8.
Diep bewogen zoeken wij de ontmoeting met Israël en willen ons daarin voor het Evangelie niet schamen.
Luisteren
In de ontmoeting met Israël beseffen wij dat Israël ons vóór was bij het ontvangen van Gods woorden. ‘Het heil is uit de Joden’ zei Jezus tegen de Samaritaanse vrouw.75 Dat besef zet de toon voor onze ontmoeting met Israël. Die is anders dan die van de verkondiging aan de ‘heidenen’. In de ontmoeting met Israël moet er principieel sprake zijn van het samen luisteren naar Gods Woord.
Juist omdat Israël als eerste Gods woorden ontving en omdat het Nieuwe Testament ons met nadruk verwijst naar het Oude Testament, willen wij met Israël meeluisteren naar de Schriften. En daarbij willen we nadrukkelijk ook naar Israël luisteren om juist ook van Israël te leren Gods woorden te verstaan.
Dienen
We hebben dus een onopgeefbare verbondenheid met Israël via de Schriften en via Jezus Messias. Uit dankbaarheid voor wat God ons via Israël gegeven heeft en uit respect voor Israël als het eerste volk dat door God in liefde verkozen werd, zoeken we naar wegen om deze verbondenheid ook zichtbaar te maken door Israël te dienen. Vanuit deze dienende houding richten wij ons met name op de vorming en toerusting van wie namens ons in Israël dienen in verkondiging en diaconaat.
Getuigen
Als we met Israël meeluisteren naar de Schriften kunnen en willen wij niet zwijgen over Jezus van Nazareth, die de Christus der Schriften genoemd mag worden. Verwonderd over de genade en trouw die God in het Oude Testament al zo duidelijk openbaarde, willen wij tegenover Israël getuigen dat Gods beloofde Messias gekomen is. En met de Jood Petrus zeggen we, dat ‘de behoudenis in niemand anders is, want er is onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.’76
Ons getuigenis tegenover Israël moet gestalte krijgen in het samen luisteren naar en het argumenteren vanuit de Schriften met als doel dat Israël in zijn Messias Jezus zal gaan geloven. Maar het zal daarnaast ook een getuigenis moeten zijn dat net zo bewogen is als dat van Jezus zelf, die huilde over Jeruzalem.77 De liefde van Christus dringt ons, net als dat bij Paulus het geval was.78
Met Paulus zeggen wij daarom ook, dat we ons niet schamen voor het evangelie, ‘want het is een kracht Gods tot behoud voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.’79