eeuw, kwam het in de 12de eeuw tot meer eenheid, maar dan wel door de ontwikkeling van een eigen traditie met gezag. Als het centrum van het Jodendom zich vanuit het Midden Oosten richting Europa gaat verplaatsen, duiken ze vanaf de 13de eeuw op in de Krim. Nog weer later hebben er grote gemeenschappen bestaan in Litouwen en Galicië. In de 19de en 20ste eeuw zijn ze sterk geassimileerd en distantieerden ze zich hoe langer hoe meer van het joodse volk. Ze ontvingen in 1836 van de Russische Tsaar volledige burgerrechten. Aan de Holocaust zijn de meesten ontsnapt, omdat ze om nog onduidelijke redenen door nazi Duitsland niet als Joden werden beschouwd.

Momenteel is het grootste deel van de Karaieten woonachtig in Israël. Het gaat om een gemeenschap van ongeveer 20.000 mensen met een eigen opperrabbijn.

De spannende vraag is hoe ze zich in het door het talmoedische Jodendom beheerste Israël in de toekomst zullen kunnen handhaven en ontwikkelen.

C.J. van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 47 nr. 3 (mei 2003)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel