OPEN HOUSE - een vredescentrum in Israël
Een aangrijpende geschiedenis
Het ontstaan van het OPEN HOUSE in Ramle ligt in de pijn en in de hoop van de Israëlisch-Palestijnse samenleving. In zekere zin is de geschiedenis van het Huis een microscopische afspiegeling van het grotere verhaal, want de twee families die het Huis hun thuis noemen, symboliseren de twee volken die al tientallen jaren vechten voor hun grondgebied, een land dat beide volken heilig noemen.
Dahlia Landau, (geboren Ashkenazi) kwam in Ramle wonen toen ze elf maanden oud was. Haar familie emigreerde naar Israël vanuit Bulgarije, tezamen met 50.000 andere Joden uit dat land. De regering van de jonge staat Israël, bezig met een overlevingsoorlog, werd ook nog geconfronteerd met een huisvestingsprobleem voor deze nieuwe immigranten. Men besloot de nieuwkomers in leegstaande Arabische huizen te laten wonen, die in de loop van de oorlog in beslag genomen waren door de regering.
Dahlia’s familie vestigde zich in zo’n huis in Ramle, en jaren later kocht haar vader het van de staat. Dahlia groeide op in dat huis, het enige huis dat zij kende. Ze hield van dit huis, van de hoge plafonds en de grote ramen, en bovenal hield ze van de ommuurde tuin rondom het huis. In de tuin stond een rijpe, vruchtdragende citroenboom, die vruchten leverde voor verfrissende limonade. Dahlia’s vader plantte een jacarandaboom, waarvan de bladeren schaduw boden tegen de hete zomerzon. Dahlia zelf plantte een Washingtonpalmboom toen ze nog een meisje was. Deze boom torent nu hoog boven het huis uit.
Op een dag in juli 1967, kort na de zesdaagse oorlog, was Dahlia thuis tijdens de zomervakantie. De voordeurbel ging. Ze deed open en zag drie Arabische mannen, keurig gekleed in pak en met stropdas, ondanks de zomerse hitte. Een van hen stelde zichzelf voor als Baskir Al-Khayri en zei dat hij geboren was in dat huis. Hij was in juni 1948 gedwongen te vertrekken toen hij zes jaar oud was en had het huis sindsdien nooit meer gezien. Nu, vanwege de bezetting van de West Bank door Israël, kon de Al-Khayri familie voor het eerst na negentien jaar vanuit Ramallah terugkeren naar Ramle.
Dahlia ontving de drie bezoekers vriendelijk. Terwijl ze een drankje inschonk, zag ze hen in doodse stilte door het huis en de tuin lopen. Ze had het gevoel dat de mannen een heiligdom betraden. Dahlia sprak enige tijd met haar gasten en ontving een uitnodiging voor een tegenbezoek. Dat gebeurde, en Dahlia was diep onder de indruk van de gastvrijheid die ze tijdens haar bezoek ondervond. Maar het viel haar ook op hoe groot de kloof was, politiek gezien, tussen haar en Bashir, want ieder van hen bekeek de situatie met in het achterhoofd het lijden van de eigen bevolkingsgroep.
Later kwam Bashir’s vader, Ahmed Al Khayri, naar Ramle om het huis te zien dat hij in de dertiger jaren had gebouwd. Hij was oud en blind en hij streelde de ruwe muren van het huis. Hij vroeg of de citroenboom die hij had geplant nog steeds in de achtertuin stond. Men bracht hem naar de boom en toen hij eronder stond rolden de tranen over zijn wangen. Toen hij vertrok gaf Dahlia’s vader hem een handvol citroenen mee naar Ramallah. Eenmaal weer thuis liep hij, als hij ’s nachts niet kon slapen, door het huis te ijsberen met een van de citroenen in zijn hand om zich te troosten.
Het gebeurde maakte zo diepe indruk op Dahlia, dat ze later schreef: ‘Mijn liefde voor mijn land verloor haar onschuld, maar kreeg een nieuwe dimensie.’
De jaren gingen voorbij. Dahlia’s ouders stierven en ze erfde het huis. Ze trouwde met een Amerikaans joodse immigrant, Yehezkel Landau, en ze gingen wonen in Jeruzalem. Yehezkel was gedurende tien jaar directeur van de religieuze vredesbeweging OZveSHALOM.
Samen zochten ze na verloop van tijd Bashir weer op en begonnen met hem een serie gesprekken over de toekomst van het huis in Ramle. Bashir was erg geroerd door dit gebaar en de erkenning die eruit sprak. Hij stelde voor dat het huis gebruikt zou kunnen worden voor de plaatselijk Arabische bevolking in Ramle, met name voor de opvoeding van jonge kinderen.
De Landau’s waren enthousiast over dit idee en ze wilden er nog iets aan toevoegen. Het moest een plek worden waar Joden en Palestijnen elkaar konden ontmoeten en waar door het ondernemen van gezamenlijke activiteiten de negatieve beeldvorming over en weer zou verdwijnen. Dat plan kreeg op 27 april 1991 gestalte.
OPEN HOUSE nu
Het OPEN HOUSE in Ramle heeft een dubbele functie:
- Het verstrekt opvoedkundige en sociale mogelijkheden aan Arabische kinderen en hun families.
- Het is een centrum waar Joden en Palestijnen elkaar kunnen ontmoeten, vreugde beleven aan gezamenlijke activiteiten en de ontstane vriendschapsbanden kunnen verstevigen.
Zo vervult het Huis een uitermate belangrijke functie in een stad met een gemengde Joods/Palestijnse bevolking, die geen Arabisch/Joods cultureel centrum bezit. Het is een geweldig mooi initiatief dat financiële steun ten volle verdient.
U kunt uw bijdrage overmaken op postbank 365271 of bankrekening 68.70.66.018 ten name van penningmeester Dep. E.o.I., Elst (Utr) met vermelding ‘50 jaar staat Israël’.
Undefined variable $auteur0 in: /home/u144425978/domains/kerkenisrael.nl/public_html/_script/_info.php op regel 12 e_vars: varsUndefined variable $auteur3 in: /home/u144425978/domains/kerkenisrael.nl/public_html/_script/_info.php op regel 12 e_vars: vars
Boogert
Vrede over Israël jrg. 42 nr. 2 (apr. 1998)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel