Zinloze haat en dwaze liefde; rouwen om de tempel
Klaagmuur
Toen ik rond half twaalf ’s avonds besloot naar huis terug te keren, kostte het grote moeite me een weg te banen door de stroom tegenliggers. De Oude Stad werd sinds het vallen van de avond overspoeld door bezoekers. Het was een komen en gaan van honderden, nee duizenden mensen, tot diep in de nacht. Hun doel: de Klaagmuur.
Eerder op de avond was ook ik naar het plein voor de Klaagmuur gelopen en dan vooral om te zien wat er daar zou gaan gebeuren tijdens deze voor het Jodendom bijzonder dag, die begon op zaterdagavond 13 augustus. Het leek heel wat te worden, getuige de vooraankondiging van een rondgang om de Oude Stad heen, die door de gemeente Jeruzalem werd georganiseerd en de huis-aan-huis folder die me opriep mee te doen aan een wandeling van het Stadhuis naar de Klaagmuur (en de Israëlische vlag mee te nemen). Beide activiteiten heb ik bij nader aanzien toch maar laten schieten. De eerste trok maar een handjevol belangstellenden en bleek vooral een toeristische, informatieve wandeling te zijn. De tweede activiteit had een duidelijk politieke lading; ze werd georganiseerd door een organisatie die is verbonden met de bewoners van nederzettingen.
Zo ging ik dus alleen op weg naar het Joodse hart van de Oude Stad. Onderweg veel controleposten en soldaten. Een rabbijn met in zijn kielzog een groep jongeren had het aan de stok met een van hen omdat de groep via een vastgestelde route de Oude Stad moest verlaten, maar dat niet wilde. Hoe dichter ik bij de Klaagmuur kwam, hoe meer mensen ik zag lopen op sandalen, sportschoenen, bootschoenen en soms zelfs op blote voeten. Ze waren zonder twijfel op weg naar de Koteel (de muur), overblijfsel van de eens zo indrukwekkende tempel die in het jaar 70 werd verwoest. Met het vallen van de avond was de 9e van de maand Av begonnen, de datum waarop Joden de verwoesting van de tempel herdenken en bewenen.
Op het plein voor de Klaagmuur was het een gewemel van mensen. Verspreid over de enorme ruimte zaten mensen alleen, in tweetallen of in groepen op de grond. De afscheiding tussen mannen en vrouwen vlak voor de muur was voor de gelegenheid verlengd met behulp van verplaatsbare panelen. Het gehele plein was nu in tweeën gedeeld, overigens zonder enig resultaat, want mannen en vrouwen liepen vrij heen en weer. Wat me vooral opviel was dat zoveel mensen druk aan het fotograferen waren. Niet alleen de taferelen bij de Klaagmuur werden vastgelegd, veel mensen fotografeerden elkaar. De stemming was daardoor verre van droevig; eerder opgewekt en vrolijk. De vrouw die daar blootsvoets en in jute zakken gekleed tussendoor liep viel een beetje uit de toon.
Ondertussen ging het er wel serieus aan toe voor degenen die het avondgebed baden of de speciale liturgie voor de avond van de 9e Av volgden. Een van de belangrijkste onderdelen daarvan is de lezing van het boek Klaagliederen. Indrukwekkend vond ik het te zien en horen hoe jong en oud, orthodox en niet zo orthodox, man en vrouw, door elkaar zaten en samen of slechts enkele stappen van elkaar verwijderd dit boek lazen.
En toch, steeds weer speelde een gedachte door mijn hoofd, een vraag eigenlijk. Waarom komen zovelen naar hier, naar een muur, die heilig heet omdat ze herinnert aan de heilige tempel die boven op het tempelplein stond. Is dat, met alle respect, niet dwaas? Betekent het niet vooral dat het Jodendom steeds weer naar achteren kijkt, naar wat was en niet meer is. Zit het Jodendom niet, in tegenstelling tot het toekomstgerichte christendom, gevangen in het verleden?
9e Av
Anders dan het christendom, kent de Jodendom verschillende dagen van rouw en treurnis. De belangrijkste daarvan is de 9e van de maand Av, Tisha beAv. Op die datum lijkt wel een vloek te rusten, zovele rampen het Joodse volk op of rond die dag troffen.
Hoewel niet geheel zeker, zijn er aanwijzingen dat al in de oudheid gevast werd om de verwoesting van de eerste tempel in Jeruzalem in het jaar 567 vC. In elk geval werd dit binnen enkele eeuwen na de verwoesting van ook de tweede tempel in het jaar 70 een gewoonte. De bronnen die we hebben noemen verschillende data waarop deze rampen plaatsvonden, maar ze liggen dicht bij elkaar en uiteindelijk is in de Joodse traditie de 9e van de maand Av vastgesteld als treurdag.
De dubbele vernietiging van het Heiligdom heeft het Joodse volk diep getroffen en haar verdere bestemming enorm beïnvloed. Nabij de huidige tempelberg zijn nog verschillende getuigen te vinden van de glorie van de tweede tempel. Resten van toegangspoorten en van de enorme trap die het tempelplein verbond met de stad, stukken van de dragende muur, zoals de Klaagmuur. Onvoorstelbaar grote stenen, door de Romeinen naar beneden geworpen, liggen nog steeds op dezelfde plaats.
Niet alleen de verwoesting van twee tempels, maar ook andere rampen die het Joodse volk in latere tijden troffen worden herdacht. Zoals de verdrijving van de Joden uit Spanje in het jaar 1492 (het decreet daartoe werd uitgevaardigd op precies deze dag). De Joodse traditie voegt er andere gebeurtenissen aan toe, die eenzelfde strekking hebben. Een ervan is de straf van een veertig jaar durend verblijf in de woestijn, die het volk opgelegd kreeg omdat het naar de angstige verspieders luisterde en het beloofde land niet wilde intrekken. Ze geloofden in de slechte interpretatie van het goede, zoals een Joodse uitlegger deze week zei. De beslissing van God viel op de 9e Av.
Klaagliederen op pantoffels
De rampspoed krijgt, in al zijn verscheidenheid en diepte, een stem als tijdens de 9e Av het boek Klaagliederen wordt gelezen.
‘Ach, hoe eenzaam zit zij neer, de eens zo levendige stad.
Een weduwe is ze geworden, zij die groot was onder de volken,
de vorstin van de gewesten is tot slavernij vervallen.
Heel de nacht weent zij, haar wangen zijn nat van tranen.
Er is niemand die haar troost, niemand van haar vele minnaars;
geen vriend bleef haar trouw, allen zijn haar vijandig gezind.’ (1:1-2)
Het gehele boek wordt zittend op de grond, op een gedragen toon gelezen. Dat gebeurt zodra de dag met het vallen van de avond begint, in de synagogen en bij Klaagmuur.
De 9e Av is geen zwerfsteen in de tijd. Er is een voor en een na. Drie weken duurt de periode die toeloopt op rouwdag Tisha beAv. Het begin ervan wordt gemarkeerd door de 17e van de maand Tammoez. Volgens de traditie slaagden de belegeraars van Jeruzalem er die dag in om door de muur van de stad heen te breken. De verovering van de stad door koning Nebukadnessar volgde drie weken later, op de 9e Av van het jaar 586 vC.
De weken worden gemarkeerd door toenemende droefheid en verschillende vormen van onthouding. Met name de laatste negen dagen (vanaf de 1e Av) is vasten gebruikelijk. Er worden geen nieuwe kleren gekocht of vers fruit gegeten. Mannen scheren zich niet. Op de 9e dag mondt dit uit in een volledige afzien van eten en drinken, het niet-dragen van leren schoenen en seksuele onthouding.
Maar er is ook een na. De zeven weken na Tisha beAv vormen een periode van troost. Veelvuldig wordt er uit het laatste deel van Jesaja, vanaf hoofdstuk 40, gelezen: ‘Troost, troost mijn volk’. De zekerheid dat God genadig is, de hoop op herstel wint weer aan kracht. Vasten wordt omgekeerd in vreugde, zoals Zach. 8:19 zegt.
Onze huizen in de handen van vreemdelingen
Over Tisha beAv in het jaar 5765, dit jaar, hing als een donkere wolk de geplande start van de evacuatie van Joden uit de Gazastrook en enkele nederzettingen in de Westbank. De ellende van het verleden krijgt een eigentijds gezicht. Joden moeten opnieuw het veld ruimen. Het tijdelijke uitstel van de ontruiming tot na de rouwperiode heeft daar niets aan kunnen veranderen.
De tegenstanders van Sharons plannen grepen Tisha beAv bewust aan om hun pijn een extra dimensie te geven. In de week ervoor werd een grote bijeenkomst gehouden bij de Klaagmuur en toen Tisha beAv op zaterdagavond 13 augustus begon werd de bevolking opnieuw opgeroepen om in het oranje en met vlaggen naar de Klaagmuur te komen. Velen hoopten op hemelse interventie, zodat Sharons boze plannen zouden worden stopgezet.
In de Messiaanse gemeente waar ik op zondag 14 augustus het slot van de rouwdag meemaakte, werd opnieuw het boek Klaagliederen gelezen. De tekst kwam verschillende keren heel dichtbij en leek wel te spreken over het heden:
‘Ons erfdeel is overgegaan naar vreemdelingen,
onze huizen naar buitenlanders.’ (5:2)
De voorganger van de gemeente onderbrak de lezing en merkte op hoe pijnlijk het is om te zien gebeuren dat Joodse dorpen worden ontruimd en straks in handen van anderen zullen zijn. Tot mijn verrassing voegde hij eraan toe dat we ook objectief naar de situatie moeten kijken. Zelf had hij, vertelde de voorganger, tientallen jaren in een huis in Jeruzalem gewoond, dat tijdens de oorlog van 1948 was verlaten door Arabieren. ‘Ik heb het nooit hoeven kopen en zelfs nooit huur betaald om erin te wonen.’ De pijn van het moment wordt er weliswaar niet minder van, maar wordt wel gerelativeerd.
Een nieuwe tempel
Rouwen om de tempel lijkt vooral terugkijken naar de ellende en het heden in dat licht bekijken. Af en toe gaat dat gepaard met wat je bijna moet noemen: verheerlijking van de tijd dat er nog wel een tempel was. Jeruzalem was godsdienstig, sociaal, economisch en juridisch het centrum van het volk. Er was oprecht meeleven tussen mensen, er werd werkelijk recht gesproken, om maar een paar voorbeelden te noemen.
De jongens van het Tempelinstituut willen ook niets liever dan dat de tempel weer wordt gebouwd op de plek waar hij stond. Ze betreuren de beslissing die de toenmalige regering in 1967, na de verovering van Jeruzalem nam, om de tempelberg met rust te laten en Joodse gebedsdiensten niet toe te staan. Voor deze groep Joden heeft de nieuwe tempel vooral met gehoorzaamheid aan de Tora te maken. Daarin staat nu eenmaal de opdracht een tempel te bouwen en een woonplaats voor God te scheppen en daarom bereiden zij zich voor door alvast speciale tempelattributen, zoals wierookvaten, menora en halve shekels, te vervaardigen. Zelfs de rode koe, die volgens Numeri 19 nodig is bij een vrijwel onbegrijpelijk reinigingsritueel schijnt ergens in het land gefokt te worden. De bevrijding van de tempelberg is voor deze groepering een heilige opdracht die duizenden jaren geleden al werd aangekondigd door de profeten.
Hoewel hun activiteiten in het oog springen en anders suggereren is de herbouw van de tempel niet echt een gespreksonderwerp onder religieuze Joden. In het algemeen wordt gezegd dat de Messias eerst moet komen en de tempel daarna wel komt (of niet). Vooral liberale Joden weten niet zo goed raad met het onderwerp tempel. Ze nemen liever de ervaring van verwoesting en rouw als uitgangspunt en verbinden die dan met de noodzaak actie te ondernemen voor de wereldvrede.
Ook het Opperrabbinaat loopt niet erg warm voor een nieuwe tempel. De rabbijnen verklaarden het tempelplein al jaren geleden tot verboden gebied voor Joden, vanwege de Heiligheid van het terrein. Een bordje bij een toegangsweg naar het plein maakt de voorbijganger hierop attent. Elke poging om de moskee die nu op het tempelplein staat te verwoesten en een tempel te bouwen wordt daardoor al in de kiem gesmoord.
Voor het niet-religieuze deel van Israël speelt deze problematiek al helemaal niet. De zionisten noemden het land Israël de tempel en voegden eraan toe dat die nooit verwoest zou worden. En in intellectuele kringen was het de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem die wel de nieuwe tempel werd genoemd. Hoog torent het universiteitscomplex boven de stad uit, als om haar superioriteit te onderstrepen.
Inkeer
Het Jodendom werd na het jaar 70 wel gedwongen om zonder tempel verder te gaan en is daar ook goed in geslaagd. Het godsdienstige en sociale leven werd nu georganiseerd rond de synagoge, het gebed, daden van barmhartigheid en tora-studie. Dat ontneemt aan de tempel zijn noodzakelijkheid. Maar wat is dan precies de betekenis van het rouwen om de tempel en de rampen die het Joodse volk zijn overkomen?
De centrale vraag achter de droefheid is steeds weer hoe het zover heeft kunnen komen dat grote rampen over het Joodse volk kwamen en wat er nodig is voordat God weer in het midden van zijn volk kan wonen. Tot een antwoord op die vraag kom je alleen door zelfreflectie, door kritisch in de spiegel te kijken. De eerder genoemde opmerking van de voorganger is daar een goed voorbeeld van. Het gaat niet aan beschuldigend naar de ander te wijzen. Tisha beAv vraagt je welk aandeel je zelf hebt gehad.
De klassieke oorzaken die de Joodse traditie noemt zijn afgodendienst, immoreel gedrag en bloedvergieten voor de verwoesting van de eerste tempel en zinloze haat voor de verwoesting van de tweede tempel (Talmoed Bavli, Joma 9b). Vooral de vraag wat dat laatste betekent wordt vele malen gesteld in de periode voor de 9e Av. In de kern komt het hierop neer, dat door de verdeeldheid van Joden onderling de belagers nauwelijks tegenstand ondervonden en verwoesting het gevolg was. In een tijd waarin de bevolking sterk verdeeld is over cruciale beslissingen met het oog op de toekomst van de staat Israël is de thematiek van Tisha beAv dus uiterst actueel.
Tussen de engten
Ik sluit af met een impressie van een studiebijeenkomst die door het Joods orthodoxe opleidingscentrum Pardes werd georganiseerd. Een betere illustratie van de aard en betekenis van Tisha beAv kan ik niet geven.
In een grote zaal, gevuld met op de grond zittende jongeren en ouderen, legde een rabbijn de vraag op tafel hoe de verlossing van het Joodse volk zal plaatsvinden. Hij gebruikte een kort gedicht van Rav Kook, de eerste Opperrabbijn van Israël, als uitgangspunt.
‘Vanuit de engten wordt het volk verlost,
door leraren gewapend met geestelijke kracht
die geen slaande stok nodig hebben.’
De achtergrond van het gedicht vormt de tekst uit Klaagliederen 1:3, waar staat dat Juda geen rust vindt en al haar vervolgers haar achterhalen tussen de engten. De periode voor de 9e Av wordt daarom ook wel de tijd been hametzarim genoemd, tussen de engten.
Hoe kan verlossing dan tot stand komen? Niet door geweld en fysieke kracht, maar door vertrouwen en geloof, door geestelijke kracht. En daar schort het vaak aan bij mensen, zoals bij de verspieders en het volk Israël die het beloofde land niet durfden ingaan. Een voorbeeld van geestelijke kracht is de verkondiger van goed nieuws waar Jesaja 40:9 over spreekt. Hij verkondigt de steden van Juda: jullie hoeven niet bang te zijn, ‘want hier is uw God’. Maar in plaats van het hen toe te roepen zegt hij het hen, als in een gesprek. In een discussie kan degene die het hoogste woord voert en zijn stem verheft de winnaar lijken, maar heeft hij ondertussen de ander verloren zonder het te beseffen. Zelfs als je al je arm opheft om te gaan slaan, heb je het gesprek verloren.
Verlossing komt op een andere wijze tot stand. Rav Kook stelde eens kernachtig:
‘Als wij zijn vernietigd
en de wereld met ons is vernietigd
door haat zonder oorzaak,
dan zullen wij worden herbouwd
en zal de wereld met ons worden herbouwd
door liefde zonder oorzaak.’
Die gedachte sprak me erg aan. De haat die in ons woont en haat om niet is, zonder oorzaak, zonder reden, moet worden tot liefde om niet.
De rabbijn sloot af met de opmerking dat dat zelfs zo moet zijn als we oog in oog staan met een ander die zijn hand tegen ons verheft. Weer werd ik getroffen. Ik herinnerde me de zin in Klaagliederen die spreekt over het toewenden van je wang aan wie je slaat (Klaagl. 3:30). Leerde Jezus ons niet zo te leven? Die dwaze levenshouding blijkt dichter bij het Jodendom te staan dan ik dacht.
Het Jodendom blijkt alles behalve gevangen in het verleden en vlucht ook niet weg naar de toekomst, maar staat met beide benen in het hier en nu. Daar kunnen we als christenen een voorbeeld aan nemen.
drs. Kees Jan Rodenburg
Vrede over Israël jrg. 49 nr. 4 (sep. 2005)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel