Getuigen in dienst van God


Een al te programmatische aanpak van zending en evangelisatie miskent de fundamentele idee dat de verspreiding van het heil principieel Gods zaak is.


Het werk van het Centrum voor Israëlstudies wordt getypeerd met drie kernwoorden: luisteren, dienen en getuigen. In een serie artikelen ga ik in op getuigen onder het Joodse volk.

In deze vijfde aflevering maak ik een stap richting de praktijk van het getuigen onder het Joodse volk. Ik formuleer, op basis van gegevens die in de eerdere afleveringen zijn aangereikt, vier aandachtspunten. Deze aspecten moeten voorkomen dat we vervallen in getuigen ‘naar eigen zin en mening’.

Heilshistorisch besef

Het eerste aandachtspunt: te vaak ontbreekt het christenen aan inzicht dat we het heil indirect te danken hebben aan Israël. Het ontbreken van een dergelijk besef baant de weg voor geestelijke hoogmoed. Het is iets waar de apostel Paulus niet-Joden uitdrukkelijk voor waarschuwt (Rom. 11:20-21).

Het ontbreken van dit besef vormt een van de redenen dat sommige christelijke organisaties decennialang onbekommerd durfden te spreken over ‘Jodenzending’. Alsof evangelieverkondiging onder het Joodse volk principieel gelijkstaat aan zending onder onwetende heidenvolken. Kun je van het Joodse volk zeggen dat het onwetend is? (vgl. Rom. 9:4-5). Is de God van Abraham, Izak en Jakob ook niet de God tot Wie we als christenen onze gebeden richten?

Jodenzending ontkent bovendien het feit dat we het Oude Testament ontvangen hebben van het Joodse volk en dat onze Heiland een religieuze Jood was. Het is hierom meer dan terecht dat na de Tweede Wereldoorlog een groeiend aantal kerken en organisaties afscheid heeft genomen van de term Jodenzending.

Het betekent ook dat we bij ons nadenken over getuigen onder het Joodse volk de bijzondere positie van het Joodse volk in Gods heilsplan blijvend willen honoreren. Het is principieel onjuist om je als christen de bijzondere positie en opdracht van het Joodse volk in Gods heilsplan met deze wereld zonder meer toe te eigenen of je zelfs als gelovige heiden te verheffen boven het Joodse volk.

Historische schuld

Het tweede punt, de eeuwenlange ontkenning en verwerping door christenen van de blijvend bijzondere positie van het Joodse volk in Gods heilsplan (de vervangings­theologie) heeft consequenties. Het kleurde de christelijke houding ten opzichte van het jodendom; het legitimeerde pogroms, kruistochten en andere verschrikkelijke misdaden.

Deze verschrikkelijkheden verklaren waarom de meerderheid van het Joodse volk christenen en Jezus de Messias tot op de dag van vandaag wantrouwt. De pijn en frustratie uit het verleden ligt bij veel Joden nog steeds dicht aan de oppervlakte.

De invloedrijke Joodse geleerde Mozes Maimonides (1138-1204) schrijft treffend:

‘Kan er een groter struikelblok zijn dan het christendom? [...] Het christendom zorgde ervoor dat de Joden door het zwaard werden gedood en de resterende Joden werden verstrooid en vernederd.’

Een gevolg hiervan is dat van een voorbereide aarde voor het zaad van het Evangelie vaak geen sprake is. Tot deze verdrietige consequentie van ‘christelijk’ optreden hebben we ons te verhouden, richting God en richting het Joodse volk.

Missio Dei

Een derde aandachtspunt. Een consequentie van de verwerping van de tweewegenleer (zie de vorige aflevering) is dat het Evangelie ook van levensbelang is voor een Jood. Daarom: als we de Naam van Jezus verzwijgen in onze contacten met het Joodse volk, onthouden we hen het beste wat we als christenen te bieden hebben.

Als het gaat om evangelisatie — de ander laten kennismaken met de Persoon en het werk van Jezus Christus — dienen we ons ondertussen in de theorie én de praktijk wel steeds weer bewust te zijn van het leidende principe van de Missio Dei. Ook evangelie­verkonding onder het Joodse volk is primair Gods activiteit. Dat maakt bescheiden.

Als we God de leiding laten, komt evangeliseren, ook onder het Joodse volk, ten diepste neer op opmerkzaamheid en gehoorzaamheid. Het is horen en weten wat God van jou op dat moment in die context verlangt in werk en woord. Hiervoor is een innig gebedsleven onontbeerlijk.

Overigens, maar al te graag maken we het onszelf té gemakkelijk — we zwijgen gewoonweg — als het gaat om centraal stellen van Jezus Christus in onze contacten met de medemens — in Israël én in Nederland. Die houding verraadt de gesteldheid van ons hart. De Missio Dei praat onwil en ongehoorzaamheid niet goed.

Zoutend zout

Ten vierde, het is opvallend dat Paulus en de andere Bijbelschrijvers gelovigen er zelden toe oproepen om het spreekwoordelijke sinaasappelkistje te beklimmen of de koffers te pakken en actief elders als zendeling aan de slag te gaan. Ook in de na-apostolische tijd was planmatige zending door christenen eeuwenlang ongebruikelijk.

Wat was dan hét recept voor de ongekende groei van het aantal volgelingen van Christus, uitgerekend in de eerste eeuwen? Weerspiegel je Zaligmaker op de plek waar God je heeft geplaatst. Leg in die gegeven context als christen vrijmoedig getuigenis af van je geloof, in daad en woord.

Kortom, zending is principieel niet iets wat we delegeren. Iedere christen is van nature een geroepen zendeling of evangelist. De Heere geeft u in Nederland en mij in Israël een ‘lokale’ opdracht: wees een lichtend licht en een zoutend zout in je directe omgeving en sta daarbij open voor concrete aanwijzingen van Hogerhand (vgl. Hand. 13:2 en Hand. 16:6-10).

Drs. A. Groothedde werkt voor het Centrum voor Israëlstudies in Jeruzalem.


Dit de vijfde aflevering in een serie artikelen over getuigen onder het Joodse volk.

drs. Albert Groothedde
Verbonden jrg. 66 nr. 4 (nov 2022)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden