Zien, bewustwording, handelen


Wie het Holocaustmuseum in Amsterdam binnenstapt wordt begroet met een citaat uit de Babylonische Talmoed: 'zien leidt tot bewustzijn en bewust­zijn leidt tot handelen' (Menachot 43b). Deze drie kernwoorden zijn kenmerkend voor het nieuwe museum en ook voor de boodschap die het uit wil dragen. Een impressie van het bezoek van het Deputaatschap Kerk en Israël aan het Holocaustmuseum.

Bij het betreden van de eerste ruimte wordt meteen de ernst en het weerzinwekkende van de Holocaust getoond: een kind op de weg bij het net bevrijde concentratiekamp Bergen-Belsen, met aan weerszijden van de weg lijken. Deze afbeelding plaatst je meteen voor de vraag: hoe kunnen mensen dit elkaar aandoen?

Zien

Het museum heeft op verschillende manieren de menselijkheid van de slachtoffers in beeld gebracht: een armbandje van het Joodse meisje Esther Mendes da Costa, een kind dat in een wanhopige zelfmoordpoging met haar ouders om het leven kwam, paspoorten die te herkennen zijn als documen­ten van Joodse slachtoffers. Zo zijn er nog meer objecten te noemen die zichtbaar maken hoe gewone mensen slachtoffers zijn geworden van een wrede terreurmachine.

De werkzaamheden van die terreurmachine worden ook weergegeven in het museum. Langs de wanden zijn alle maatregelen te lezen die de Duitsers in de loop der jaren uitgevaardigd hebben om het leven van Joden onmogelijk te maken. Bij het betreden van de tweede ruimte loop je vrijwel meteen tegen een grote kaartenbak aan: de administratie van de Duitsers. Het museum maakt zichtbaar: de volkomen eliminering van deze Joodse bewoners van Nederland was het doel.

Bewustzijn

Alle objecten maken je bewust van de wrede omvattendheid van de Duitse eliminatieoperaties in Nederland, maar ook van de slechte behandeling die Joodse Nederlanders is aangedaan. Zeer confronterend is een hoekje in het museum waar Nederlanders genoemd worden die Duitsers hielpen bij het vinden en oppakken van Joodse mensen. Hoe kwamen deze gewone Neder­landers zover om mee te werken? Een reden wordt gegeven in een citaat van Lambert Schipper bij de 2-jarige joodse jongen André Ossen­drijver in 1943: Het is nu nog een jodenkind, maar een jodenkind wordt een jodenjong en later een jood.

Tegelijkertijd wordt ook geschetst hoe sommige Nederlanders hun nek uitstaken, door onderduikadressen te regelen of voedselbonnen te ver­spreiden. Een sinterklaasmantel is de stille getuige van een Nederlander die illegale documenten rondbracht. Het museum doet je beseffen: dit nooit meer.

Handelen

In de laatste ruimtes lees je over de terugkomst van Joden in Nederland. Hun huizen waren ingepikt, bezittingen geconfisqueerd of gestolen. Een nieuwe start van het leven leek ver weg. Nederland handelde niet naar wat in de vele jaren ervoor gezien, gehoord en beleefd was. Met gemengde gevoelens kom je bij de slotmuur van de tentoonstelling. Op die muur hangt een foto van drie Joodse kinderen, met daaronder geschreven: Vergeet ons niet.

De vraag die het museum je meegeeft is: waar sta ik, wie ben ik voor mijn (Joodse) naaste? Onverschillig kan je het museum dus niet verlaten: het ingetogen getuigenis van de tentoonstelling gaat met je mee. Bij het verlaten van het museum en het zien van de Hollandsche Schouwburg tegenover het museum besef je: naastenliefde is breekbaar en een werkwoord.

Arjan van den Os en Frank Meijer zijn lid van het deputaatschap Kerk en Israël van de CGK

J. van den Os
Verbonden jrg. 68 nr. 3 (sep 2024)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden