De collecte voor Jeruzalem

Harmonie tussen leer en leven bij Paulus


Al eerder is in de kolommen van dit blad aandacht besteed aan de collecte voor Jeruzalem die de apostel Paulus heeft georganiseerd.1 Dat ik er nu opnieuw aandacht voor vraag, is niet zozeer omdat ik meen allerlei nieuws ten opzichte van de eerdere artikelen te kunnen brengen, maar meer vanuit het besef dat - zoals mijn leer­meester, prof. de Vuyst, ons in Apeldoorn altijd voorhield - de herhaling de moeder van de wijsheid is.


De collecte neemt een grote plaats in in de brieven van Paulus die bewaard gebleven zijn. Op vier plaatsen in zijn brieven (Rom. 15, I Kor. 16, II Kor. 8&9, Gal. 2) besteedt hij er uitgebreid aandacht aan. Wie echter een theologie van Paulus opslaat, vindt over het algemeen weinig met betrekking tot de collecte voor Jeruzalem.2 Ik kan dat alleen maar jammer vinden, want naar mijn inzicht worden dan al in de exegese leer en leven uiteen gehaald. Juist in Paulus’ spreken over de collecte wordt duidelijk dat het evangelie dat hij verkondigt niet een zaak is van een nieuwe leer, een aantal gedachten die iemand koestert. Nee - het evangelie dat Paulus verkondigt, heeft tot inhoud de levende Here Jezus Christus die door zijn Geest mensen vernieuwt en verandert naar zijn beeld, zó dat zij in een nieuwe, levende verhouding tot God en de naaste komen.

Het spreken over de collecte is niet een randverschijnsel, een aardig historisch detail waarmee we een blik kunnen werpen in het reilen en zeilen van de jonge kerk, maar het voert tot in het hart van Paulus’ evangelie. Kijk ook alleen maar naar de manier waarop Paulus de collecte verankert in het heilswerk van Jezus Christus, ‘die om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden’ (II Kor. 8:9). D. Georgi heeft een prachtig boek geschreven over de collecte van Paulus en hij zegt daarin: ‘De collecte werd voor Paulus in de loop van haar geschiedenis een typisch voorbeeld voor zijn theologie. Dat spreekt er omgekeerd voor dat de theologie van Paulus, met inbegrip van de rechtvaardigingsleer, van meet af aan gericht is op de levende geschiedenis en even ver verwijderd is van mystieke als van apocalyptische speculatie.’3


De collecte. We horen Paulus er met name over tegen het einde van zijn laatste zendingsreis, vlak voor hij zijn laatste reis naar Jeruzalem zal gaan maken.

In I Kor. 16 gaat Paulus in op een vraag vanuit Korinte hoe men de zaak concreet gestalte moet geven. In II Kor. 8 en 9 lezen we hoe de gemeente van Korinte wordt opgeroepen de zaak nu te gaan afronden, zodat bij Paulus’ komst de gave voor Jeruzalem klaarligt. Daarbij wordt verteld hoe men in Macedonië royaal en soms zelfs bijna boven vermogen gegeven heeft.

En vlak voordat Paulus de opbrengst van de collecte naar Jeruzalem zal overbrengen, schrijft hij vanuit Korinte zijn brief aan de Romeinen, waarin hij de Romeinen vraagt te bidden voor een goede ontvangst van de collecte in Jeruzalem. De zaak concentreert zich dus in de periode voorafgaand aan Paulus’ laatste reis naar Jeruzalem. Paulus - de apostel voor de heidenen - zal naar Jeruzalem gaan, de moedergemeente. In die periode merken we ook hoe Paulus nadrukkelijk bezig is de vragen rond Kerk en Israël te doordenken (Rom. 9-11). Zijn werk onder de heidenen is rijk gezegend en in Jeruzalem zal hij nu ‘rapport uitbrengen’.


De verantwoording in Jeruzalem van zijn werk onder de heidenen is dus aanstaande. In de vier brieven waarin de collecte ter sprake wordt gebracht, merk je dat Paulus helderheid schept in de verhoudingen, hoe hij nogmaals vanuit het evangelie nadrukkelijk bestrijdt dat gelovigen uit de heidenen besneden moeten worden en de spijswetten moeten houden.

Hoogst interessant is de gedachte van D. Trobisch die meent dat de apostel zèlf deze vier brieven klaar gemaakt heeft voor publicatie - zoals velen in die dagen zelf hun correspondentie voor publicatie gereed maakten -, juist ook met het oog op de discussiepunten tussen gelovigen uit de Joden en gelovigen uit de heidenen. Inderdaad vinden we met name in deze brieven behoorlijk wat passages waarin de verhouding van gelovigen uit de Joden en gelovigen uit de heidenen aan de orde gesteld worden. Maar - zo benadrukt Trobisch - het gaat niet enkel om een afgrenzing tegen het jodendom in deze brieven. De eenheid wordt ook vastgehouden en gezocht, juist doordat in alle vier deze brieven de collecte voor Jeruzalem aan de orde wordt gebracht.

Ik ben de eerste om toe te geven dat het wat speculatief is, maar het is wel een manier om goed te beseffen dat Paulus met al zijn vezels verbonden is met de kerk van zijn dagen en dus ook met de vragen die toen met grote kracht op de gemeentes af kwamen. En ook als de gedachte van Trobisch wellicht wat ver gaat - het is wel duidelijk dat met name de Romeinenbrief geschreven is aan twee adressen. Je kunt je goed voorstellen dat Paulus bij het schrijven van deze brief niet enkel de gemeente van Rome voor ogen heeft, maar zich ook richt tot de gemeente van Jeruzalem.

J. Jervell heeft een belangwekkend artikel geschreven, waarin hij beweert dat de Romeinenbrief de verdedigingsrede is die Paulus wil houden bij het overbrengen van de opbrengst van de collecte.4 En een heel aantal exegeten volgt hem hierin.5


Nu dan naar de zaak van de collecte. Hoe zat dat nou precies?

Men had besloten tot die collecte op het zogenaamde apostel­convent. Paulus beschrijft dat in Gal. 2:1-10 en daar horen we dat hij de verkondiging van het evangelie onder de heidenen op zich zou nemen - daarbij zou hij de armen blijven gedenken. En daarmee worden dan met name de armen in Jeruzalem bedoeld.

Met die afspraak was Paulus aan het werk van de zending begonnen en we horen hem dan ook op verschillende plaatsen verschillende gemeentes opwekken tot deelname aan de collecte. En dat was nodig: we weten dat er in die dagen armoede was in Jeruzalem ... niet voor niets wordt ons verteld dat men alles gemeenschap­pelijk had en dat er waren die hun bezit verkochten en dat ter beschikking van de gemeente stelden. Er was armoede. Daarmee zitten we bij één motief voor de collecte. Paulus schrijft erover in II Korinte 8: De collecte voor Jeruzalem is een inzameling van christenen met wie het goed gaat voor broeders en zusters met wie het niet goed gaat - zodat er gelijkheid zij, net zoals in de woestijntijd toen het volk leefde van het Manna dat de HERE gaf: wie veel verzameld had, had niet over en wie weinig verzameld had, had niet tekort. Op deze manier maakt Paulus het evangelie concreet voor de Korintiërs, het gaat in je leven werken als je God hebt leren kennen in Christus. Dan komen God en de naaste op de eerste plaats.


Maar er zijn meer - en diepere! - dingen aan de hand bij de collecte. Na de machtige daden van de Here God van Pasen en Pinksteren ging het evangelie door de wereld en werd gebracht aan een ieder, ongeacht of hij jood of heiden was. Vanuit Jeruzalem ging het evangelie de wereld in en mochten de volken gaan delen in het heil dat tot dan toe slechts voor Israël geweest was. Zoals de profeten gezegd hadden dat het heil zou uitgaan van Sion. Maar de profeten hadden ook iets anders gezegd: dat de volken naar Sion zouden komen en hun schatten daarheen zouden brengen, omdat ze ontdekt hadden: ‘Alleen bij u is God, er is geen ander’ (Jes. 45:15, vgl. Jes.60). Zo wordt die collecte opgezet en we mogen er dus vanuit gaan dat Paulus in iedere gemeente daarover gesproken heeft. En er werd ook op gereageerd: Macedonië doet mee, Korinte geeft. En uit al die gemeenten moeten ook afgevaardigden komen die de opbrengst naar Jeruzalem zullen brengen. In het brengen van de gaven vanuit de volken naar Jeruzalem zou iets te zien zijn van dank van de volken voor het heil dat uit de joden gekomen is (Rom.15:26v). Met deze collecte zouden profetieën in vervulling gaan uit het OT die ervan spreken hoe de volken dankbaar hun schatten naar Jeruzalem brengen. Dankbaar dat voor hen ook plaats is bij Israëls God.

Zo is de collecte voor het Joodse volk een teken dat de profetieën in vervulling aan het gaan zijn. God is in Christus begonnen het einde te brengen. In het OT wordt de verwachting van de opstanding gewekt - Jezus staat op en het overgrote deel van het volk negeert het. Paulus komt daarom gespannen met de collecte uit de volkeren. Zal Israël nu wel de vervulling van de profetie herkennen? Het is de belofte van God waar het Paulus om te doen is (zie ook zijn verdedigingsrede in Hand. 26:1-23). En ik zie hem Jeruzalem naderen met een hart bonzend van verwachting, omringd door afgevaardigden uit de heidenen met hun gaven. Zal Israël nu gaan zien dat inderdaad het laatst der dagen is aangebroken?


Twee punten dus bij de collecte: de armoede in Jeruzalem en de vervulling van de profetieën. Volgens mij is er nog een derde punt dat van belang is: in de Romeinenbrief maant Paulus de gelovigen uit de heidenen zich niet te verheffen boven Israël (Rom. 11:17-24). De spits van de collecte is niet alleen naar Israël gericht, maar ook naar de heidenen. De collecte is bij uitstek een middel waarmee de christenen uit de heidenen zichtbaar maken dat zij ingelijfd zijn in Israël. Bovendien is het een teken dat zij beseffen dat dit betekent dat het laatst der dagen is aangebroken. Het is zo een erkenning van de gelovigen uit de heidenen dat zij geënt zijn op de wortel Israël. En dat zij er dus bij gekomen zijn - en nooit in plaats van Israël!


Tenslotte: de collecte voor Jeruzalem is - voorzover bekend - eenmalig geweest. Snel erna heeft de verwijdering tussen synagoge en kerk doorgezet, op zo’n manier dat de kerk kon vergeten en wegmoffelen dat zij erbij gekomen is, met alle verschrikkelijke gevolgen van dien.

De collecte voor Jeruzalem was een grendel die Paulus geprobeerd heeft hiervoor te schuiven. Een grendel die in de kerk het besef levend had kunnen houden dat de geestelijke goederen waaraan wij deel hebben gekregen, komen uit Israël, en dat nu wij er deel aan gekregen hebben, het laatst der dagen is aangebroken: het gaat aan op het einde!

Wanneer de collecte een blijvende instelling zou zijn geworden, was de verwachting van Christus’ definitieve komst misschien beter vastgehouden in het geloof van de gemeente. En was er wellicht meer terecht gekomen van Paulus’ oproep aan de gelovigen uit de heidenen om het Joodse volk tot jaloersheid te brengen - en zo tot het inzicht dat al Gods beloften inderdaad in Christus ja en amen zijn!




Noten:

1Twee artikelen van M.W. Vrijhof gaan uitvoerig in op de collecte, een bijbelstudie over Gal. 2:10 (Vrede over Israël jaargang 41, nr. 1 februari 1997) en een bespreking van S. Janse, Paulus en Jeruzalem (Vrede over Israël jaargang 45, nr. 4 september 2001)

2Ik heb gekeken in verschillende ‘Paulusboeken’. Van Bruggen spreekt heel kort over de collecte op blz. 230. In het schitterende boek van Ridderbos zoekt men tevergeefs naar de collecte. Den Heyer besteedt nauwelijks aandacht aan de collecte. Ook Eichholz heeft in zijn meeslepende Paulusboek weinig aandacht voor de collecte. Dunn daarentegen heeft in zijn hoofdstuk over de ethiek van Paulus een aparte paragraaf over de collecte.

3D. Georgi, Der Armen zu gedenken, S.79

4J. Jervell, The Letter to Jerusalem, p.56. Hij werkt hierin gedachten van G. Bornkamm verder uit. Bornkamm heeft zijn gedachten neergelegd in zijn artikel Der Römerbrief als Testament des Paulus, zie met name 136-139.

5Bijvoorbeeld K. Haacker (S.13) en U. Wilckens (I, S.46) in hun commentaren.

Aanbevolen literatuur:

drs. Niels den Hertog
Vrede over Israël jrg. 48 nr. 5 (nov. 2004)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel