Rapportage aan de generale synode van de Chr. Geref. Kerken 2013

Bezinning

Voor de afgelopen drie jaar was er geen sprake van een specifiek bezinningsthema, zoals dat er eerdere perioden wel was als gevolg van een synodale studieopdracht. Deels zijn we bezig geweest met het drukklaar maken van de brochure Voorgoed verbonden’, waarvoor de in het synoderapport gemaakte opmerkingen verwerkt moesten worden. Ook de ontvangst van deze brochure en de reacties erop bepaalden vervolgens mede onze bezinning. Daarnaast openden wij samen de Schriften om verder te leren over de bijzondere relatie tussen Israël en de Christelijke gemeente.

Thema’s bezinningsweekenden

Onze jaarlijkse bezinningsweekenden, gewoontegetrouw eind januari gehouden, kenmerken zich met name door studie, waarbij steeds gezocht wordt om de eigen studie van de Schriften vruchtbaarder te laten worden door het gesprek met anderen. Die anderen zijn gesprekspartners van Joodse zijde of deskundigen op het gebied van Israël en/of Israëls relatie tot de Christelijke kerk.


Voor het weekend in 2011 kozen we voor het thema ‘De Noachitische geboden’. Sprekers waren rabbijn mr. drs. R. Evers en dr. C. Constandse.

Tijdens het weekend van 2012 hadden we geen apart studiethema, maar dat weekend werd gekenmerkt door verschillende ontmoetingen. Allereerst met vertegen­woordigers van de gereformeerd vrijgemaakte stichting Yachad; we ontmoetten de bestuursleden ds. H. Hoksbergen, dr. P.H.R. van Houwelingen en ds. H.J. Siegers. Verder spraken we uitgebreid (zoals eigenlijk tijdens ieder bezinningsweekend) met de directeur van het CIS, dr. M.C. Mulder, ontmoetten we ds. en mw. Brons, die toen nog in afwachting waren van hun visa, en hadden we een noodzakelijk onderhoud met een tweetal afgevaardigden van de synodale commissie Doelmatigheid.

In 2013 was als Joodse spreker dr. Tzvi Marx onze gast. Met hem lazen we Psalm 51 en spraken vanuit deze psalm over verzoening. Dit weekend richtten we ons in studie verder op een tweetal andere onderwerpen. Het ene onderwerp was de visie van Christenen voor Israël en het andere was het hoofdstuk in de pas verschenen ‘Christelijke Dogmatiek’ van de hand van dr. G. van den Brink en dr. C. van der Kooi dat gaat over ‘Israël en het verbond’.

Bezinning rond het visiedocument

Behalve het verwerken van de gemaakte opmerkingen in het synoderapport zijn we ook nadrukkelijk bezig geweest met de vraag hoe (de inhoud van) de brochure het beste onze kerken zou kunnen bereiken. Predikanten en kerkenraden kregen een exemplaar van de brochure toegestuurd en we kregen de mogelijkheid om input te leveren voor de bespreking van de brochure tijdens de jaarlijkse predikantenconferentie van onze kerken. Tijdens de conferentie is voor deze bespreking ruim de tijd genomen.


Een andere lijn in de communicatie van de brochure naar de kerken is de ontwikkeling van zogenaamde lesschema’s die uitgaan van de inhoud van de brochure. Deputaten Jansen en Wallet hebben in totaal zeven lesvoorbereidingsformulieren ontwikkeld die kunnen helpen bij de voorbereiding van catecheselessen voor jongeren of ouderen over verschillende thema’s rondom Kerk en Israël. In de loop van 2013 zullen alle lesschema’s via de website beschikbaar komen.


Ten slotte gaven reacties op het visiedocument ons aanleiding ons over verschillende zaken verder te bezinnen, zoals bijvoorbeeld te merken is in het door ons nu aan de synode voorgestelde studievoorstel, zie hieronder bij 3.4.

Schriftstudies

Tijdens de deputatenvergaderingen wordt steeds ruim tijd genomen voor studie van de Schriften. Van de in de vergadering gehouden studies volgt later een weergave in Vrede over Israël. De afgelopen jaren kwamen op die manier de volgende Bijbelgedeelten aan bod: Exodus 13,8-10 (In de viering van de Paasnacht heeft een kind de rol van het vragen naar de reden van het feest), Psalm 84 (Wat betekent het om vandaag psalmen te zingen die het verlangen naar Jeruzalem of expliciet naar de tempel verwoorden?), Psalm 92 (De enige psalm die gewijd is aan sjabbat), 2x Psalm 126 (Bidden met Israël, met een lach en een traan), Jesaja 35 (Een blijkbaar moedeloos volk van God wordt bemoedigd met de komst van (de heerlijkheid) van de HERE, hun God. Die komst mondt uit in het paradijs), Lucas 11,1-4 (Hoe typisch Joods was het gebed dat Jezus zijn leerlingen leerde?) Romeinen 11,13-24 en 33-36 (Toegespitst op de woorden uit vers 20: ‘Wees niet hoogmoedig, maar vrees’), Galaten 2,15-3,14 (Over de verhouding tussen rechtvaardiging en de werken der wet) en Efeziërs 2,11-22 (De Messias van Israël is onze vrede).

Studievoorstel

De brochure ‘Voorgoed Verbonden’ heeft zowel binnen onze kerken als daarbuiten de nodige helderheid verschaft over ons denken en spreken over Israël en de rol die we als kerken daarin willen innemen. Het is deputaten opgevallen dat er veel bijval kwam voor de inhoud van het document. Juist de poging om evenwichtig vanuit de Schriften te blijven denken en spreken over de verhouding van de kerk tot het Joodse volk wordt gewaardeerd.


Uiteraard kwamen er ook kritische vragen die nadere doordenking vergen. Zo is van meerdere kanten de vraag gesteld wat deputaten precies bedoelen als zij spreken over ‘Israël’. Dat woord heeft tenslotte verschillende betekenissen. We spreken over het volk Israël, het land Israël en de staat Israël.


Een vraag die hiermee samenhangt is deze: hoe moeten de profetieën waarin de landbelofte aan de orde is – o.a. gesproken tot de aartsvaders – verstaan worden? Zijn deze in het licht van Christus vervuld, zodat het beloofde land als zodanig geen rol meer speelt?


Naar het gevoelen van deputaten speelt op de achtergrond van deze vragen nog een andere, namelijk naar de plaats van Israël in heilshistorisch perspectief. Is Israël ook in onze tijd voluit te karakteriseren als verbondsvolk van God? Of is de rol van het Joodse volk op een bepaald moment uitgespeeld geraakt door de verwerping van Jezus als Messias? Kan er daarom over Israël hooguit nog gesproken worden als over het oude verbondsvolk? Daarmee aangevend dat het verbond van God met het Joodse volk geëindigd is.

Uit de brochure van deputaten mag blijken dat zij op het standpunt staan dat van Gods kant het verbond met zijn volk eeuwig is. Mensen verbreken door hun zonden daadwerkelijk het verbond, maar de HERE blijft eeuwig trouw aan zijn verbond met alle beloften en eisen.


Al deze vragen komen op ons af in een tijd dat het debat over Israël, zeker ook in Nederland, sterk gepolariseerd blijkt te zijn. Het lijkt alsof de laatste jaren de standpunten over en weer zich verharden en daarmee al minder ruimte komt voor gesprek. Het gaat dan enerzijds om een beweging die grenst aan vervangingstheologie, waarbij m.n. de politieke situatie en de miserabele positie van de Palestijnen ertoe leidt dat aan het Joodse volk geen bijzondere positie wordt toegekend. De steun voor Israël – en zeker voor de staat Israël - is in een sterke mate verminderd. Er is wereldwijd onder de volken een tendens om de staat Israël te isoleren. Hierbij moet worden opgemerkt dat het antisemitisme is nog altijd levend is en bij tijden hoog op laait.

Anderzijds bloeit er een vorm van ‘filosemitisme’, dat zonder enige terughoudendheid niet alleen het Joodse volk maar ook de politiek van de staat Israël steunt. Daarbij wordt ook de vorming van de staat in 1948 gezien als een directe vervulling van oudtestamen­tische beloften. De vraag is nu: welke houding mag van de kerk verwacht worden als het gaat om Israël?


Omdat dit alles de kerken en gemeenteleden niet onberoerd laat, zien deputaten het als hun taak handvatten te bieden die helpen om in de veelheid van gedachten en opvat­tingen de koers te bepalen die bijbels en confessioneel verantwoord is.

Deputaten willen zoeken naar antwoorden vanuit de exegese van Oude en Nieuwe Testament, vanuit kerkhistorisch perspectief en rekening houdend met het Joodse zelfverstaan. Recente discussies – ook in onze kerken – over de verhouding tussen Israël en de christelijke gemeente moeten daarbij betrokken worden. Ook de positie van de Messiasbelijdende Joden vraagt daarbij aandacht. Hoe moet de kerk hun Jood-zijn verstaan, bijvoorbeeld met betrekking tot besnijdenis en sabbat?


Het is uitdrukkelijk de bedoeling om bij die zoektocht ook anderen te betrekken. Daarbij denken deputaten aan de TUA, het CIS en de Israëlconsulent van het CIS, ds. A. Brons.

Daarnaast is het ook de bedoeling om plaatselijke gemeenten erbij te betrekken. Het belang daarbij is dat gemeenten van meet af aan worden uitgenodigd mee te denken, waardoor ook de relatie Kerk en Israël en alles wat daarin een rol speelt dichter bij de gemeenten wordt gebracht. De wijze waarop dit alles vorm gegeven kan worden, staat nog open. Deputaten denken aan de mogelijkheid om uit elke PS een of meer gemeenten uit te nodigen om aan deze studie mee te doen.


Deputaten stellen u daarom voor om hun een studieopdracht te verstrekken waarbij gezocht wordt naar een antwoord op de vraag: “Wat betekent de term ‘Israël’ in kerk en theologie?”