Chanoeká חֲנוּכָּה


Het chanoeka-feest duurt acht dagen. Het wordt gevierd in de maand december, in de ‘donkere dagen’ aan het einde van het jaar. Het is een feest waarbij licht (en dan ook de chanoeka-lamp, de chanoekía) een bijzondere rol speelt.


Chanoeka betekent ‘inwijding’; men viert de her-inwijding van de tempel in het jaar 164 voor Christus.


We gaan daarvoor dus naar de tijd tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Jeruzalem was in handen van een Seleucidische koning, Antiochus IV ‘Epifanes’. Hij wilde de stad helleniseren (vergrieksen).

In 169 v.C. plunderde hij de tempel, waar hij nu ‘de heer des hemels’ = ‘Zeus Olympios’ liet dienen. Hij onderdrukte de joden op een verschrikkelijke manier. Het gebeurde dat wetsgetrouwe joden in tora-rollen verbrand werden. Op het vieren van de sabbat of het besnijden van zonen stond de doodstraf. Dit alles leidde tot de opstand van de Maccabeeën (of Hasmoneeën), die begon in 167 v.C. Uiteindelijk werd Jeruzalem veroverd. De tempel werd gereinigd van heidense smetten en opnieuw ingewijd. Dit gebeurde op 25 kislev van 164 v.C.

Bij die herinwijding werd acht dagen feest gevierd, op de wijze van het Loofhutten­feest, dat dat jaar niet normaal gevierd kon worden. Overal werden lichten ontstoken. Op het voorplein van de tempel plantten de Maccabeeën hun lansen in de grond en hingen er lampen aan - als teken van vreugde en als verwijzing naar hét licht dat was gaan schijnen na een donkere tijd van onder­drukking.

In de tempel brandde altijd één bijzondere lamp, het ‘eeuwige licht’. Die moest altijd blijven branden, maar was gedoofd. En er was nog maar één kruikje met geschikte heilige olie - normaliter genoeg voor één dag. Maar door een wonder brandde de lamp op deze kleine hoeveelheid toch acht dagen en nachten - de duur van het feest van de herinwijding van de tempel.

Chanoeka-kandelaar חַנֻכִּיָּה

Op het chanoeka-feest wordt ter herinnering daaraan weer licht ontstoken: op de eerste dag één kaarsje, op de tweede dag twee, enz. (het wonder werd steeds groter!) - totdat op de achtste dag alle kaarsen branden (vgl. de vier advents­kaarsen: elke zondag wordt er één meer aangestoken).


Het gaat om acht kaarsen - maar die worden aangestoken met behulp van een negende, de zgn. sjammasj (‘dienaar’). Voor die ene is er doorgaans een apart plaatsje bij de chanoeka-lamp, die je dus kunt herkennen aan de 8 + 1 kaarsen­houders. Deze lamp (chanoekia genoemd) moet onderscheiden worden van dé Menora, de zéven­armige kandelaar, hét symbool voor Israël. De chanoeka-lamp heeft niet altijd ‘armen’. De vorm is vrij, en er zijn talloze, soms zeer kunstzinnige, variaties.



zie ook een artikel in ‘Vrede over Israël’: En toch niet gedoofd...