Paulus: altijd Jood gebleven!


Professor Pamela Eisenbaum is een van de hedendaagse Joodse Bijbelgeleerden die bezig zijn de apostel Paulus ‘weer thuis te halen’. In haar boek Paul was not a Christian bestrijdt ze de negatieve kijk op Paulus binnen het jodendom. Ze benadrukt dat hij als Jood geboren en gestorven is.


Paulus de Jood, zo schrijft Eisenbaum:

Bij zijn ontmoeting met Jezus, op weg naar Damascus, werd Paulus niet door ‘be­kering’ een christen, maar werd hij via Jezus door God geroepen een apostel van de volken te zijn. Hij kreeg de opdracht om de kennis van de Ene God, de God van Israël, over te brengen naar de volken op aarde. En hij doet dat, nu door de opstanding van Jezus de eindtijd aangebroken is, vanuit de klemmende vraag: is er, in de wereld die komt, plek voor de volken?

Nieuwe Abraham

Voor een antwoord op deze vraag zet Eisenbaum in bij Abraham, de stamvader van Israël. De Ene God maakt Israël bij de verlossing uit Egypte tot Zijn volk en sluit met Israël een verbond. Levend in vertrouwen op de Ene en in gehoor­zaamheid aan de Tora wandelt Israël op de weg ten leven. De Rabbijnen zeggen dan ook: ‘Heel Israël (vgl. Rom. 11:26) zal delen in de wereld die komt’.

Daar komt echter nog een motief uit de Tora bij. Ook de geloofstrouw van de ‘voorvader’ Abraham doet Israël delen in het heil (vgl. Deut. 7:8). Het geloof van de ene komt ten goede aan de velen (vgl. Jes. 53:11). Binnen de Joodse traditie noemt men dit idee ‘de verdienste van de vaderen’.


Maar de volken? Hebben de volken deel aan de verlossing? Opnieuw grijpt Eisenbaum terug op Abraham. De aartsvader zal ook tot zegen zijn van de volken (Gen. 12:3; Gen. 18:18). Deze belofte moet in vervulling gaan. De volken moeten de God van Israël leren kennen en erkennen.

Eisenbaum beschrijft vervolgens de eigen roeping van Paulus daarbij: ‘Hij ziet zich als een nieuw soort Abraham die in staat is de beloften aan Abraham voor de volken in vervulling te laten gaan. Deze menigte van afstammelingen zal een familie gaan worden, verbonden door hun toewijding aan de Ene God, door wie zij gezegend zijn.’

Jezus’ geloofstrouw

Dat brengt ons bij de vraag: welke rol speelt Jezus hierbij? De kernzonde van de volken is, zo stelt Eisenbaum, de afgodendienst. Het eerste wat daarom moet gaan gebeuren is dat de volken de Ene God, de God van Israël, gaan erkennen. Ze moeten hun vertrouwen op Hem stellen of zoals Paulus zegt: ‘De recht­vaardige zal uit geloof leven’ (Rom. 1:17).

Maar er is meer! Door de afgodendienst hebben de volken niet naar de wet van de Ene, de wet die zij konden kennen, geleefd. Dit in tegenstelling tot Israël, dat bij de verbondsluiting uitspreekt: ‘Alles wat de HERE gesproken heeft zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen’(Ex. 24:7). De volken hebben daarin dus hopeloos gefaald. Eisenbaum: ‘De heidenen hebben zich zo overgegeven aan hun ongecontroleerde verlangens dat verlossing in de weg van geloof en gehoor­zaamheid – de orde die God had ingesteld – voor hen in de eindtijd te laat is.’ Hoe kunnen zij voor hun zonde vergeving ontvangen, nu het Koninkrijk van God nabij is? ‘Nu de eindtijd is aange­broken is het te laat om langs de weg van de wet gered te worden.’

Hier verwijst Eisenbaum naar de christologie van Paulus. Ze zegt: ‘Om de volken toch een plek in zijn Koninkrijk te geven moest God een manier vinden buiten zijn gewone orde – de weg van geloof en gehoorzaamheid – om. Deze buitengewone manier was Jezus Christus. Christus is het offer dat verzoening brengt voor al die zonden waarmee de volkeren belast zijn.’ Zonder dat offer van Christus vormt de wet voor de afgodische volken een aanklacht. Christus treedt dus voor de volken in.

Conclusie: zoals de geloofstrouw van Abraham Israël ten goede komt, zo komt het geloof en de trouw van Jezus de heidenen ten goede.

Twee heilswegen?

Het is de verdienste van Eisenbaum dat ze Paulus als Jood weer op de kaart heeft gezet. Ze zegt terecht dat Paulus ook na zijn ontmoeting met Jezus trouw is gebleven aan de Tora. Geloof en gehoorzaamheid, genade en heiliging van het leven, vormen geen tegenstelling, maar juist een twee-eenheid. Toch blijft er een aantal vragen over die nadere doordenking vereisen.


Ten eerste: heeft Jezus alleen maar heilsbetekenis voor de heidenen? Zou het offer dat Hij bracht niet ook Joden ten goede kunnen komen? Eisenbaum heeft gelijk als ze zegt dat Paulus geloof (genade) en wet niet tegen elkaar uitspeelt. Ze heeft ook gelijk als ze onderscheid maakt tussen Tora voor Israël en Tora voor de volken. Ze meent dat niet Paulus, maar Luther een tegenstelling gemaakt heeft tussen geloof (horen) en doen (wet), door het woordje ‘alleen’ toe te voegen. Dus ‘de rechtvaardige zal leven uit geloof alleen’ i.p.v. ‘uit geloof’. Mijns inziens is dit voor Paulus echter niet het springende punt. Dat ligt voor hem bij de ernst van de zonde. Jood en heiden samen hebben gezondigd. Voor beiden geldt dat geloof en levensheiliging een eenheid vormen.

De vraag of Jezus niet alleen voor heidenen maar wellicht ook voor Joden betekenis heeft, komt ook bij mij boven als ik lees wat Eisenbaum over de ‘ver­dienste’ van Abraham zegt: ‘De geloofstrouw van Abraham komt al zijn nakomelingen – al dan niet biologisch, Joden en heidenen – ten goede.’ Verschaft de geloofstrouw van Jezus dan alleen maar heil aan de volken? Komt die niet ook ten goede aan Israël?

Gewoon mens?

In de tweede plaats: de christologie (wie Jezus was en is) van Paulus. Eisenbaum zegt dat we bij Paulus van ‘een hoge christologie’ kunnen spreken. Tegelijk grenst ze deze hoge christologie af tegen die van de kerk. Ze doet dat om te voorkomen ‘dat we Christus gaan vereren als een soort tweede God’. Anders gezegd: dat we Hem als mens gaan vergoddelijken. De eenheid van God (Deut. 6:4) staat dan op het spel.

Eisenbaum meent dat Paulus ondanks zijn ‘hoge christologie’ niet uitgaat van incarnatie of menswording van God in Jezus. Paulus ziet Jezus dus anders dan Johan­nes die sprak over ‘het Woord is mens’ geworden’ (Joh. 1:14). Voor haar is Jezus alleen maar gewoon mens, net als Abraham. Jezus brengt in geloof en trouw aan God het offer dat bij God bewerkt dat Hij genade aan de volkeren schenkt. Ze benadrukt daarbij dat het geloof ‘van’ Jezus de volken ten goede komt, hen rechtvaardig maakt. Paulus zou daarom nooit gesproken hebben over geloof ‘in Christus’, maar alleen over geloof ‘in God’. De vertaling ‘geloof in Christus’ zou vooral onder invloed van de rechtvaardigingsleer van Luther ontstaan zijn.

Hier val ik Eisenbaum niet bij. Het gaat Paulus mijns inziens zowel over het geloof ‘van’ als ‘in’ Christus dat de gelovigen uit Jood en heiden ten goede komt.

[Zie www.kerkenisrael.nl/verbonden/verbonden61-1b.php]

Drs. C.J. van den Boogert is emeritus chr. geref. predikant en oud-Israëlwerker. Het eerste deel van zijn artikel over Eisenbaums boek verscheen in het januari­nummer van ‘Verbonden’.

drs. Kees van den Boogert
Verbonden jrg. 61 nr. 3 (sep. 2017)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden