Column

Na Auschwitz


‘Wat raakte je het diepst?’ ‘Hoe heb je het ervaren?’ In het licht van de gruwel lijken dit haast ongepaste vragen. Het zijn ongepaste vragen.


Wanneer je Auschwitz bezoekt gaat het niet om jouw emoties, om jouw ervaringen, om jouw verhalen bij terugkomst. Je staat daar voor de afgrondelijkheid van het zwaarste lijden en dus moet je zwijgen.


Ik realiseerde me dat heel sterk toen ik vorig jaar Auschwitz bezocht. En dat te meer wanneer je ziet dat in Krakau allerwegen mooie tours naar de hel worden aan­geboden, soms tegen gereduceerde tarieven. Omdat je het kamp niet individueel kon bezoeken, werden ook wij in een luxe Mercedesbus naar Auschwitz gereden. Hoe bizar.


Ach, ik begrijp het opgewonden schoolreisjesgevoel bij de ingang van het kamp wel. Goed dat jongeren en masse het concentratiekamp bezoeken.

Maar ik wilde alleen gelaten worden. En naar de hemel kijken, op de plek waar honderden, duizenden, miljoenen gebeden naar boven zijn gezonden. Huilend, schreeuwend, aanhoudend, soms zonder geluid.

En de hemel zweeg.


Zelfs de vraag naar de ‘christelijke theologie na Auschwitz’ klinkt haast immoreel. Alsof de kerk slachtoffer is, een probleem heeft met de uitroeiing van de Joden en zich theologisch moet herpakken. Daar gaat het niet in de eerste plaats om. Het gaat om hen die (mede) door ons verraden zijn.


Moet de kerk dan zwijgen?

Ja, eerst een hele tijd wel.

Elie Wiesel, die ooit zelf in een kamp zat, schreef: ‘Een theologische beschouwing van Auschwitz is zowel een lastering voor een ongelovige als voor een gelovige.’


Maar na het zwijgen zal de kerk verder moeten. In ootmoed en nederigheid. Want, zegt Bram van de Beek: ‘er is een dogmatiek nodig die het Oude Testament serieus neemt, en inziet dat onze God de God van Israël is.’

Want Israël blijft onze oudste broeder, niet vanwege onze trouw, maar vanwege God.

A.G. Knevel
Verbonden jrg. 64 nr. 3 (sep. 2020)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden