Vrede zij over Israël...
Wordt het nog wat met de vrede in Israël?
Bovenstaande vraag wordt de laatste tijd herhaaldelijk op mij afgevuurd. Begrijpelijk, want met ontzetting horen we van het toenemende geweld tussen Israël en de Palestijnen. Sinds het uitbreken van de tweede Intifada, de Al Aqsa opstand, vorig jaar oktober, is er sprake van een in hevigheid toenemend conflict.
‘Waar loopt dit op uit?’, zo vraagt men. ‘Op een bloedbad tussen Joden en Palestijnen?’ ‘Op een oorlog waarbij het hele Midden-Oosten, misschien wel de hele wereld, betrokken wordt?’
Omdat Israël, het volk van God, bij dit conflict betrokken is, wordt aan de vragen dikwijls een religieus element toegevoegd.
‘Moet het misschien zo gaan, omdat er in het Oude Testament reeds over een conflict tussen Israël en de volken gesproken wordt?’ ‘Zullen de volken ooit wel aan Israël een plaats gunnen op aarde?’, zo wordt soms gevraagd.
In de vragen wordt het religieuze aspect dikwijls toegespitst door het een plek te geven in het kader van de eindtijd. Wanneer men dit doet wordt er doorgaans niet meer in het algemeen gesproken, maar dan worden man en paard genoemd: ‘Zijn de Palestijnen misschien de kinderen der duisternis, die strijden tegen Israël, de kinderen van het licht?’
Waar tijdens een bijeenkomst over Israël de vraag zo toegespitst wordt, merk ik dikwijls dat het conflict tussen het Joodse en het Palestijnse volk christenen verdeelt. Men stelt dan vragen als: ‘Mag Israël, omdat het het volk van God is, dan alles doen met de Palestijnen?’ ‘Hebben de Palestijnen ook niet recht op een eigen staat?’ Soms wordt dan radicaal hetzij de kant van de Joden hetzij de kant van de Palestijnen gekozen. Mijns inziens biedt een dergelijke stellingname geen enkele oplossing voor het probleem.
Het stelt ons echter wel voor de vraag waarom een weg naar vrede tussen beide volken tot op heden steeds weer op niets is uitgelopen.
Een valse start
Gezien tegen de achtergrond van de geschiedenis van de laatste twee eeuwen, hebben Israël en de Palestijnen een valse start gemaakt die hen nog steeds parten speelt. Deze valse start werd veroorzaakt door het koloniale verleden van Europa.
In de 19de eeuw, toen reeds tal van Joden naar hun land waren teruggekeerd en relatief vreedzaam met de Arabische bevolking samenleefden, breidden zowel Engeland als Frankrijk hun invloedssfeer in het Midden-Oosten uit. Het oude Ottomaanse rijk, de Turkse invloed, verloor aan kracht.
Van nationalisme was bij de Arabieren nog nauwelijks sprake, maar men droomde wel van een groot Arabisch Koninkrijk. Op dat gevoelen speelde Engeland in bij zijn streven de Turken te verdrijven. In 1915 beloofde McMahon de Arabieren zo’n rijk als ze mee zouden helpen aan de verdrijving van de Turken. De Engelsen hebben de belofte nooit hard gemaakt.
Intussen was aan joodse zijde de Zionistische beweging ontstaan die naar oprichting van een joodse staat streefde. Hetzelfde Engeland heeft toen in 1917 bij monde van Lord Balfour het joodse volk een nationaal tehuis beloofd.
De twee tegenstrijdige beloften hebben de tegenstelling tussen Joden en Arabieren verscherpt en aan beide zijden de nationalistische gevoelens aangewakkerd.
Deze valse start, waarbij vreemde mogendheden steeds over het lot van Joden en Arabieren in dit gebied beslist hebben, heeft er mede toe bijgedragen dat na het besluit van de VN in 1947 om aan Israël en de Palestijnen een zelfstandige staat toe te kennen, de Arabieren geweigerd hebben met Israël te onderhandelen. Stellig een gemiste kans. Want de enige manier om elkaar te aanvaarden, te leren kennen en een plek te gunnen, loopt via de weg van de wederzijdse ontmoeting. Veel bloedvergieten had voorkomen kunnen worden.
Wat volgde was een lange weg van vijandschap en vervreemding.
De rol van de godsdienst in het conflict
Sinds het uitroepen van de staat Israël hebben de Arabische landen en Israël een reeks oorlogen gevoerd. Het was een periode waarin men elkaar niet zocht, maar bestreed, elkaar niet trachtte te leren kennen, maar elkaars bestaan ontkende. Zo is het aan beide zijden ervaren en worden in beide kampen, doorgaans op emotionele wijze, de verhalen verteld. Het is een tijd geweest waarin de angst voor elkaar, gevoed door wederzijds wantrouwen, alleen maar toenam.
De vraag kan opkomen welke rol de godsdienstige overtuiging van beide volken in dit vervreemdingsproces heeft gespeeld.
Deze vraag is nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden.
De Zionistische beweging onder leiding van Theodor Herzl droeg een overwegend niet religieus karakter. Aanvankelijk was het merendeel van de orthodoxe Joden derhalve gekant tegen het streven van de Zionisten om in Israël een joodse staat te stichten. Eerst moest de Messias komen. Hij zou zijn volk terugbrengen naar het land. Men vond dus dat de Zionisten tegen God Zelf ingingen en de Messias voor de voeten liepen.
Een klein deel van de Zionisten was echter religieus. Dit deel was de mening toegedaan dat terugkeer naar het beloofde land en het aldaar gaan leven naar Gods geboden de komst van de Messias zou bespoedigen.
Sinds 1948 heeft dit gedachtepatroon van de religieuze Zionisten zich, o.a. onder leiding van de eerste Asjkenazische opperrabbijn in Jeruzalem, Abraham Yitzhak Kook, verder ontwikkeld en is deel gaan uitmaken van een groot deel van de orthodoxe Joden. De gedachte werd vooral versterkt in 1967. Toen won Israël de Zesdaagse Oorlog en kreeg het grote delen van Samaria en Judea, alsmede Oost-Jeruzalem weer in handen. Men heeft deze gebeurtenis als een teken van God gezien, als de naderende voetstappen van de Messias. Deze zienswijze heeft tevens het nederzettingenbeleid met de kolonisten, in de wat door Israël ‘bevrijde gebieden’ genoemd werden, bevorderd.
Teruggave van deze gebieden werd en wordt nu nog door velen als ingaan tegen Gods wil gezien. Sommigen gaan daarbij zover dat sterven voor de zaak van de Messias als een noodzakelijk martelaarschap wordt gezien.
De overwinning in 1967 had echter ook een andere kant. De ‘vijand’, namelijk de Palestijnen, kwam binnen de grenzen wonen. De Palestijnen noemden de Westbank ‘bezet gebied’. Bij hen werden door deze gebeurtenis de nationalistische gevoelens geboren en versterkt. Temeer omdat zij zich tevens steeds meer in de steek gelaten gingen voelen door de andere Arabische landen.
Bij de overwegend Islamitische Palestijnen is door toedoen van o.a. een radicale groep als Hamas het religieuze aspect op de voorgrond gesteld. Dit laatste vooral ook tegenover de ‘wereldlijke’ PLO. De leus ‘actie in de naam van Allah brengt de redding naderbij’ en de belofte ‘martelaren verwerven rechtstreeks een plek in het paradijs’ wonnen aan invloed. Palestijnse christenen kozen uit volksverbondenheid de zijde van hun islamitische landgenoten.
Het elkaar aanvaarden werd dus zowel vanuit nationalistische gevoelens als vanuit religieuze overtuigingen een moeilijke opgave.
De dunne draad van vrede
Als we inzetten bij de religie dan hebben beide volken in hun heilige boeken teksten waarin de weg van wederzijdse wraakneming verlaten kan worden.
De religieuze Zionisten zouden zich het oorspronkelijke bezwaar, dat tegen de stichting van een joodse staat voor de komst van de Messias werd ingebracht, in herinnering kunnen roepen. Niet om het bestaan van de huidige staat Israël op te heffen, maar wel om te bedenken dat de huidige staat niet het Messiaanse rijk is. Zolang het Messiaanse rijk niet is aangebroken, mag en moet men compromissen sluiten, dus naar vrede zoeken met de Palestijnen.
Bovendien kent Israël de religieuze wet van het ‘oog om oog’. Deze wet wil juist de grenzeloze, niet proportionele wraak een halt toeroepen. De joodse traditie laat zien dat met dit stelsel op creatieve wijze openingen gemaakt kunnen worden in de richting van de vrede zonder dat aan de vraag naar gerechtigheid voorbijgegaan hoeft te worden.
Ook de Koran kent een tekst waarin het afzien van wraakneming een weg van verzoening van zonden opent. Anders gezegd: Verzoening brengt ook in het paradijs.
Toch blijkt het voor ons mensen, als onze eigen bloedverwanten worden vermoord, altijd weer moeilijk te zijn om te kiezen voor verzoening in plaats van voor wraak. Ook wij christenen vinden Jezus’ oproepen in de Bergrede niet realistisch.
De weg van de vrede is dan ook flinterdun.
Ook nog in een ander opzicht. We doen dikwijls net alsof de weg van het zoeken naar vrede tussen Palestijnen en Israël al heel lang was ingeslagen. Dat is echter niet waar. De weg van vijandschap is beduidend langer. Pas met de Oslo akkoorden, bezegeld met de handdruk tussen Rabin en Arafat in 1993, werd het proces ingeluid. Het proces stagneerde alweer in 2000 met de weigering van Arafat om op de toegestoken hand van Barak in te gaan.
Het vredesproces was nog slechts de ene zwaluw die nog geen zomer maakt. Het was indertijd voor Rabin, die als strijder veel voor het voortbestaan van de staat Israël heeft betekend, een uitermate moeilijke stap. Hij zette de stap in het besef dat men niet eindeloos kan blijven doorgaan met bloedvergieten en dat de jongere generatie snakt naar een tijd zonder oorlog.
De ontluikende vrede was nog slechts een flinterdunne draad.
Bidt voor de vrede van Jeruzalem
Als we bidden voor de vrede van Jeruzalem dan zie ik in gedachten de gezichten van mijn Joodse en Arabische vrienden. Persoonlijk kan ik alleen maar bidden voor beide volken.
Daarbij ben ik van mening dat de terugkeer van het volk Israël naar het land een teken van Gods trouw is. Die plek mag het niet ontnomen worden. Door dat te doen zouden we tegen Gods uitdrukkelijke beloften ingaan.
Tegelijk ben ik van mening dat het evenzeer tegen Gods wil ingaat om aan de Palestijnen een plaats aldaar te ontzeggen. Ontheemd zijn is iets verschrikkelijks en gevangen gehouden worden op het grondgebied waar je geboren bent, is ontzettend vernederend.
De weg naar vrede loopt alleen via de onderhandelingstafel en vervolgens via de ontmoeting van gewone mensen met elkaar. Er is, als een van beide partijen het aandurft om de heilloze weg van wederzijdse wraakneming te doorbreken, nog een enorm lang traject te gaan.
Maar het is de moeite waard. Immers, vanuit onze christelijke traditie weten we dat er een belofte mee verbonden is: ‘Zalig zijn de vredestichters’.
Daarom, bidt voor dit wonder van de vrede. Het is onze roeping dat te doen.
C.J. van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 45 nr. 4 (sep. 2001)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel