Israël en de nachtelijke worsteling

Genesis 32:23-33 en Genesis 35:9-15


Genesis 32

28 De ander vroeg: ’Hoe luidt je naam?’ ’Jaäkov’, antwoordde hij. 29 Daarop zei hij: ’Voortaan zal je naam niet Jaäkov zijn maar Jisraëel, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’

Genesis 35

9 Nu Jaäkov was teruggekeerd uit Padan Aram, verscheen God hem opnieuw, en hij zegende hem. 10 Hij zei: ’Tot nu toe heette je Jaäkov. Die naam zul je niet langer dragen: Jisraëel is je nieuwe naam.’ Zo gaf God hem de naam Jisraëel.

Het is een van die indrukwekkende passages in de Bijbel: de nachtelijke worsteling van Jakob met een onbekende man. De sfeer wordt met enkele raak gekozen woorden direct neer­gezet: Jakob is alleen, aan de oever van een rivier - en het is donker.

Dan overvalt een man hem, hij ontkomt er niet aan om te vechten. De hele nacht strijden zij en pas met het ochtendgloren gaan zij uiteen.


Bij dit bijzondere verhaal komen we uit als we op zoek gaan naar de oorsprong van de naam ‘Israël’. Hier is het voor het eerst dat de naam in de Bijbel opduikt. De man met wie Jakob streed, geeft hem bij het ochtendgloren een nieuwe naam: Israël. Want, zo zegt hij, je hebt met God en met mensen gestreden. Maar de man verandert niet alleen Jakobs identiteit, hij raakt hem ook fysiek. Kreupel gaat Jakob de nieuwe dag in.

Hoe adembenemend het verhaal is, tegelijkertijd roept het de ene na de andere vraag op. De nachtelijke sfeer lijkt veel voor ons verborgen te houden. Waarom vechten deze beide mannen eigenlijk? Wie is die strijder tegen wie Jakob het op moet nemen? Waarom wordt, aan het einde van een uitputtende strijd Jakob een nieuwe naam gegeven?

Het wordt allemaal nog bijzonderder als we een paar hoofdstukken verderop, in Genesis 35, een tweede maal lezen over Jakobs naamsverandering. Jakob is inmiddels de rivier overgetrokken en bij Betel aangekomen. Daar is het duidelijk wie hem zijn nieuwe naam Israël geeft: het is God zelf. Maar wat gebeurt hier? Wordt hier Genesis 32 nog eens dunnetjes overgedaan?

De grens over

Jakob stond ’s nachts op en bracht zijn vrouwen en kinderen naar de overkant van de Jabbok, maar daarna keerde hij zelf terug. De rivier is de symbolische grens tussen zijn ballingschap en zijn terugkeer naar het beloofde land. Het is ook de grens die hij over moet gaan om zijn broer Esau weer onder ogen te komen. Dat joeg hem angst aan: hij had zijn naam, Jakob de bedrieger, volop waargemaakt. Was het dat Jakob zo bang was geworden dat hij wilde vluchten en moest de man hem tegenhouden? Sommige joodse commentatoren veronderstellen dat.

Het land binnengaan zonder zijn verleden onder ogen te zien, zonder zijn bedrog van Esau te onderkennen, zat er echter niet in. Jakob kon alleen terugkeren uit de ballingschap als hij zijn schuld erkende.

De geheimzinnige man

Wie was het die met Jakob vocht? Vier opties komen naar voren uit de joodse en christelijke uitlegtraditie.

De eerste is dat er sprake is van een boze geest die Jakob het binnentreden in het beloofde land wilde verhinderen. Het zou een demon zijn die alleen in de duisternis kracht had, want tegen de ochtend smeekte hij Jakob hem los te laten. Maar waarom zou de demon Jakob een nieuwe naam geven - en dan nog wel deze?

De tweede uitleg, stelt dat het de beschermengel van Esau was. Die Jakob het binnentreden in het land en zo het beërven van zijn speciale zegen zou willen beletten. Deze uitleg roept allerlei vragen op: kan Jakob een engel wel verslaan? Hoe weten we dat er persoonlijk gebonden beschermengelen bestaan? Maar de belangrijkste is wel: het Hebreeuws spreekt over een man, niet over een engel.

Dat maakt ook de derde optie minder waarschijnlijk, namelijk dat het een engel van God of zelfs de ‘engel des HEEREN’ is geweest. De middeleeuwse exegeet Radak stelt dat God de engel heeft gezonden om Jakob te straffen: hij had namelijk Esau ‘mijn meester’ genoemd, waardoor hij aangaf zijn meester God niet volledig te vertrouwen. In veel, hoewel niet alle, christelijke commentaren wordt verondersteld dat de man God zelf was. Werd zijn nieuwe naam niet uitgelegd met de uitleg dat Jakob met God had geworsteld?

Het is mogelijk, toch lijkt de laatste optie het waarschijnlijkst: het was Esau. Het gevecht tussen de twee broers, dat al in de moederschoot begon, vindt hier zijn climax. Jakobs identiteit was steeds gebonden geweest aan zijn broer, tot in zijn naam aan toe, maar nu wordt hij vrijgemaakt: hij krijgt een nieuwe, zelfstandige naam, Israël. Esau vertrekt voordat de dag begint, anders zou Jakob hem hebben herkend. Daarom verkeert Jakob in de veronderstelling met God zelf geworsteld te hebben en noemde hij die plaats Pniël, aangezicht van God.

Hoe het écht zat, blijkt Jakob even later als hij Esau ontmoet. Hij zegt zijn broer: ‘oog in oog staan met jou is niets anders dan oog in oog staan met God’ (Gen. 33:10). De herhaling van de naamgeving in Genesis 35 valt zo ook op zijn plaats. God geeft daarbij aan dat niet Esau de macht heeft om Jakob een nieuwe naam te geven, maar alleen Hijzelf. Bij die nieuwe naam herhaalt God vervolgens alle beloften die eerder verbonden waren aan de naam Jakob - en aan Abraham en Izaäk.


De precieze betekenis van de naam Israël is nog steeds niet duidelijk, maar de uitleg erbij wijst erop dat ‘Strijder van/voor/met God’ het meest waarschijnlijk is. De naam Israël is overigens geen complete vervanging van de naam Jakob: ook nadien blijft God hem soms als Jakob aanspreken. Het is een extra naam, die een nieuwe dimensie toevoegt. Israël is de geestelijke naam, gericht op God, Jakob de aardse naam. Het aardse wordt verbonden aan het geestelijke.

Dat Israël meer is dan een eigennaam wordt al direct duidelijk. De auteur van Genesis noemt in 32:32 gelijk de ‘kinderen Israëls’. Niet Jakob, maar Israël is de naam van waaruit het volk ontstaat. Die is bovendien, blijkt in 32:32 eveneens, verbonden aan de Tora: de leefregels - zoals voor de voeding - die het volk zijn bijzondere identiteit geven.

Bij het begin van ‘Israël’ hebben we zo direct al een wijds perspectief te pakken: vanuit de patriarch Jakob wordt een onlosmakelijk verband gelegd tussen de God, het volk en de Tora van Israël. Die drie elementen kunnen niet uiteen gehaald worden.

dr. Bart Wallet
Verbonden jrg. 59 nr. 1 (jan. 2015)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden