Samenvatting van de bezinning van deputaten ‘Kerk en Israël’ tot 1992
hoofdstuk 2:

De naam van ons deputaatschap

2.1 Zending onder Israël

Op de Generale Synode van de Afgescheiden Kerken in 1875 komt in het kader van de bespreking van de ‘Binnenlandse Zending’ (=evangelisatie) de vraag naar voren ‘of het niet wenschelijk is de Zending onder Israël te behartigen’. Heeft men toen beseft, dat Israël wel degelijk binnen de aandachtssfeer van de kerk hoort, maar dan niet onder evangelisatie, niet bij de ontmoeting als van hen die van het Evangelie vervreemd zijn, en dat er daarom een apart deputaatschap voor moet komen? De ‘Handelingen van de Synode’ vermelden het niet. Wel is er nog enige discussie geweest ‘over de bezwaren en geestelijke voordeelen, aan de Zending onder Israël verbonden, bovenal over onze verplichting en roeping jegens Gods oude volk’. De Synode roept dan een commissie onder de naam ‘Zending onder Israël’ in het leven en benoemt daarin de predikanten E. Kropveld, H. Beuker en D.K. Wielenga. Deze commissie krijgt vooralsnog een beperkte taak, ‘daar zij allereerst zal moeten afwachten of die zaak genoegzamen bijval en geldelijke ondersteuning vindt, en dan zal moeten omzien naar de beste middelen om tot het doel te komen, Israël te brengen aan de voeten van zijn Messias’.7 Zo is dus de naam ontstaan: Zending onder Israël.

2.2 Zending onder de Joden

Na de Vereniging in 1892 duurt het 40 jaar, eer de zaak van Israël weer door de Chr. Geref. Kerk wordt opgepakt en opnieuw geregeld. Op de synode van 1931 is er opeens een instructie van de Particuliere Synode van het Zuiden, die er de aandacht op vestigt ‘dat de Kerk ook eene roeping heeft, om te arbeiden onder de Joden’. Ook deze instructie komt ter sprake bij het werk van de ‘Inwendige Zending’. Gewezen wordt ‘op de roeping der Kerk, om ook Israël, het oude Volk Gods, de stem van het Evangelie te doen hooren’. Hier blijkt dat de namen ‘Joden’ en ‘Israël’ door elkaar gebruikt worden. De Synode te Rotterdam bijeen besluit dan ‘voorlopig Deputaten voor de Zending onder de Joden te benoemen, tot de Part. Synodes vergaderen’. Tot deputaten worden benoemd: Ds. W. Kremer, Ds. N. Brandsma en Ds. J. Reesink. Hier valt dan de naam: Deputaten voor Zending onder de Joden der Chr. Geref. Kerken in Nederland.8

2.3 Evangelieverkondiging onder Israël

Pas 20 jaar later, op de Synode van 1953, komt de zaak van de naam van het deputaatschap opnieuw aan de orde. Deputaten hebben zich intern intensief op deze naam beraden. Een drietal bezwaren tegen de bestaande naam worden ingebracht,

  1. De dubbelzinnige plaatsing van de woorden ‘der Chr. Geref. Kerken in Nederland’ achter ‘Joden’. Bedoeld is: Zending der Chr. Geref. Kerken onder de Joden. De huidige naam maakt een andere uitleg mogelijk nl. de zending onder de Joden van de Chr. Geref. Kerken.
  2. De naam ‘Joden’ is tamelijk belast en minder gangbaar. In die tijd namelijk werd de naam Israël door velen aan de Joden ontzegd en werd de naam Israël aan de kerk toegewezen (‘het nieuwe Israël’).
  3. Het woord ‘Zending’ roept de belangrijkste moeite op. ‘Hoezeer ook overtuigd van de juistheid als zodanig van dit betekenisvolle woord’, toch menen Deputaten, dat met de bezwaren hiertegen ernstig rekening moet worden gehouden. De naam ‘zending’ is voor de Joden historisch zwaar belast, daar de Kerk in vroeger eeuwen zeer vaak op gewelddadige wijze onder hen ‘zending dreef’. Voorts impliceert deze benaming voor de Jood de Evangelie-prediking onder primitieve volkeren in een doorgaans naar hun aanvoelen nederbuigende, zelfbewuste houding. Het gebruik van deze benaming werpt daardoor reeds van te voren onnodig een struikelblok op de weg der Evangelie-prediking, daar de Joden uiterst gevoelig zijn op dit punt en van ‘zending’ niets willen weten. Tenslotte heeft van de zijde van de Kerk deze benaming de min of meer uitsluitende betekenis gekregen van een missionaire activiteit der Kerken, die zich richt tot volkeren en personen, die zonder de bijzondere Openbaring Gods leven, wat men van het oude Bondsvolk niet kan zeggen, hoezeer zij ook de openbaring Gods in de Messias verwerpen’.


Na breedvoerig intern beraad spreken Deputaten de voorkeur uit voor de benaming: Deputaten der Chr. Geref. Kerken in Nederland voor Contact met Israël. ‘Het woord ‘Contact’ toch is onbelast voor hen, tot wie de Kerken gezonden worden om het Evangelie van de Messias te prediken. Tevens is dit woord niet onbekend in de kerkelijke taal, waar de Kerken ‘contact’ begeren met ‘Gereformeerde belijders’, en tenslotte belijdt de Kerk hierin, dat zij het ook voor haar onontbeerlijke contact met Israël al te zeer heeft losgelaten en daarom naar de eis van Gods Woord, door de Apostel Paulus onuitwisbaar geformuleerd, begeert terug te keren tot de oude paden: eerst de Jood en ook de Griek, naar hernieuwde aanraking met Israël door het Evangelie van Jezus Christus’, Op grond van dit alles pleiten deputaten voor de naam: Contact met Israël.

De commissie van rapport is verdeeld over deze naam. Zij kan zich wel indenken, waarom het woord zending door deputaten graag wordt vervangen, maar vindt niet alle argumenten daarvoor even sterk. De meerderheid van de commissie zou het woord ‘Contact’ willen aanvaarden; de minderheid heeft er bezwaren tegen.9

De synode zelf komt er in eerste instantie niet uit, maar besluit in een volgende zitting de naam te doen luiden: Deputaten der Chr. Geref. Kerken in Nederland voor de Evangelieverkondiging onder Israël.10 Er wordt geen enkele argumentatie gegeven voor deze keuze. Men heeft wel gesproken over een ge-(ver)legenheidsoplossing van de synode. Wel is de gedachte van ‘missie’, ‘zending’, met heel de inhoud en gevoelswaarde die er ten aanzien van Israël in de loop der eeuwen aan gegeven zijn, ondubbelzinnig afgewezen. Daarvan distantieerden de kerken zich in 1953 duidelijk.11

2.4 Hernieuwde bezinning

Ook rond deze nieuwe naam is hernieuwde bezinning vereist. In ‘verkondiging’ kan mogelijk onbewust en ongewild een toon van superioriteit, van arrogantie doorklinken, die de ontmoeting met de ander blokkeert. Komt, zo moet verder gevraagd, in deze naam het wederkerige van de ontmoeting wel voldoende tot zijn recht, nl. dat de kerken ook naar de stem van Israël hebben te luisteren? Hebben we vervolgens in de huidige naam het unieke verwoord van de verhouding van Kerk en Israël overeenkomstig het Woord van God en het heiIshandelen van de Almachtige met Israël en de Kerk en dat in hun onderlinge vervlochtenheid?

De bezinning duurt voort. Er wordt sterk gedacht in de richting van de naam: ‘Israël-Deputaten’ of ‘Deputaten Kerk en Israël van de Chr. Geref. Kerken in Nederland’.12

Vanuit de hernieuwde bezinning op het spreken der Schriften over de verhouding Israël en Kerk is op de Generale Synode van 1989 gerapporteerd, dat de naam van ons deputaatschap opnieuw ter sprake is gekomen en dat deputaten voornemens zijn hun bezinning daarover voort te zetten.12


Naschrift:
In 2001 hebben de deputaten in het rapport voor de Generale Synode een hoofdstuk gewijd aan ‘De naam van ons deputaatschap’. Daarin werd voorgesteld de naam te veranderen in ‘Deputaten Kerk en Israël van de Chr. Geref. Kerken in Nederland’. Dat voorstel is door de G.S. aangenomen.



Noten

  1. Zie: Handelingen van de Synode der Chr. Geref. Kerk, gehouden te ’s Hertogenbosch 1875 art. 93; vgl. M. Drayer, De Christelijke Gereformeerde Kerken in de relatie Kerk-Israël, in: Vrede over Israël. Jubileumnummer 1931-1981. 25e jrg. no. 6 1981 blz. 48;zie: id. noot 28 op blz. 63
  2. Zie: Handelingen van de Synode der Chr. Geref. Kerk in Nederland Rotterdam 1931 art. 29; vgl. M. Drayer a.art. blz. 51vv
  3. Zie: Acta van de Generale Synode der Chr. Geref. Kerken in Nederland, gehouden te Apeldoorn 1953 blz. 232.239v; vgl. M. Drayer a.art. blz. 62v
  4. Zie: Acta van de Generale Synode der Chr. Geref. Kerken in Nederland te Apeldoorn 1953 art. 132 blz. 55v en art. 137 blz. 56
  5. Zie: M. Drayer a.art. blz. 63; vgl. id., Zending / Evangelie-verkondiging, in: Vrede over Israël. 15e jrg. no. 2 febr. 1970 blz. 1-4
  6. Vgl. M. Boertien, Wat is er in ruim vijfendertig jaar veranderd? in: Vrede over Israël. 30e jrg. no. 6 dec. 1986 blz. 7vv. Ook ter synode van 1989 hebben deputaten opnieuw vermeld, dat de bezinning op de naam moet worden voortgezet, zie: Acta van de Generale Synode van de Chr. Geref. Kerken in Nederland Groningen 1989 blz. 380