Vervulling in Mattheüs 2
Veel Bijbellezers denken bij 'vervulling' in het Nieuwe Testament aan eerdere voorzeggingen die in het leven van Jezus uitkomen. Dat is echter niet altijd het geval. Volgens Joodse regels zijn ook overeenkomsten en toespelingen mogelijk. In het onderstaande wordt dat verduidelijkt aan de hand van drie voorbeelden.
Het Evangelie naar Mattheüs is speciaal gericht op Joodse lezers. Volgens diverse kerkvaders is dit evangelie zelfs eerst in het Hebreeuws geschreven. Mattheüs maakt duidelijk dat Jezus van Nazareth de beloofde Messias is. De auteur gebruikt daarvoor ruim vijftig citaten uit het Oude Testament, veel meer dan de andere evangelisten doen. In Jezus komen allerlei oudtestamentische verwachtingen en profetieën tot uiting.
Veel citaten worden ingeleid met de woorden 'Opdat vervuld zou worden'. Dit is de vertaling van een Hebreeuwse technische term (leqayyem of lehaqim) om te verwijzen naar een tekst uit de Schrift. Mattheüs gebruikt de vervullingsformule (met enige variaties) elf keer: 1:22-23; 2:15, 17-18, 23; 4:14-16; 8:17; 12:17-21; 13:35; 21:4-5; 26:56 en 27:9. Steeds wordt bedoeld dat God de gebeurtenissen leidt.
Naar en uit Egypte (2:13-15)
In hoofdstuk 2 staat de opdracht aan Jozef om naar Egypte te vluchten, want Herodes wil het Kind doden. Het verblijf aldaar wordt toegelicht met een verwijzing naar een terugblik in Hosea 11:1: Uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen.
In dit woord van Hosea gaat het over Gods liefde voor Israël, die daarin tot uitdrukking is gekomen dat God Zijn zoon, Israël, uit Egypte heeft geroepen. Vergelijk Exodus 4:22: Dan moet u tegen farao zeggen: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël.
Mattheüs past deze woorden van Hosea op een voor ons vrije manier toe op Jezus. Jezus moest naar Egypte, om net als Israël uit Egypte geroepen te worden. De Messias vertegenwoordigt Israël en ging dezelfde weg.
Omdat het citaat uit Hosea hier al staat (en niet pas bij de terugkeer in vs. Mt 2:20-21), zal ook het gaan naar Egypte meegenomen moeten worden. Dat wijst op het vervullen van het oordeel waarover de profeet spreekt in verband met de onbekeerlijkheid van Israël. Dat is bij Mattheüs een terugkerend thema, vooral met betrekking tot de leiders van het volk. Verderop in het hoofdstuk spreekt Hosea echter over Gods ontferming en een nieuwe exodus.
Op deze wijze vervult Jezus de tekst en brengt Hij de gebeurtenis op een hoger plan. Mattheüs gebruikt hier de Joodse methode ‘remez’, waarbij een toepassing gemaakt wordt op basis van overeenkomstig woordgebruik. Vervullen
is dus niet slechts het uitkomen van een profetie, maar betekent ook op hoger niveau brengen
en dichter bij de uiteindelijke realisering brengen
.
Kindermoord in Bethlehem (2:16-18)
Wanneer de terugkomst van de wijzen te lang op zich laat wachten, voelt Herodes zich bedrogen. Hij stuurt soldaten om de jongetjes tot twee jaar oud in het gebied van Bethlehem te doden.
Dit bloedbad komt overeen met de ervaringen in Egypte, toen de farao de pas geboren jongetjes liet doden (Ex. 1:16,22).
Mattheüs noemt deze overeenkomst niet, maar vermeldt een uitspraak van de profeet Jeremia: Een stem is in Rama gehoord, geklaag, gejammer en veel gekerm. Rachel huilt over haar kinderen, en wilde niet vertroost worden, omdat zij er niet meer zijn
(Jer. 31:15).
Rachel overleed tijdens de geboorte van Benjamin en werd begraven ergens langs de weg naar Efrath (Gen. 35:19). In Jeremia 31 wordt ze gepresenteerd als moeder van het volk, die ontroostbaar is omdat haar kinderen haar zijn afgenomen, weggevoerd in ballingschap. De Babyloniërs verzamelden de Judese ballingen in Rama voordat zij hen afvoerden naar Babel (Jer. 40:1) en daar moet het leed in alle heftigheid voelbaar zijn geweest. Mattheüs verbindt, in het verlengde van Jeremia, de vroegere en de latere gebeurtenissen met elkaar.
Naar Nazareth (2:19-23)
Nadat Herodes gestorven is, verschijnt er opnieuw een engel in een droom aan Jozef in Egypte en geeft hem de opdracht het Kind en zijn moeder mee te nemen naar het land Israël
. Door deze naam wordt opnieuw de verbinding met de geschiedenis van Israël gelegd.
Na een volgende droom gaat Jozef naar Nazareth. Dat plaatsje (Natsrat, van het werkwoord n-ts-r hoeden, bewaren, de wacht houden) was in de eerste eeuwen van onze jaartelling gering van omvang en tamelijk onbekend.
Mattheüs voegt toe zodat vervuld werd wat door de profeten gezegd is: dat Hij Nazarener (Gr. Nazoraios; Hebr. Notsri) genoemd zal worden.
Dit lijkt een directe verwijzing naar een tekst uit het Oude Testament, maar is het niet. Hier staat het meervoud profeten
en het gebruikelijke zeggende
ontbreekt, zodat eerder een algemene boodschap bedoeld zal zijn. Daarvan zijn in de rabbijnse literatuur meer voorbeelden. Een gedachte die niet letterlijk in de Bijbel uitgesproken wordt, maar op zichzelf wel Bijbels is, kan als een Schriftwoord opgevoerd worden. Ook is er een uitlegkundig principe dat een gedachte door meerdere profeten op verschillende wijze uitgedrukt kan worden.
Waar heeft Mattheüs aan gedacht? Verschillende mogelijkheden zijn voorgesteld.
In Jesaja 11:1 staat dat een scheut (netser) uit zijn wortel vrucht zal dragen. Dit woord is altijd Messiaans verstaan. Mattheüs haalt deze tekst uit Jesaja niet aan, maar in 4:16 blijkt de verbinding met de profetieën van Jesaja.
Rabbi Soloveitchik geeft de voorkeur aan een toespeling op Jeremia 31:6: Want er zal een dag zijn dat de wachters (meervoud van notsri) zullen roepen op het bergland van Efraïm:
Sta op, laten wij opgaan naar Sion, naar de HEERE, onze God!
Het wonen in een onbekende plaats, in Galilea, kan ten slotte ook opgevat worden als een teken van nederigheid. Nathanaël vraagt zich af of uit Nazareth iets goeds kan komen (Joh. 1:46). De nederige situatie van de Messias komt op allerlei plaatsen in de Tenach naar voren (Ps. 22; 69; Jes. 53; Zach. 11-13). Thematisch past dit goed in dit hoofdstuk: de vlucht naar Egypte en een andere woonplaats vanwege het levensgevaar.
Het koningschap van Jezus wordt door buitenlandse bezoekers erkend, maar in Israël dreigt groot gevaar. Jezus gaat wonen in een afgelegen gebied. Daar groeit Hij op, onopgemerkt door de meesten in Israël.
Conclusie
Deze drie voorbeelden van vervullen
geven aan dat hier niet altijd directe voorzeggingen die uitkwamen mee bedoeld worden. Vaker is er in meer algemene zin een relatie tussen het Oude Testament en het leven van Jezus, waarin de betekenis rijker tot uiting komt. Vanuit dit gezichtspunt gebruiken de Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling te veel hoofdletters (bijv. Uit Egypte heb ik Mijn Zoon geroepen
), omdat met zoon
Israël en niet Jezus bedoeld is. Voor ons is het belangrijk eerst te kijken naar het verband in het Oude Testament, om zo beter te kunnen begrijpen wat bedoeld is. Daarbij is kennis van Joodse uitlegkundige principes verhelderend.
Het bovenstaande is een voorpublicatie uit Mattheüs. Bijbelverklaring met Joodse en archeologische achtergronden (Apeldoorn, voorjaar 2025).
Prof.dr. M.J. Paul is hoogleraar Oude Testament ETF Leuven
prof.dr. Mart-Jan Paul
Verbonden jrg. 68 nr. 3 (sep 2024)
www.kerkenisrael.nl/verbonden