Bij de synagoge van Alkmaar
In 1604 verleende het bestuur van de stad Alkmaar als eerste in de Lage Landen Joden toestemming om er zich te vestigen, onder garantie van vrijheid van godsdienst. Ook wat betreft de vestiging van Joden kan dus gezegd worden ‘in Alkmaar begint de victorie’.
De Joden die er zich vestigden waren voornamelijk Portugese Joden. Zij hielden ‘sjoel’ in de woonhuizen van leden van de Joodse gemeente. Naarmate de gemeente groeide werd de behoefte aan een eigen onderkomen groter. In 1808 werd daarom gezocht naar een geschikt gebouw. Het oog viel op het woonhuis aan de Hofstraat, waar ooit Cornelis Drebbel, (1572-1633) woonde, een beroemd Alkmaars alchemist en uitvinder.
Er woonden toen 17 Joodse gezinnen in Alkmaar. Het was een hele onderneming. De kosten voor de bouw moesten worden geleend en dat betekende een last van fl. 4,- per gezin per week, in die tijd een half weekloon. Maar de synagoge kwam er en deze synagoge staat er nog steeds, en wel in de Hofstraat in de binnenstad van Alkmaar. Naast de synagoge werd het rabbijnenhuisje gebouwd en achter de synagoge staat nog steeds het gebouwtje waar de Joodse school was gevestigd.
Alle 213 Joden uit Alkmaar werden in 1942 weggevoerd, slechts een twaalftal keerde na de oorlog terug en daarmee was de Joodse gemeente vrijwel verdwenen. De synagoge werd een kerkgebouw. Het is de thuishaven geworden van de baptisten. Dezen restaureerden het gebouw in 1952. Het enige wat nog doet denken aan de oorspronkelijk Joodse bestemming is de galerij voor de vrouwen. Ook is er nog een ritueel bad, een Mikwe, maar die is nu verscholen onder de vloerbedekking.
De kleine maar actieve Joodse gemeenschap van Noord-Holland boven het IJ, van ca. 180 gezinnen, is in vérgaand overleg met de burgerlijke gemeente Alkmaar en de Baptistengemeente, de huidige eigenares en gebruikster van het gebouw, om de synagoge terug te geven aan de oorspronkelijke bestemming. De onderhandelingen, waar onze Baptisten broeders en zusters voluit aan meewerken, zal vermoedelijk nog dit jaar leiden tot verkoop van het gebouw aan de Joodse gemeente.
In 2004 werd de toestemming tot vestiging van Joden, 400 jaar eerder in 1604, herdacht en wel in het gebouw, dat van 1808 tot 1942 diende als synagoge. De ruim 100 zitplaatsen waren allen bezet en klonken na 62 jaar er weer Hebreeuwse gebeden en gezangen in wat ooit de synagoge van Alkmaar was en misschien in de nabije toekomst weer wordt.
Er is ook al heel lang een Joodse begraafplaats in Alkmaar. In 1747 kreeg de Joodse gemeente toestemming om een begraafplaats aan te leggen. In de loop van de tijd werden er 350 mensen begraven. Nog steeds vinden er begrafenissen plaats in dit Beth Chajiem, dit levenshuis, zoals de Joden hun begraafplaatsen benoemen. Bij het rondgaan langs de grafzerken of stèles staan er vaak een aantal Hebreeuwse letters met puntjes er tussen. Kennelijk gaat het om de beginletters van woorden, die zo een zin vormen. En dat is inderdaad het geval. Moge de gestorvenen worden gebundeld in de bundel van het leven. Daarom spreken de Joden niet over een dodenakkker maar over een levenshuis.
Door het verdwijnen van een Joodse gemeenschap met een eigen synagoge, was het onderhoud geminimaliseerd tot het enkele malen per jaar maaien van het gras tussen de zerken door de dienst plantsoenen van de gemeente Alkmaar. Daardoor is er sprake van duidelijk achterstallig onderhoud. Dit is voor de enkele Joodse nabestaanden die er zijn heel moeilijk te verwerken. Zijn wij als Christenen lid van de gemeente door een persoonlijk geloof in Jezus Christus als de verlosser en zaligmaker, het behoren tot de Joodse gemeenschap is gebaseerd op afstamming. Een ieder die geboren is uit een Joodse moeder is een Jood en behoort daarom tot de Joodse gemeente. De vraag ‘Wie is mijn moeder, wie zijn mijn voorouders?’ is daarom voor Joden heel belangrijk en daarmee ook de plaats waar zij begraven liggen. Een Joods graf mag dan ook nooit worden geruimd.
Ook bevindt zich bij de ingang van de begraafplaats een zogenaamd metaheer-huisje. Dat is een gebouwtje waar voor de begrafenis de goede daden van de overledene worden genoemd en waar wordt gebeden, het zogenaamde kaddièsj-gebed, en de reinigingsrituelen worden uitgevoerd. De stam van het woord metaheer is THR, uit te spreken als téhoor en dat betekent rein. Vaak wordt gedacht, dat koosjer ‘rein’ betekent, maar koosjer wil eigenlijk niets anders zeggen, dan dat het rabbinaat iets geschikt heeft verklaard voor gebruik, want koosjer betekent ‘geschikt’.
Op 3 en 4 mei 2007 werd door jongeren en ouderen van de CGK en de GKV van Broek op Langedijk een grote schoonmaakbeurt gehouden. Bomen werden gesnoeid, woekerend onkruid verwijderd en rommel werd opgeruimd. Ook werd een begin gemaakt met het schoonmaken van het metaheer-huisje. Door allen werd dit werk als heel zinvol ervaren en het betekende een mooie afsluiting van het seizoen van catechisaties, jeugdverenigingen en andere activiteiten. Juist in deze week van gedenken van oorlog en bevrijding, waarbij zovelen van onze Joodse landgenoten zijn gedood in de vernietigingskampen, werd deze actie als heel zinvol ervaren.
Dit werk werd gedaan na uitgebreid overleg met de nabestaanden van hen die op deze begraafplaats te ruste zijn gelegd en ook met de Werkgroep voor het onderhoud aan Joodse begraafplaatsen van de stichting ‘Boete en verzoening met Israël, Ismaël en anderen’ te Wapenveld.
Undefined variable $auteur3 in: /home/u144425978/domains/kerkenisrael.nl/public_html/_script/_info.php op regel 12 e_vars: vars
Spek
Vrede over Israël jrg. 51 nr. 4 (sep. 2007)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel