David Flusser (1917-2000)
Op 15 september van dit jaar, precies op zijn 83ste verjaardag, overleed in Israël de joodse bijbelgeleerde David Flusser.
Als geen ander heeft hij als specialist op het gebied van het Nieuwe Testament een nieuwe bladzijde opgeslagen op het gebied van de toenadering tussen joden en christenen na de Tweede Wereldoorlog. Opmerkelijk was, dat zijn benadering van het Nieuwe Testament niet bepaald werd door wat in de naam van Jezus het joodse volk is aangedaan.
Kenmerkend voor hem is wat hij ergens schrijft over zijn schooltijd in Bohemen. Op de Duitstalige lagere school die hij bezocht werd iedere dag hardop het Onze Vader gebeden. Flusser vertelt dat hij - als jood - dat gebed zonder enig probleem heeft meegebeden, omdat het een voluit joods gebed is.
Zo heeft hij later als geleerde ook het Nieuwe Testament bestudeerd: als joodse literatuur, zonder uitgesproken vooroordelen en al helemaal zonder de vooropgezette bedoeling zich ertegen af te zetten.
Flusser is vóór de Tweede Wereldoorlog uit Europa naar het toenmalige Palestina gegaan, waar hij jarenlang onderzoek heeft gedaan en les gegeven aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. Hij is één van de pioniers geworden op het terrein van de bestudering van de joodse literatuur in de tijd van de Tweede Tempel, waaronder ook het Nieuwe Testament. Met name op het gebied van het Qumran-onderzoek heeft hij zich ook bewogen.
Bekend is hij vooral geworden door zijn ‘biografie’ van Jezus, die in vele talen is verschenen. Dat boek is een belangrijke mijlpaal in wat wel heet het ‘naar huis halen van Jezus in het jodendom’.
De Evangeliën
Flusser’s Jezus-boek was daarom zo opmerkelijk, omdat het verscheen in een tijd, waarin in de heersende nieuwtestamentische wetenschap fundamentele twijfel heerst ten aanzien van de vraag of het mogelijk was op grond van het Nieuwe Testament iets over de ‘historische Jezus’ te beweren. Die twijfel werd ingegeven door het besef, dat de Evangeliën niet puur-zakelijk informatie verschaffen, maar zich ten doel stellen te verkondigen, dat Jezus de Christus is (Joh. 21,30).
Flusser erkende, dat de evangelisten een boodschap hadden, maar hij ging niet zó ver mee met zijn christelijke collega’s op het terrein van de bestudering van het Nieuwe Testament, dat hij de Evangeliën als historische bronnen fundamenteel wantrouwde.
Flusser kende ook de overige joodse literatuur uit de tijd van het Nieuwe Testament. Die bestudering van de joodse literatuur bracht hem tot het besef, dat de Jezus van de Evangeliën Mattheüs, Marcus en Lucas helemaal thuishoort in de discussie van die dagen. Was de historische gestalte van Jezus in het heersende nieuwtestamentische onderzoek een bleke schim geworden, bij Flusser werd Hij weer een joodse man uit de eerste eeuw, met de geur van de aarde om zich heen, die in heftige discussies was gewikkeld met diverse stromingen van zijn tijd, maar zonder zich ervan los te maken. Felle discussies als die van Jezus met schriftgeleerden van farizeese en sadduceese achtergrond waren in die tijd niet ongebruikelijk. Het is daarom niet terecht om Jezus fundamenteel tegenover de Farizeeën te plaatsen, zoals in de kerk is gebeurd - met fatale gevolgen.
Het Sanhedrin en de verantwoordelijkheid voor de kruisiging van Jezus
Hoe keek Flusser aan tegen de kruisiging van Jezus? In zijn boek over Jezus schrijft hij nuchter over de verantwoordelijkheid van het Sanhedrin. Hij laat er geen twijfel over bestaan, dat hij de kruisiging van Jezus betreurt.
Maar dat is niet alles wat hij ervan zegt. Op grond van zijn kennis van het jodendom van die tijd betoogt hij, dat het Sanhedrin die beslissing alleen kon nemen, omdat de farizeese leden ervan ontbraken. Het was een onwettig besluit, waarbij men bewust de Farizeeën buitenspel heeft gezet. Ze kregen misschien wel een uitnodiging, maar ze kwamen niet, omdat ze bang waren zich te verontreinigen voor het naderende paasfeest. Het besluit Jezus te doden was dus een onwettig besluit, omdat een groot deel van het Sanhedrin er niet bij was.
Maar er staat toch dat het gehele volk er achter stond? Ze hebben immers bij Pilatus geroepen: ‘Zijn bloed over ons en onze kinderen!’?! Zeker, zegt Flusser, maar vraagt meteen ook nuchter of we wel eens zijn gaan kijken bij de plaats waar zich dat moet hebben afgespeeld. Daar kunnen hooguit honderd man gestaan hebben... Mag je een heel volk twintig eeuwen lang ‘straffen’ vanwege wat honderd opgehitste mensen hebben geroepen? Hebben we wel verwerkt dat er Farizeeën (Hand. 15,5) deel uitmaakten van de eerste christelijke gemeente van Jeruzalem, en niet Sadduceeën?!
Op de hier aangeduide manier heeft Flusser het nieuwtestamentisch onderzoek opnieuw oog gegeven voor het jood-zijn van Jezus, en heeft hij bestaande - soms fatale - vooroordelen helpen afbreken.
Het geloof in Christus
Met dit alles wil niet gezegd zijn, dat Flusser de centrale boodschap van het Nieuwe Testament aanvaardde, nl. dat Jezus de Messias is.
Op andere punten deelde hij de basisovertuigingen van het kritisch onderzoek van het Nieuwe Testament, zoals de scheiding tussen de ‘echte Jezus’ en de ‘Christus van de kerk’. De ontwikkeling om van Jezus iets te maken wat Hij niet was, nl. Zoon van God, ziet Flusser zich al aftekenen in het Evangelie naar Johannes, en ook in de brieven van het Nieuwe Testament. We zien die scheiding bij meer joodse denkers uit de 20ste eeuw, die een rol hebben gespeeld in het ‘thuishalen van Jezus in het jodendom’. Zo heeft bijvoorbeeld Martin Buber gezegd: ‘Het geloof van Jezus verbindt ons, het geloof in Jezus scheidt ons.’
Men kan het Flusser niet kwalijk nemen, dat hij een in christelijke kring ontwikkelde en heersende opvatting niet overwonnen heeft. Het is en blijft zijn verdienste joden én christenen te hebben geholpen met nieuwe ogen het Nieuwe Testament te lezen.
dr. Gerard den Hertog
Vrede over Israël jrg. 44 nr. 5 (dec. 2000)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel