65 jaar na de Sinaï-oorlog


Het is dit jaar 65 jaar geleden dat Israël de Sinaïwoestijn binnenviel om een einde te maken aan de invallen van terroristen uit dat gebied. De operatie, ook wel de Sinaï-oorlog of de Arabisch-Israëlische oorlog van 1956 genoemd, leverde Israël weinig blijvende winst op. Bij de oorlog waren ook Groot-Brittannië en Frankrijk betrokken.


Verschillende ontwikkelingen in het Midden-Oosten leidden tot de oorlog. Ten eerste liepen spanningen tussen enerzijds Egypte en anderzijds Groot-Brittannië en Frankrijk op.

In juli 1952 pleegde de Vrije Officieren beweging onder leiding van generaal Ali Mohammed Naquib en kolonel Gamal Abdel Nasser een staatsgreep. Ze zetten koning Farouk aan de kant en richtten een republiek op.

In 1954 kwam Nasser aan de macht. Hij was voorstander van het Arabisch socialisme, herverdeling van grondbezit, hervormingen en industrialisatie. Hij was ook voorstander van het pan-Arabisme: Arabieren zouden samen moeten werken tegen westerse, imperialistische invloeden in het Midden-Oosten, waarvan ook Israël een exponent was. Bij de Arabische massa's was hij enorm populair.

Wapens

Nasser was tegen het anticommunistische Bagdad-pact, een defensieverbond van Irak, Turkije, Groot-Brittannië, Iran en Pakistan, en onder het sponsorschap van de VS. Nasser zag daarin een manier om het Midden-Oosten bij de Koude Oorlog te betrekken en de Arabische wereld te verdelen. In 1955 sloot hij een verbond met het Sovjetblok. Egypte kon van Tsjecho-Slowakije grote hoeveelheden wapens kopen in ruil voor katoen.

Egyptes weigering het Bagdad-verbond te ondertekenen viel verkeerd bij de Amerikanen. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Dulles, weigerde hulp te geven voor de bouw van de nieuwe Aswandam in de Nijl. Om de dam te bekostigen, besloot Nasser op 26 juli 1956 het Suezkanaal te nationaliseren.

Vrije doorvaart?

Tot die tijd had Groot-Brittannië de controle gehouden over het kanaal. De aandeel­houders, voornamelijk het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, kregen een vergoeding en Egypte garandeerde vrije doorvaart. Maar Frankrijk en Engeland waren bezorgd dat Egypte het kanaal niet goed zou beheren. Verder was het Frankrijk een doorn in het oog dat Egypte vrijheidsstrijders in Algerije steunde.

Ook Israël had zorgen. Egypte hield in het kanaal schepen aan op weg naar Israël. Israëls ambassadeur bij de VN, Abba Eban, zei op 13 oktober 1956 in de Veiligheidsraad: 'De Egyptische president beloofde de voorwaarden van de Constantinopel-conventie van 1888 te respecteren, die de vrijheid van navigatie door het kanaal voor schepen van alle naties garandeerde. Maar Israël zou worden uitgesloten.'

Fedayeen

Een tweede oorzaak van de oorlog was dat Egypte Palestijnse guerrillastrijders, de Fedayeen, steunde. Deze trokken regelmatig de wapenstilstandslijnen over die Israël en Egypte in 1949 overeen waren gekomen. Ze overvielen in Israël voertuigen en boerderijen. Historicus Martin Gilbert schreef dat in 1955 aan Israëlische kant 241 doden vielen bij deze invallen. In een poging on een eind te maken aan de terreuraanvallen, voerde het Israëlische leger raids uit aan de andere kant van de grens.

Israël voelde zich ook bedreigd door de toespraken en verklaringen waarin Egypte dreigde met een oorlog en Israëls vernietiging. Dat Jordanië zich aansloot bij het Egyptisch-Syrische verbond, vergrootte het gevoel van gevaar. Goed nieuws in Israël was dat Frankrijk Israël wapens wilde leveren. Die waren even goed als het wapentuig dat zijn zuiderbuur ontving.

Colonnes

Israël was in oktober 1956 de invallen van de Fedayeen zat. Het wilde niet wachten op een Egyptische aanval. Op 29 oktober trokken Israëlische militairen op verschillende plaatsen de Gazastrook en de Egyptische Sinaï-woestijn binnen.

Het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken verklaarde: 'Israël heeft de noodzakelijke maatregelen genomen om Egyptische Fedayeen bases op het Sinaï Schiereiland te vernietigen. Deze eenheden, die ongeveer twee jaar geleden door de Egyptische regering werden opgericht en een deel waren van het Egyptische leger, waren bedoeld om terreur in Israël te verspreiden door willekeurige moord, het plaatsen van mijnen en sabotage.'

De Israëlische soldaten trokken de hele woestijn door tot aan het Suezkanaal in het noorden en Sharm el-Sheikh en het nabijgelegen eiland Tiran in het zuiden. Op 5 november 1956 was de hele Sinaï bezet.

Voorwendsel

Frankrijk en Groot-Brittannië gebruikten de invasie als een excuus om zelf in actie te komen. Het voorwendsel was Egypte en Israël van elkaar te scheiden. Het ging echter om een vooropgezet plan, dat Israëlische, Franse en Britse politieke leiders waren overeengekomen in oktober in het Franse Sèvres. Franse en Britse militairen vielen het noorden van Egypte aan, waar het Suezkanaal uitmondt in de Middel­landse Zee.

De Suezcrisis duurde niet lang. De VN, de VS en de Sovjetunie oefenden zware druk uit op de drie aanvallers om zich terug te trekken. Op 6 november 1956 waren de Fransen en Britten bereid tot een staakt-het-vuren en terugtrekking. Israël ging twee dagen later akkoord met een aftocht.

Interventiemacht

De VN beloofde rust. Op 4 november 1956 besloot de Algemene Vergadering een Interventiemacht van de VN op te zetten, de UNEF (United Nations Emergency Force). Israël zou zijn militaire posities ontruimen als de VN-troepen klaar zouden zijn die over te nemen in de Sinaï, Sharm el-Sheikh en in Gaza.

In maart 1957 rondde Israël de terugtrekking af. De VN zou zorgen dat Israël de vrije doorgang behield en dat er geen aanvallen meer uit de Sinaï zouden kunnen plaatsvinden.

Toen de Israëlische troepen Sinaï verlieten, trokken Britse troepen zich terug uit Port Said en Franse troepen uit Port Fuad.

Hoge prijs

De oorlog eiste een hoge tol, vooral aan Arabische zijde. Daar vielen enkele duizenden doden. Rond de 200 Israëliërs verloren het leven en enkele tientallen Britten en Fransen.

Rusland boekte door de Sinaï-campagne prestigewinst. Historicus Nadav Safran schreef dat de affaire leidde tot een grote invloed van Rusland, dat werd gezien als een verdediger van de Arabieren. Groot-Brittannië en Frankrijk verloren hun status als grootmachten. Nasser haalde een grote politieke overwinning.

Volgens historicus Ilan Pappé leidde de campagne tot de diepere betrokkenheid van het leger in het Israëlische leven. Aan de Palestijnse kant leidde het tot meer politieke activiteit, die begon in de vluchtelingenkampen.

De Sinaï-oorlog leidde tot een tijdelijke verbetering voor Israël, maar niet tot stabiliteit of politieke oplossingen. In 1967 brak de Zesdaagse Oorlog uit. In deze oorlog boekte Israël grote landwinst.

Politieke oplossing

Nu, 65 jaar later, is de strategische en politieke situatie totaal veranderd. Israël sloot in 1979 een vredesverdrag met Egypte en het rondde de terugtrekking uit de Sinaï in 1982 af. Met Jordanië sloot het in 1994 een vredesakkoord. De VS is een belang­rijke bondgenoot en met Rusland heeft het goede betrekkingen.

Infiltraties uit de Gazastrook komen vrijwel niet meer voor, maar dat wil niet zeggen dat de grens rustig is. De radicaal-islamitische Hamas en andere milities schieten af en toe raketgranaten naar de dorpen en steden in Israël.

De ontwikkelingen sinds 1956 lieten zien dat politieke oplossingen nodig zijn. Met Egypte en Jordanië en nu ook met enkele Golfstaten is dat gelukt. Te hopen is dat ook aan de Israëlische en Palestijnse kant politici opstaan die kunnen zorgen voor een verdrag tussen Israël en de Palestijnen.

Dhr. A. Muller is als journalist werkzaam in Israël.

drs. Alfred Muller
Verbonden jrg. 65 nr. 2 (april 2021)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden