‘Gij Israëlitische mannen, hoort deze woorden: Jezus, de Nazarener ...’
Wanneer Petrus op Pinksteren preekt voor de mensen op het tempelplein in Jeruzalem en de gebeurtenissen uitlegt van de Pinksterdag, spreekt hij over Jezus de Nazarener.
Dat Petrus over Jezus spreekt is al opmerkelijk. Pinksteren heeft toch alles te maken met de Heilige Geest? Toch kan het niet anders of hij spreekt over Jezus, want de Geest is daaraan te herkennen dat Hij de Heere Jezus verheerlijkt. Echt Geesteswerk is immers daaraan te herkennen dat het ons dichter bij Christus brengt.
Maar waarom spreekt Petrus dan over Jezus de Nazarener? Waarom geen verhevener Naam? Omdat deze naam een heel duidelijk aanknopingspunt is voor het volk in de preek van Petrus.
De mensen in Jeruzalem dachten dat het nu wel afgelopen was met die zaak van Jezus de Nazarener. Hij was gestorven en werd begraven. Weliswaar gingen er op Pasen allerlei geruchten over Hem dat Hij was opgestaan, maar dat zal wel niet waar geweest zijn.
Petrus maakt echter op Pinksteren duidelijk dat de ‘zaak Jezus’ nu pas echt begint.
Daarom gebruikt Petrus Zijn gewone Naam; zo stond Hij burgerlijk bekend; zo sprak de man in de straat over Hem. Die Naam zal geen enkel misverstand kunnen wekken. Zo stond het ook in het opschrift boven het kruis.
Petrus weet over wie hij het heeft en de mensen, die Petrus horen weten ook over Wie de spreker het heeft.
Met die Jezus de Nazarener hebben zij slecht gehandeld. Petrus wijst daar onomwonden naar. Deze Jezus was duidelijk een Goddelijke Afgezant. Voor het gevoel van de mensen was Hij de Man uit Nazareth.
Daarin hebben zij zich wel vergist. U hebt Hem aan het kruis geslagen en Hem gedood, U hebt Hem veracht en bespot. U hebt Zijn Goddelijke Afkomst en Zending niet willen erkennen.
Daarmee stelt Petrus die samengekomen Israëlitische mannen schuldig.
Hier komt de kenmerkende trek van de Geest van Pinksteren naar voren. Die Geest ontdekt namelijk; die Geest maakt plaats voor Christus en om plaats te maken voor Christus moet Hij laten weten wie wij zijn, wat wij met Christus hebben gedaan. In de prediking wil de Geest ons bereiken op het niveau waarop wij zitten: in onze zonde, in onze schuld. Zo weten we wat er aan de orde is en weten we tegelijk hoe het radicaal niet in orde is met ons. De echte prediking spaart de mens niet, wijst zijn zonde aan, ontdekt de mens aan zijn schuld. Gij Israëlitische mannen, gij hebt Jezus de Nazarener genomen, Hem gedood.
Juist die Jezus wordt nu op Pinksteren in het middelpunt geplaatst. God heeft Hem opgewekt volgens de Schriften. Het is Hemelvaart geweest; Hij is aan ’s Vaders rechterhand verhoogd. Deze door u verachte en gedode Nazarener heeft nu dit uitgestort dat gij nu ziet en hoort.
Zo predikt Petrus op Pinksteren zonde en genade. Deze Nazarener, door de mensen vernederd is door God verhoogd en tot een Heere en Christus gemaakt!
Zo is Pinksterfeest voluit Christusfeest. De Geest wil niets liever dan u Hem laten zien bij Wie vergeving is in Zijn Bloed en vernieuwing door Zijn Geest.
ds. Jan Oosterbroek
Vrede over Israël jrg. 44 nr. 3 (juni 2000)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel