Heel Israël zalig

Schriftstudie n.a.v. Romeinen 11:26


In de Romeinenbrief spreekt Paulus duidelijk over Israëls val en verharding. Maar tegelijk ziet hij Gods blijvende trouw jegens Zijn volk. Helder blijkt dat laatste in hoofdstuk 11 vers 26: ‘En zo zal heel Israël zalig worden.’ Maar hoe moeten wij dit lezen?


Dat ‘Israël’ hier op het concrete Joodse volk slaat, wordt tegenwoordig niet meer betwijfeld. De meningen verschillen echter bij de uitleg van wat terecht vertaald wordt als ‘zo’, dat wil zeggen ‘op deze wijze’.

Op deze manier

Dit slaat op de eerder vermelde doorbraak van het evangelie naar de heidenen. ‘Zo’, dat wil zeggen op de manier van Gods verrassende gang naar de heidenvolken, waarbij door een wonder van Gods genade zaligheid wordt verkregen door hen die in Jezus geloven.

Op deze verrassende wijze, door ontvangen genade, blijft er ook voor Israël een mogelijkheid van behoud, zodat ook Gods plan daar wordt gerealiseerd en ‘heel Israël’ behouden wordt. Met het beklemtonen van deze genadetijd, wordt deze tekst ook goed leesbaar als onderdeel van de doorgaande lijn van de Romeinenbrief: de beklemtoning van de genade die God steeds openbaart.

Niet ‘daarna’

Sommigen lezen deze tekst echter anders, namelijk: ‘dan (d.w.z. daarna) zal geheel Israël worden behouden’. Dit houdt in dat na het binnenkomen van de heidenen er nog een aparte periode met bekering in Israël komt, die leidt tot zaligheid voor ‘heel Israël’.

Bij deze opvatting meent men dat in Romeinen 11 vers 25 vertaald moet worden: ‘totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn’. Dan zou daarna, nadat deze tijd bij de heidenen is afgesloten, nog een volgende periode aanbreken van heil, nu speciaal voor Israël. Toch wijst de oorspronkelijke tekst daar niet op, want er staat slechts: ‘totdat de volheid van de heidenen binnengaat’ (zo NBG vert. 1951).

Dit betekent dat de tijd van gedeeltelijke verharding van Israël samenvalt met de tijd van het binnengaan van de volheid van de heidenen. Dit is Gods genadetijd voor de volken en is als genadetijd (‘zo!’) ook weer een tijd met blijvende genade­mogelijkheden voor Israël. Maar het zegt niet dat er daarna nog een aparte, extra periode zal volgen met heil speciaal voor Israël. Paulus is hier geconcentreerd op de periode tussen hemelvaart en wederkomst, die door hem vaak wordt aangeduid als een bijzonder ‘nu’ ofwel ‘heden’.

‘Heden’

We moeten dit uitdrukkelijke ‘nu’, het ‘heden’ van de heilstijd, hier voluit honoreren, zoals het ook in de verzen 30 en 31 voorkomt. Dit is het ‘heden’ van de nieuwtestamentische heilstijd, waarin God het heil aan de volkeren predikt, opdat zij door geloof behouden worden. Ditzelfde ‘heden’ is volgens vers 31 ook een ‘heden’ van ontferming voor het Joodse volk. Er is bij Paulus trouwens op andere plaatsen ook nergens sprake van een extra heilstijd daarna.

Zolang deze huidige heilstijd voortduurt is er sprake van zowel het behoud voor heidenen die tot geloof komen, alsook de vervulling van Gods belofte dat ‘heel Israël’ door geloof tot zaligheid komt. In verband hiermee wordt in vers 12 ook gesproken over ‘hun volheid’, een uitdrukking waarmee hetzelfde is bedoeld als ‘heel Israël’.

‘Heel Israël’

Tegelijk gebruikt Paulus soms ook de term ‘overblijfsel’ van Israël (‘naar Gods genadige verkiezing’) dat blijvend is, daarmee wijzend naar de Joodse volgelingen van Jezus (vers 5). En daaruit blijkt dan juist Gods trouw in het vervullen van Zijn belofte aangaande de volheid van Israël!

Bij termen zoals ‘overblijfsel’ en ‘volheid’ of ‘heel Israël’ (die misschien onderling tegenstrijdig lijken), moeten we beseffen dat deze begrippen steeds een eigen klank hebben, uitstijgend boven een getalsmatige, kwantificerende duiding. Daarom gebruikt Paulus deze termen afwisselend. ‘Overblijfsel’ duidt daarbij op de vertegenwoordigende plaats die een kleine groep kan hebben tegenover het geheel. Ook klinkt er iets in door dat naar een schifting wijst. ‘Heel Israël’ heeft eveneens een specifieke geladenheid. Bij Paulus ligt bij ‘heel Israël’ de nadruk op wat in Gods verkiezing en eeuwige plannen ligt besloten. De verkiezing van Israël was immers Paulus’ uitgangspunt. Aan het einde van de geschiedenis zal eens in heerlijkheid openbaar worden wat en wie God met Zijn verkiezing voor ogen had als de ‘volheid van Israël’ die behouden wordt. Dan blijkt dat wat nu ‘overblijfsel’ heet, behoort tot de volheid van ‘heel Israël’: dat wil zeggen het Israël dat God met Zijn eeuwige plan in de weg van het geloof wilde redden. De vergelijkbare uitdrukking ‘volheid der heidenen’ (vers 25) bevestigt dat Paulus hier inderdaad vanuit dit plan denkt. Ook in rabbijnse geschriften blijkt trouwens soms dat met ‘heel Israël’ niet wordt bedoeld: iedereen, hoofd voor hoofd, maar dat het een specifieke kwalificatie inhoudt.

Blijvende beloften

In het verband van Romeinen 11 (Gods blijvende trouw jegens Israël op weg naar de volheid) zien we nu in vers 26 een bijzondere, blijvende belofte voor het Joodse volk tot aan het eind der tijden. Kunnen we het nog concreter zeggen? Een massale omkeer in het huidige Joodse volk naar Jezus wordt hier niet zonder meer gegaran­deerd, maar tegelijk mogen we dit zeker niet uitsluiten. Romeinen 11 bevat zoveel opgebouwde spanning met verrassende golfbewegingen van Godswege dat we wel met hoopvolle verwachting moeten kijken naar Israël. Daarbij vragen we ons af: Wat wil de HERE nog gaan doen met Zijn volk? Vol hoopvolle verwachting blijven we daarom intens betrokken bij dit volk.

Niet berekenbaar

De hier besproken tekst is een hoogtepunt in Paulus’ betoog, dat de altijd blijvende beloften van God voor Israël onderstreept. God heeft een plan met wat Hij in Zijn verkiezing typeert als ‘heel Israël’, een ‘volheid’ die overigens wel bestaat volgens Gods eigen maatstaf. Voor Israël geldt dat God zich tot het einde inzet om Zijn heilsplan daar te realiseren, totdat deze ‘volheid’ is bereikt met allen die door het geloof Jezus gaan toebehoren.

Tegelijk blijft dit een genadewonder en van elk wonder geldt per definitie dat het niet berekenbaar is. Daarom onthouden we onszelf bij deze tekst van speculaties over de toekomst. Wel moeten we dankbaar vaststellen dat Gods beloften voor Israël blijven gelden en vervuld zullen worden, totdat ook daar de volheid van Zijn plan is bereikt.


Romeinen 11:25-29 (Herziene Statenvertaling):

Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen. Zij zijn weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen. Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk.

Gespreksvragen

  1. Kunt u de lijn beschrijven van de beklemtoning van de genade, die deze tekst verbindt met de hele Romeinenbrief?
  2. Zou u bij de beschrijving van de toekomst van het Joodse volk verder willen gaan dan in de Bijbelstudie werd beschreven? Of misschien juist minder ver? Waarom?
  3. In de Bijbelstudie was sprake van een betrokken kijken naar Israël. Hoe geeft u zelf vandaag invulling aan uw betrokkenheid bij het Joodse volk?

Drs. Wim de Groot is chr. geref. emeritus predikant

drs. Wim de Groot
Verbonden jrg. 63 nr. 1 (jan. 2019)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden