7.
Diep ootmoedig erkennen wij de schuld van de kerk in hoogmoed, traagheid en vormen van antisemitisme.
Hoogmoed
In de eerste eeuwen na Christus werd al snel gedacht dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. Na de verwoesting van de tempel in het jaar 70 zijn synagoge en kerk uit elkaar gegroeid. Sinds de Joden de strijd tegen de Romeinen om het behoud van hun eigen zelfstandigheid verloren, hebben zij zich meer en meer teruggetrokken op hun eigenheid. Tegelijkertijd vervreemdde de kerk van haar Joodse wortels door de toestroom van heidenen en ging zij zich afzetten tegen het aards-georiënteerde Jodendom. Israël, zo meende men, had in Gods heilsplan zijn taak vervuld. De kerk was het nieuwe Israël. De synagoge werd lange tijd afgeschilderd als verblind en verstoten. Oude schrijvers van rond het jaar 100 (zoals Ignatius van Antiochië en de brief van Barnabas) hebben gesteld dat de Joden geen begrip hebben van wat in de Schrift staat, namelijk dat Gods verbond alleen voor de christenen geldt.
Meer en meer begon men het Joodse volk en de Joodse godsdienst te zien als een stilzwijgende voortzetting van de kruisiging van Christus (‘Godsmoord’;) en de daaraan voorafgegane roep om bloed.74 In theologie, catechese, prediking en liturgie werd in zeer ongunstige zin over de Joden gesproken, de zogenaamde ‘catechese der verguizing’. Deze moest duidelijk maken hoe verblind en dus verloren het Joodse volk was.
Traagheid en vormen van antisemitisme
Al die gedachten zijn verder gevoed door kerkelijke, ketterse en politieke uitspraken. Hier en daar valt wel een wat positievere benadering van het Jodendom te constateren - bijvoorbeeld bij enkele vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie in de zeventiende eeuw. Toch moet als algemene lijn gesteld worden dat de kerk in haar gang door de geschiedenis een negatief beeld heeft gegeven van het Jodendom en daardoor oorzaak van veel ellende is geworden. Het (goedbedoelde) gebed voor het ‘perfide’ (trouweloze, valse) Joodse volk in de oude liturgie voor de Goede Vrijdag heeft als uitwerking gehad dat in de week vóór Pasen veel Joden bedreigd, lastig gevallen en vermoord werden. De benadering van Israël in het kerkelijk-theologisch denken bleek medeschuldig te zijn aan de grote vernietiging.
Van 1939 tot 1945 zijn met een huiveringwekkend bedrijfsmatige aanpak zes miljoen Joden om het leven gebracht in de Holocaust. Ook nu nog wordt in sommige kerkelijke kringen het negatieve beeld van het Jodendom gekoesterd en in stand gehouden. Het soms ontkennen of in twijfel trekken van de Holocaust draagt daaraan bij.
Hoe nu hiermee om te gaan?
Eeuwenlang zijn deze gedachten en ideeën over de Joden en het Jodendom in de kerk gemeengoed geweest. Het is te begrijpen dat een verandering in het denken over Joden en Jodendom niet van het ene op het andere moment plaatsvindt. Ook dat is weer een lang proces: veel van wat vanzelfsprekend leek, moet worden afgeleerd en een nieuwe kijk op Israël vanuit het Oude en Nieuwe Testament moet worden aangeleerd.
Verbondenheid, zoals we die in de laatste decennia steeds meer zijn gaan zien, houdt ook in: erkenning van elkaars eigenheid en respect voor elkaar. De kerk schaamt zich niet voor het evangelie, maar erkent ook dat ze in het verleden toch te veel de indruk heeft gewekt dat Israël het Woord van God nooit ontvangen zou hebben. Weliswaar heeft Israël Jezus als de Messias verworpen, maar het verbond, de beloften en de roeping zijn gebleven. Daaraan appellerend erkent de kerk dat Israël een eigen benadering nodig heeft die anders is dan ‘verkondiging’ aan ‘heidenen’.