Joodse bronnen voor de liturgie (3):

Geloofsbelijdenis


Het Sjema

In de westerse kerk kennen we het gebruik van het credo (= ik geloof) dat wordt gezegd of gezongen tijdens de kerkdienst. Het feit dat die geloofsbelijdenis wekelijks - en soms dagelijks - terugkomt heeft alles te maken met wat er in de synagoge gebeurt: het uitspreken van het Sjema (= Hoor!). Het is het eerste woord van Deuteronomium 6:4. Na de aansporing wordt Israël aangesproken, en dan komen er woorden die een korte en krachtige belijdenis vormen. Intussen is het gedeelte uit Deut. 6:4-9 uitgebreid met twee andere gedeelten, te weten: Deut. 11:13-21 en Numeri 15:37-41.


Maar de kern, de belijdenis luidt:

De HEERE onze God is een eenig HEERE (SV),

of:

De HEER onze God, de HEER is de enige (NBV),

maar wellicht is het beter te vertalen met:

De HERE is onze God, de HERE is één (NBG en ook HSV).

Het valt dus niet mee, om tot een eensluidende vertaling van het Hebreeuwse woord voor één, enig, of alleen te komen. Het is een woord met meerdere aspecten.

‘De belijdenis drukt zowel de ‘enigheid’, en de ‘alleenheid’ als de ‘eenheid’ van YHWH uit’ aldus C.J. Labuschagne in zijn commentaar op Deutronomium, waarbij hij trouwens aantekent dat er ook een verband bestaat met de opdracht tot het liefhebben van God met drie keer de ‘geheelheid’ van hart, ziel en kracht in vers 5.

In het morgen- en avondgebed

In de synagoge wordt deze belijdenis zowel in het morgengebed als in het avond­gebed uitgesproken. Zo gebeurt het elke dag en ook op de sabbat. In deze vorm is het echter niet of nauwelijks in de liturgie van de christelijke kerk terechtgekomen. Wel moet dat enigszins genuanceerd worden. Het Sjema treffen we aan in Marcus 12:29-30. Daar noemt Jezus het in antwoord op een vraag van een Schriftgeleerde naar het belangrijkste gebod. Overigens zijn er in het Nieuwe Testament meerdere teksten die spreken over de enigheid of eenheid van God. Dat valt niet los te denken van het Sjema.

Het Sjema heeft in het morgengebed van de kerk in Antiochië tot in de vierde eeuw een plaats gehad. Eusebius noemt het getuigenis van twee christenen die in 303 de marteldood ondergingen, omdat zij ‘één enige God en één enige gezalfde koning Jezus’ hadden beleden. Maar het is in de vorm van Deuteronomium 6:4-5 niet in de liturgie van de christelijke kerk gehandhaafd. Wel is er op lokaal niveau incidenteel sprake van het gebruik van een deel van het Sjema, bijvoorbeeld als alternatieve afwisseling van de lezing van de Tien Geboden, of de samenvatting van de decaloog.

Het kerkelijke credo

Evenals de Joodse synagoge kent ook de christelijke kerk een vorm van geloofs­belijdenis in de eredienst. Zowel in het dagelijkse morgengebed als ook het avond­gebed heeft de Apostolische Geloofsbelijdenis een plaats gekregen, tenminste in de Anglicaanse liturgie. In de westerse kerk heeft in de hoofddienst de geloofsbelijdenis van Nicea (juister nog: Nicea-Constantinopel) een plaats gekregen na de preek. Juist in die vorm is er een aantal keren sprake van ‘eenheid’.

Wij geloven in één God en Vader ... en in één Heer, Jezus Christus, één van wezen met de Vader ... één Kerk ... één Doop. Dit sluit aan bij het begin van het Sjema, en is zonder het Sjema niet te verstaan. Maar hoe het in deze vorm binnen de christe­lijke gemeente is terechtgekomen, en wanneer is niet duidelijk. Want er is geen directe aansluiting, Immers, het kerkelijke credo stamt uit de vierde eeuw en zal tevens gevormd zijn door de Nieuw­testamentische teksten over de eenheid van God. Verbondenheid met de Joodse eredienst is er zeker.


Serie ‘Joodse bronnen van de liturgie’:

ds. Hans Ruiter
Verbonden jrg. 60 nr. 4 (nov. 2016)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden