2.
Jezus Christus is de beloofde Messias, die allereerst tot Israël kwam.
Hij is de enige weg tot de Vader.
Joodse interesse
In de tweede helft van de 20e eeuw hebben Joden weer meer belangstelling gekregen voor Jezus van Nazareth. Volgens de Joodse geleerde Pinchas Lapide zijn er sinds 1948 meer Joodse boeken over Jezus geschreven dan in de achttien eeuwen daarvoor. Men wilde het Jood-zijn van Jezus benadrukken, zodat christenen niet langer zomaar konden zeggen dat Jezus van hén is. Men heeft het zelfs wel eens over het ‘thuishalen’; van ‘broeder’; Jezus. Joodse geleerden proberen aan te tonen dat het onderwijs en hele optreden van Jezus ook weer niet zo heel veel verschilt van dat van andere Joodse wetsleraars en wonderdoeners.
Voorlopig voelt men nog wel meer verwantschap met Jezus zelf dan met zijn volgelingen, de christenen. Maar toch is deze ontwikkeling ook van grote betekenis voor de relatie tussen het Jodendom en de christelijke kerk. Ze helpt ons christenen om de Joodse achtergrond van Jezus’; leven, woorden en werken beter te begrijpen. Maar ook om sterker te beseffen dat Jezus allereerst gekomen is als de Messias van Israël: ‘Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.’27 Zijn komst was al eeuwenlang beloofd.
Joods ongeloof
Dat Hij de beloofde Messias is, wordt nog altijd door het merendeel van Israël niet geloofd. De reden daarvoor is dus niet zozeer zijn onderwijs of wonderwerk. Als men daarop afgaat, wil men hem nog wel beschouwen als een messiaanse figuur. Maar de reden voor het ongeloof in hem als dé Messias is zijn sterven aan het kruis en de gedachte dat zijn opstanding uit de doden Gods bewijs zou zijn, dat er door dat kruis verlossing is.28 Een gekruisigde geldt in Joodse ogen als een gevloekte.29 Hoe kan een gevloekte zondaren met God verzoenen?30 Dat vindt een Jood ergerlijk.
Daar komt dan nog bij, dat hij de scheidingsmuur tussen Jood en heiden zou hebben weggebroken31 en dat deze Jezus een nieuw paradijs zou openen32 - alsof Hij God zélf was! Nee, dat wil er bij een Jood niet in. En de geboren heiden noemt het een dwaasheid. Van huis uit wil geen mens eraan. ‘... doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid.’33
Christelijke overtuiging
De belijdenis van Jezus als de Zoon van God en als Christus de Here is voor de kerk intussen onopgeefbaar. In gesprek met Israël zal ze er niet over kúnnen en wíllen zwijgen. Dit omdat haar Here Jezus zo van zichzelf getuigde. ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door Mij.’34 Hij gaf zichzelf vrijmoedig de messiaanse titel ‘Zoon des Mensen’.35 Als Hij zegt, dat Hij móet lijden, past hij op zichzelf toe wat Jesaja zegt over de lijdende Knecht des HEREN.36 Keer op keer sprak Hij van zijn eenheid met de Vader.37 En de apostelen verkondigen hem als ‘de Here der heerlijkheid’.38 Het Nieuwe Testament laat geen enkele ruimte voor een twee-wegenleer, waarbij de Joden God zouden vinden in de gehoorzaamheid aan de Thora en de christenen door het geloof in Jezus als Here.
Toch moeten ook wij christenen ons met deze overtuiging niet opstellen als betweterige leraren maar als nederige leerlingen van de Bijbel. Zowel bij Jezus zelf39 als bij de apostelen40 wordt duidelijk dat de Christus zich laat vinden in de Schriften. Ook al in die van het Oude Testament. ‘Deze zijn het welke van mij getuigen...’41 Een christelijke kerk, die hoopt en bidt en eraan mee wil werken dat Israël zijn Messias vindt, zal hem samen met Israël zoeken in de Schriften.