sjofar loelav

Dagboek bij de Joodse Najaarsfeesten 5785


Zondag 13 oktober = 11 tisjri

De geduchte dagen kwamen gisteravond ten einde. Na afloop van Jom Kipoer verandert de sfeer. Vaak begint men al direct met het bouwen van een loofhut. Wij kijken vandaag echter nog even terug, naar aanleiding van de lezing van het boek Jona, gistermiddag.

Info: JonaEen verhaal apartEén dienstweigeraar
Extra: Het teken van Jona

Jona

Ik wil vandaag nog even teruggrijpen op een onderdeel van de liturgie van gisteren. In de middag werd het boek Jona gelezen. Dat boek past bij Grote Verzoendag, vanwege de manier waarop de inwoners van Ninevé massaal tot omkeer komen. En wat er dan gebeurt...

berouw Ninevé, 1 berouw Ninevé, 2
Mens en dier moeten in rouwgewaden gehuld zijn en met kracht tot God roepen. Zij moeten zich bekeren, ieder van zijn slechte weg en van het geweld dat aan zijn handen kleeft. Wie weet zal God Zich omkeren [of ‘bekeren’: hetzelfde woord als in vers 8!], berouw hebben en Zijn brandende toorn laten varen [letterlijk: zal Hij zich omkeren/afkeren van zijn toorn; nog eens datzelfde woord], zodat wij niet omkomen! (Jona 3:8-9)

Bekering en berouw bij mensen brengen bekering en berouw bij God! Inderdaad blijkt dan de kracht van tᵉsjoeva! Zelfs Assyrische heidenen konden aan het komende oordeel ontkomen door massale bekering. Wat een contrast met Jona, van wie het de vraag is of hij nog tot inkeer en omkeer komt. Het boek heeft een open eind en laat ons met de vraag achter. In het boek Jona doen de heidenen het beter dan Israël. Ook al in het eerste hoofdstuk trouwens: de zeelieden.

‘Het is alsof God zelf ons toefluistert: zullen ànderen God vrezen terwijl wíj Hem verlaten? (...) Zullen onze víjanden geloven en wíj niet? Israëls kracht, grootheid en overleven – het kwam altijd voort vanuit zijn toewijding aan God. Waar is die van ons? Dat is de vraag die Jona ons stelt op Jom Kipoer, en het antwoord ligt in de passie waarmee we de laatste woorden van de Neïla zeggen – de meest klinkende bevestiging van ons geloof in het hele gebedenboek.’
(Commentaar van rabbi Sacks in Koren Yom Kippur Mahzor, blz. 1009)

Een verhaal apart

Jona verschilt van alle andere profetische boeken. Daarin worden vooral of uitsluitend de woorden weergegeven die de profeet spreekt namens God, en weinig verhaal. In het boek Jona beslaat de verkondiging vijf woorden (3:4) – die niet uitkomen, maar juist daarom niet faalden. Als een voorspelling uitkomt, was die succesvol. Als een onheilsprofetie uitkomt, heeft die gefaald. Het gaat bij die profetie immers om waarschuwing, om een roep tot tᵉsjoeva.

Het boek Jona wordt gelezen op een dag en in een tijd dat keer op keer de dertien middot worden opgesomd, de eigenschappen van God die Hij zelf uitgesproken heeft op de Sinaï (Ex. 34:6-7). In het boek Jona horen we de echo, maar dan op een heel andere manier: als een verwijt! ‘Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid, Die berouw heeft over het kwaad’ (4:2). Je kunt het zo goed weten, en toch niet ‘kennen’... – zoals Jona geen genade kent, niet voor Ninevé.

Jona – een vreemde vogel... Zijn naam betekent ‘duif’, maar hij was meer een havik. Dat had zijn reden. Hij duchtte van de beruchte, IS-achtig wrede Assyriërs veel kwaad voor zijn volk. Was dat de reden dat hij dienst weigerde?

Jona Eén dienstweigeraar

Een opmerkelijke trek in het boek Jona is dat er een heleboel gezanten in voorkomen. God stuurt van alles naar Jona toe: een storm, een vis, een boom, een worm, een gloeiende oostenwind, wat niet al. God ‘be­schikt’ (over) dat alles (het woord ‘beschikken’ klinkt in het boek Jona herhaaldelijk), zonder enige moeite. Wat een contrast als je dan kijkt naar die ene onwillige dienaar, om wie het allemaal begonnen is! Wat een moeite mét hem, en ook óm hem! Hoe is het mogelijk dat Jona niet gehoor­zaamt? En hoe is het mogelijk dat hij niet op staande voet ontslagen wordt - of erger?

Gods goedheid gaat nog een heel eind verder dan zijn genade voor Ninevé: als zijn knecht vlucht, ‘weg van het aangezicht van de HEERE’ (1:3), gaat Hij hem achterna – als het ware tot in het dodenrijk (vgl. Ps. 139:7-12). Hij wil juist die ene afkerige mens toch terug (terug-gekeerd...) hebben, en er alles aan doen om hem zijn wegen te leren.

Om over na te denken

  • Hierboven staat een citaat van rabbi Sacks: ‘Het is alsof God zelf ons toefluistert...’
    Welke vraag fluistert God jou toe in het boek Jona? Wat is jouw antwoord?
  • Past (het boek) Jona wel tussen de profeten?

Het teken van Jona

Lukas 11:29-32

29 Toen de menigte te hoop liep, begon Hij te zeggen: Dit geslacht is een verdorven geslacht; het verlangt een teken, maar het zal geen teken gegeven worden dan het teken van de profeet Jona. 30 Want zoals Jona voor de inwoners van Ninevé een teken geweest is, zo zal ook de Zoon des mensen het zijn voor dit geslacht.
31 De koningin van het Zuiden zal in het oordeel samen met de mannen van dit geslacht opstaan en hen veroordelen, want zij is gekomen van de einden van de aarde om de wijsheid van Salomo te horen en zie, meer dan Salomo is hier!
32 De mannen van Ninevé zullen in het oordeel samen met dit geslacht opstaan en het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona, en zie, meer dan Jona is hier!

Wat kan het ‘teken van de profeet Jona’ hier betekenen?

Bijdrage dr. Noam Zion

Rabbijn Joseph B. Soloveitchik (1903-1993) benadrukt dat er twee redenen zijn om onze schuld­belijdenis daadwerkelijk in woorden uit te drukken:

‘Gevoelens, emoties, gedachten en ideeën worden duidelijk, en worden alleen begrepen nadat ze geuit zijn in zinnen met een logische en grammaticale structuur. Zolang je gedachten onderdrukt blijven, zolang niemand ze in de openheid heeft gebracht (…) zijn ze niet werkelijk van jou.’

De rabbijn zegt ook dat ‘er vele dingen zijn die een man weet en overdenkt, maar die hij niet over zijn lippen durft te brengen. Een belijdenis dwingt iemand om de feiten zoals ze werkelijk zijn onder ogen te zien, om duidelijk uiting aan de waarheid te geven.’ (Bron: On Repentance: The Thought and Oral Discourses of Rabbi Joseph Dov Soloveitchik)

Om over na te denken:

In hoeverre brengt u uw schuld onder woorden bij G’d of de medemens?