Amersfoort, 6 september 2000
Beste Kees en Hetty,
Wat waren we als deputaten dankbaar dat we na de eerste contacten, eind 1994, van jullie mochten vernemen dat je van harte bereid was het werk namens onze kerken in Israël over te nemen en voort te zetten.
We voel(d)en ons geroepen om als kerk in Israël present te zijn, zoals dat in de zestiger jaren van de vorige eeuw begonnen is. Dat lag en ligt ook in de lijn van de besluiten van de generale synodes.
En we waren blij in jullie een predikant(s-echtpaar) te ontvangen met ruime ervaring binnen de eigen kerk, met liefde en belangstelling voor Israël, die na de doctoraal-scriptie bleef kriebelen en met kinderen die tot de rand van zelfstandigheid waren gekomen.
Na twee verkennende werkbezoeken in de eerste helft van 1995 en het aangaan van de relatie met deputaten in juli van dat jaar, was het op 15 sept. zover: de bevestiging en intrede te Zierikzee, de gemeente die van harte bereid was als zendende kerk op te treden en die jullie na die datum ook goed heeft begeleid. Het is nodig dat een predikant-in-den-vreemde een goed contact heeft met het ‘thuisfront’; en van beide kanten is dat zorgvuldig onderhouden.
Het werk begon fors - eerst in eigen land: een tournee langs vele kerken dat in het teken stond van de overdracht.
Voor Rien was dat een afscheid, voor jou/jullie een presentatie als beginnend Israëlpredikant. Terwijl er tegelijk sprake kon zijn van continuïteit: het centrale thema was immers ‘de verzoening’, zoals dat ook al jaren verwoord is in de taakomschrijving. Rien kon daar veel over zeggen vanuit zijn ervaringen, jij kon wat aandragen vanuit jouw verwachtingen daarover. Dat thema is gebleven - in het overleg tussen jou en deputaten; het is ook vele malen aan de orde gekomen via jouw inleidingen tijdens de tournee’s.
En toen - een niet minder fors begin in Israël: je kwam daar alleen, de kinderen moesten nog examens doen, Hetty bleef bij hen, er was ook nog geen huis in Jeruzalem.
En de omstandigheden waaronder je begon, waren niet ideaal: de moord op Rabin, aanslagen op lijnbussen - terwijl jij veel van openbaar vervoer gebruik moest maken - en politieke spanningen. Tussen Rabins dood en het pausbezoek van dit jaar zijn er politiek en maatschappelijk veel dingen gaande geweest, die de gemoederen bezighielden en de mensen verdeelden. In diverse werkverslagen heb je daar gewag van gemaakt. En we hebben als deputaten er enig idee van gekregen hoe goed het is te weten in wat voor land en situatie je werkt - wat tegelijk de vraag met zich mee brengt hoe je dán en dáár vertolker kunt zijn van de goede boodschap van verzoening en vrede. Het is me bijgebleven hoe je - op tournee hier bij ons in Amersfoort - duidelijk liet merken dat de positie van een predikant in Israël omgekeerd evenredig is aan die van Israël in de verstrooiing: ‘vreemdeling’, niet gevraagd, soms belaagd...
En dan: alléén-zijn... Al hebben jouw en jullie vaardigheden inzake de moderne communicatiemedia veel kunnen ‘vergoeden’, ideaal was het niet. En dan nog de taal...
De eerste tijd is - begrijpelijk en noodzakelijk - besteed aan verkenning en bezinning.
Dat je al vóór je vertrek je goed had ingewerkt met betrekking tot (de geschiedenis van) de christelijke presentie in Israël was mooi meegenomen en kwam je goed van pas. Ik heb je er om bewonderd hoe snel je je daarna wist eigen te maken hoe het zat met al die gespreksplatforms, kerken en instellingen en hoe snel je in de veelheid daarvan een eigen plaats kreeg. Het waren er - zo vond ik in je 2e werkverslag - een kleine 30... Zo was het eerste jaar - zoals je zelf schreef - ‘enerverend en uitdagend’.
Dat je onvoorwaardelijk in Israël geaccepteerd werd, is gebleken uit het feit dat het secretariaat van de Rainbow-groep je werd aangeboden - daarmee zat je als een spin in het web van de joods-christelijke dialoog; daardoor leerde je nog meer mensen kennen en gingen nog meer deuren voor je open.
In de zomer van 1996 maakten jullie kennis met enkele aspecten van het leven in Israël, zoals wij dat amper kennen: hitte tijdens het opknappen van het appartement dat jullie hadden kunnen huren en ook tijdens de verhuizing, terwijl je moest wachten op de inklaring van de inboedel die enige weken, naar ik meen, op de kade van Haifa stond. En in de periode van jullie verblijf - beginnend met een voor vreemdelingen noodzakelijk (her)examen voor het rijbewijs - enkele keren het ambtenaarlijk heen-en-weer-gestuurd worden om een visum te krijgen.
Het was fijn dat het eerste jaar ook Johan, Judith en Pauline bij jullie aan de Mosje Sjarettstreet konden zijn: voor jullie belangrijk om ze een poosje bij je te hebben, voor hen leuk om in een nieuwe omgeving hun ouders in hun werk mee te maken.
Over gezin gesproken: hoogte- en dieptepunten maakten jullie mee. Drie maanden na het overlijden van je moeder (sept.’98) waren jullie 25 jaar getrouwd. In zulke en andere gezins/familieomstandigheden ervaar je soms de moeite van het ver-uit-elkaar-wonen.
En dan het werk, dat hoe langer hoe meer op gang kwam. Hetty vond haar weg door een taak op zich te nemen in de zorg voor bejaarden en alleenstaanden. Daardoor en door de taalschool en andere persoonlijke contacten konden jullie getuige zijn van wat de Messias van Israël voor mensen betekent.
En dan - het ‘eigenlijke’ werk.
In de ruim 200 pagina’s van de 15 werkverslagen (het laatste moet nog komen) heb je daar veel over gemeld. Het is ondoenlijk om dat alles hier weer te geven. Een enkele greep - naast de contacten met personen en instellingen: de talmud-school, waar je je verdiepte in de joods-theologische traditie om zo het joodse denken van binnenuit te leren kennen en om dwarsverbindingen te leggen; de voorbereiding van en het deelnemen aan seminars, wat ook bepaald geen sinecure was, omdat je ervoor moest zorgen dat de gevraagde sprekers ook werkelijk kwamen opdagen...; de Nederlandstalige kerkdiensten, die je bijna wekelijks verzorgde; de contacten met de Near East Ministry en de verantwoordelijkheid voor de werkkampen van ‘Dienstverlening Jongeren Wereldwijd’; en hoe vaak hebben jullie niet vrijwilligers te gast gehad, die - naast een maaltijd - ook getrakteerd werden op een lezing.
Naar Israël toe was er de moeilijke taak om contact te krijgen met de orthodoxie, terwijl het ook meer en meer op je weg kwam liggen om aandacht te geven aan de Jezus-als-Messias-belijdende Joden, met name in een poging tot theologische ondersteuning.
Je fungeerde ook als ‘adviseur’ voor Deputaten Hulpverlening inzake enkele projecten, terwijl je ook zo’n beetje de ‘huispastor’ was van Jemima.
Eén en ander vroeg veel voorbereiding en studie. In die studies heb je altijd geprobeerd de relatie met het werk en met de kerken in het oog te houden - dat je je verdiepte in Handelingen én in de betekenis van de ‘wet’ zijn twee in het oog springende onderwerpen; daar ben je nog niet klaar mee...
Studie was ook nodig om in de vele en gevarieerde artikelen die je schreef in dit blad, in De Wekker, in Het Kerkblad voor het Noorden en in het Zierikzeese kerkblad iets zinnigs door te geven; het is een respectabel aantal artikelen geworden...
Bijzonder waren ook de drie tournee’s in ons land, waarvan zo ongeveer 50 kerken hebben kunnen profiteren, van Ulrum tot Tholen, van Den Helder tot Zutphen (het viel me daarbij op dat lang niet alle kerken, waarin een deputaat als predikant dient, aan beurt zijn gekomen; misschien hebben die predikant-deputaten zelve in hun gemeente al veel verteld. En ik weet van jouw ideaal dat er ooit ergens wat ‘leerhuizen’ ontstaan, waar je nog meer over de joods-christelijke relatie kunt vertellen.
Vanuit die tournee-avonden is een groot aantal vragen naar je toe gekomen; je hebt ze vermeld in de betreffende werkverslagen. Het zou fijn zijn als je die - bij wijze van afscheid - eens zou willen en kunnen ordenen, zodat wij als deputaten ook een goed (theologisch) overzicht krijgen van wat er ten deze in de kerken leeft...
Tijdens de twee werkbezoeken (één daarvan nog in de reuk van de brand die in jullie flat was geweest...) zijn allerlei zaken aan de orde gekomen, o.a. ook de termijn van het werken in Israël. Dat jullie een paar maanden na het tweede bezoek om repatriëring verzochten, hadden we toen nog niet kunnen verwachten. De aangevoerde argumenten hebben we als deputaten - node - geaccepteerd, waarbij de dankbaarheid overheerst voor alles wat jullie in de ruim 5 jaren hebben mogen en kunnen doen.
Van alles wat hierboven geschreven is, zijn jullie zelf het beste op de hoogte. Maar het leek me goed om op deze wijze de lezers ook wat informatie te geven over wat er zoal van een Israël-predikant verwacht wordt en over wat hij doen kan (misschien kan hierdoor iemand zich wat aangesproken weten en zich aandienen als mogelijke opvolger).
Diep respect heb ik voor jullie inzet, verworven kennis en overdracht daarvan; dat laatste in de eerste plaats aan ons als deputaten, maar toch ook naar de kerken toe.
Het is jullie van harte gegund om nu even tot rust te komen en om daarna in één van onze kerken de dienst van verkondiging en pastoraat weer op je te mogen nemen. Zo’n gemeente zal gebaat zijn met iemand die zich zo snel kan inwerken en theologisch veel in z’n mars heeft.
Welkom terug in Nederland. Bedankt voor alles wat jullie hebben mogen en willen doen. Daar kreeg je de wijsheid en de kracht voor. Predikanten zijn per definitie zeer afhankelijke mensen - en daardoor kunnen ze ook tot zegen zijn.
Jullie samen en in je gezin: alle sjaloom van de God van Israël!
Hedde Biesma
Undefined variable $auteur3 in: /home/u144425978/domains/kerkenisrael.nl/public_html/_script/_info.php op regel 12 e_vars: vars
Biesma
Vrede over Israël jrg. 44 nr. 4 (sep. 2000)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel